ECLI:NL:RBMNE:2018:4019

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
23 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
UTR 18/2559 en UTR 18/2560
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening om kap van bomen in het kader van omgevingsvergunning

Op 23 augustus 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoekers, waaronder een stichting en een particulier, hebben bezwaar gemaakt tegen een omgevingsvergunning die aan Gooisch Bouwen B.V. is verleend voor het bouwen van een woning, het aanleggen van een inrit en het kappen van 37 bomen op een perceel in Laren. De verzoekers vreesden dat de vergunninghouder de bomen zou kappen voordat de omgevingsvergunning onherroepelijk was. Tijdens de zitting op 14 augustus 2018 is de situatie besproken, waarbij de voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de omgevingsvergunning voorschriften bevatte die de kap van de bomen pas toestonden na het onherroepelijk worden van de vergunning. De voorzieningenrechter oordeelde dat het spoedeisend belang voor het treffen van een voorlopige voorziening ontbrak, omdat de vergunninghouder zich aan de voorschriften diende te houden en handhaving door de gemeente mogelijk was. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening dan ook afgewezen, met de overweging dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummers: UTR 18/2559 en UTR 18/2560
uitspraak van de voorzieningenrechter van 23 augustus 2018 op de verzoeken om voorlopige voorziening in de zaak tussen
1. [verzoeker sub 1]te [woonplaats] (UTR 18/2559)
2. Stichting “ Verenigde Kolonie ”te Laren (UTR 18/2560)
verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Laren, verweerder

(gemachtigde: mr. B. te Velde).

Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: Gooisch Bouwen B.V. (gemachtigde: M. Makkinje ).

Procesverloop

Bij besluit van 19 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder aan Gooisch Bouwen B.V. (hierna: vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van een woning, het aanleggen van een inrit en het kappen van 37 bomen op het perceel [adres] te [woonplaats] (het perceel).
Verzoekers hebben tegen het primaire besluit bezwaar gemaakt. Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2018. Verzoeker [verzoeker sub 1] is in persoon verschenen. Namens de stichting zijn [B] , voorzitter, en [C] , penningmeester, verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Vergunninghouder is niet verschenen.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
2. Vergunninghouder heeft op 6 april 2018 bij verweerder een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend voor het bouwen van een woning, het aanleggen van een inrit en het kappen van 37 bomen op het perceel. Bij het primaire besluit heeft verweerder de omgevingsvergunning verleend.
3. Verzoeker [verzoeker sub 1] woont aan de [adres] op korte afstand van het perceel.
De stichting heeft blijkens haar statuten als doel het behoud van het (natuur)historische karakter van het gebied “ de Kolonie ” in Laren. De verzoeken zijn gericht tegen de omgevingsvergunning voor zover daarbij de kap van 37 bomen is vergund. Verzoekers zijn van mening dat het voor het bouwen van de woning en het realiseren van de inrit niet nodig is om 37 bomen te kappen, omdat met de kap van minder bomen kan worden volstaan. Met hun verzoeken om voorlopige voorziening beogen zij de kap van de bomen te voorkomen.
4. De voorzieningenrechter treft op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht alleen een voorlopige voorziening als onverwijlde spoed dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt vast dat in de omgevingsvergunning voorschriften voor de kapactiviteit zijn opgenomen, waaronder het voorschrift dat van de kapvergunning pas gebruik mag worden gemaakt na het onherroepelijk worden van de overige vergunningen voor dit perceel. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat dit voorschrift is opgenomen op advies van de groendeskundige en dat hiermee wordt bedoeld dat pas gekapt mag worden als de omgevingsvergunning, die ziet op meerdere activiteiten, onherroepelijk is. De voorzieningenrechter kan deze uitleg goed volgen. Gelet op het in de omgevingsvergunning opgenomen voorschrift, is de voorzieningenrechter van oordeel dat vergunninghouder de bomen niet mag kappen zolang deze vergunning niet onherroepelijk is. Vaststaat dat tegen de omgevingsvergunning bezwaar is gemaakt en dat de bezwaarprocedure nog loopt. Van een onherroepelijke omgevingsvergunning is dan ook nog geen sprake, zodat de bomen in afwachting van de uitkomst van de bezwaarprocedure in ieder geval niet gekapt mogen worden.
5. Tijdens de schorsing van de zitting heeft verweerder met vergunninghouder gebeld. Vergunninghouder, die zelf geen bezwaar heeft gemaakt, heeft in dat gesprek te kennen gegeven dat hij bekend is met het voorschrift, maar dat hij desondanks voornemens is om de bomen op korte termijn te gaan kappen. In deze omstandigheid ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om toch spoedeisend belang aan te nemen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het kappen van de bomen pas is toegestaan als de omgevingsvergunning onherroepelijk is. Uitgangspunt is dat een vergunninghouder zich aan de voorschriften houdt. Als vergunninghouder toch zal overgaan tot kappen voordat de omgevingsvergunning onherroepelijk is, zoals verzoekers vrezen, dan is dat naar het oordeel van de voorzieningenrechter een kwestie van handhaving. Ter zitting heeft verweerder verklaard dat erop zal worden toegezien dat het betreffende vergunningvoorschrift wordt nageleefd en dat indien nodig handhavend zal worden opgetreden. De vrees van verzoekers dat vergunninghouder zal gaan kappen op het moment dat het gemeentehuis gesloten is waardoor verweerder niet tijdig handhavend kan optreden, maakt ook niet dat onverwijlde spoed aanwezig is, omdat ook dit ziet op eventuele handhavingsperikelen.
6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt het spoedeisend belang bij het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J. van der Hoorn, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 augustus 2018.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.