In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 29 augustus 2018 uitspraak gedaan in een geschil tussen MAN Financial Services B.V. en een vennootschap onder firma, aangeduid als [gedaagde 1 CS]. De eiseres, MAN Financial Services, vorderde betaling van een bedrag van € 26.506,86 aan hoofdsom en € 1.040,07 aan buitengerechtelijke incassokosten, als gevolg van beëindigde serviceovereenkomsten voor het onderhoud van bedrijfswagens. De overeenkomsten waren oorspronkelijk niet met MAN Financial Services gesloten, maar de eiseres stelde dat zij deze had overgenomen van MAN Truck & Bus B.V. De rechtbank heeft onderzocht of er sprake was van een rechtsgeldige overname van de contracten en of de gedaagden, die samen [gedaagde 1 CS] worden genoemd, bevoegd waren om de vennootschap te vertegenwoordigen.
De rechtbank oordeelde dat de gedaagden niet voldoende concreet hadden betwist dat MAN Financial Services de contracten had overgenomen. Bovendien werd vastgesteld dat de gedaagden, ondanks hun verweer, niet hadden aangetoond dat de ondertekening van de contracten door [gedaagde 2] niet rechtsgeldig was. De rechtbank concludeerde dat de gedaagden hoofdelijk aansprakelijk waren voor de betaling van de vordering van MAN Financial Services, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De proceskosten werden eveneens aan de zijde van de eiseres toegewezen.
De rechtbank heeft de vordering van MAN Financial Services in zijn geheel toegewezen en de gedaagden veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, met rente en kosten. Dit vonnis is openbaar uitgesproken en is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de eiseres het vonnis kan laten uitvoeren, ook als de gedaagden in hoger beroep gaan.