ECLI:NL:RBMNE:2018:3991

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
27 juli 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
NL17.11629
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot verstrekking van onderzoeksrapporten door voormalige medewerkers van Reclassering Nederland

In deze zaak vorderen drie voormalige medewerkers van de Reclassering Nederland, die misstanden hebben aangekaart, afschriften van verschillende onderzoeksrapporten. De eisers willen deze rapporten inzien om hun rechtspositie te bepalen in het kader van een mogelijke schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat de vordering deels toewijsbaar is, omdat de eisers een rechtmatig belang hebben bij de rapporten die betrekking hebben op hun arbeidsovereenkomsten. De rechtbank stelt vast dat de vordering op grond van artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering aan de voorwaarden voldoet. De rechtbank oordeelt dat de rapporten, hoewel ze geanonimiseerd mogen worden, essentieel zijn voor de beoordeling van de rechtspositie van de eisers. De rechtbank wijst de vordering toe en veroordeelt Reclassering Nederland om de rapporten binnen vijf werkdagen na betekening van het vonnis te verstrekken. Tevens worden dwangsommen opgelegd voor het geval Reclassering Nederland niet aan deze verplichting voldoet. De proceskosten worden eveneens toegewezen aan de zijde van de eisers.

Uitspraak

vonnis

_

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Civiel recht Zittingsplaats Utrecht
zaaknummer: NL17.11629
Vonnis van 27 juli 2018in de zaak van
[eiser sub 1], wonende te [woonplaats] ,
[eiser sub 2], wonende te [woonplaats] ,
[eiser sub 3], wonende te [woonplaats] ,
eisers,
advocaat R.H.W. Lamme te Amsterdam, tegen
de stichting
STICHTING RECLASSERING NEDERLAND,
gevestigd te Utrecht,
verweerster, hierna te noemen: Reclassering Nederland, advocaat J.A. Schaap te Amsterdam.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de procesinleiding met producties
  • het verweerschrift
  • een door mr. Lamme ter griffie gedeponeerde USB stick
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling op 29 mei 2018
  • de pleitnota van mr. Lamme
  • de pleitnota van mr. Schaap.
1.2.
Op 9 juli 2018 heeft mr. Lamme, mede namens mr. Schaap, de rechtbank bericht dat partijen niet tot een minnelijke regeling zijn gekomen. Hierna is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser sub 2] is op 1 januari 2002 in dienst getreden van Reclassering Nederland en [eiser sub 1] en [eiser sub 3] op 1 maart 2007. Zij zijn allen werkzaam geweest in de functie van
“werkmeester zwaardere dadergroep”. [eiser sub 1] heeft deze functie vijf jaar vervuld, [eiser sub 2] tien jaar en [eiser sub 3] acht jaar.
2.2.
Eisers hebben in de periode van 2009-2011 missstanden aangekaart bij de projectplaats “ [projectplaats] ”. [projectplaats] is een werkplaats waar taakgestraften onder begeleiding van werkmeesters hun straf uitvoeren onder andere door het maken van meubels voor derden. Volgens eisers mochten taakgestraften, in plaats van de verplichte arbeid te verrichten, (tuin)meubilair voor zichzelf in elkaar zetten gedurende de tijd van hun straf en werd dit meubilair contant bij de werkmeesters afgerekend en door de werkmeesters bij de taakgestraften thuisgebracht.
2.3.
Naar aanleiding van de meldingen van eisers heeft de heer [A] , (voormalig) regiochef van Reclassering Nederland, een officieel intern onderzoek ingesteld. In april 2011 heeft [A] eisers bericht dat hij geen misstanden op de werkplaats heeft kunnen vaststellen.
2.4.
In september 2011 heeft arbeids- en organisatiebureau Tinguely Xperts in opdracht van Reclassering Nederland een rapport uitgebracht betreffende de werksfeer en samenwerking binnen het team [projectplaats] . In dit rapport concludeert Tinguely dat er sprake is van een ernstig geëscaleerde verhouding tussen Reclassering Nederland en eisers.
2.5.
In opdracht van Reclassering Nederland heeft Bureau Hoffmann in de periode van augustus 2011 tot en met december 2011 en in de periode van 30 januari 2012 tot 9 februari 2012 onderzoek gedaan. In het (aanvullend) rapport van Bureau Hoffmann van 16 februari 2012 heeft Hoffmann geconcludeerd dat de gemelde misstanden niet kunnen worden vastgesteld.
2.6.
Bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank ’s-Gravenhage van 27 november 2012 is de arbeidsovereenkomst tussen Reclassering Nederland en [eiser sub 1] ontbonden per 15 december 2012. De arbeidsovereenkomst met [eiser sub 2] is bij beschikking van voornoemde rechtbank van 7 december 2012 ontbonden per 31 december 2012. Op verzoek van Reclassering Nederland is de arbeidsovereenkomst met [eiser sub 3] bij beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam van 8 april 2014 ontbonden per 1 mei 2014.
2.7.
Naar aanleiding van kamervragen heeft de toenmalige Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid in januari 2014 meegedeeld dat de Raad van Toezicht van Reclassering Nederland tot de conclusie is gekomen dat de vermeende misstanden voldoende onafhankelijk en afdoende zijn onderzocht en dat hij geen reden heeft om aan deze conclusie te twijfelen.
2.8.
Tussen maart 2014 en september 2016 hebben eisers middels informanten met een verborgen camera opnieuw onderzocht of er misstanden bij Reclassering Nederland bestaan. Het Algemeen Dagblad heeft hierover op 28 november 2016 een artikel gepubliceerd.
2.9.
In 2016/2017 heeft Reclassering Nederland aan KPMG Advisory en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) opdracht gegeven om de (recente) aantijgingen te onderzoeken. Volgens KPMG en DJI levert het onderzoek geen bewijs op van vermeende misstanden.

3.Het geschil

3.1.
Eisers vorderen - samengevat - veroordeling van Reclassering Nederland tot het verstrekken van (digitale) afschriften aan eisers van het interne onderzoek van Reclassering Nederland, de twee rapporten van Hoffmann, het rapport van Tinguely, het rapport van KPMG en het rapport van DJI, één en ander op straffe van een dwangsom en met veroordeling van Reclassering Nederland in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Reclassering Nederland voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Eisers baseren hun vorderingen op artikel 843a van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). De rechtbank stelt voorop dat aan de toewijsbaarheid van een vordering op grond van 843a Rv drie cumulatieve voorwaarden zijn verbonden: (1) eisers dienen een rechtmatig belang te hebben, en het moet gaan om (2) bepaalde bescheiden (3) aangaande een rechtsbetrekking waarin eisers partij zijn. Ook als aan deze voorwaarden is voldaan, kan de gevorderde inzage worden afgewezen in verband met een functioneel verschoningsrecht, wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd.
Bepaalde bescheiden
4.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat aan de voorwaarde van ‘bepaalde bescheiden’ is voldaan. De vordering ziet immers op met name genoemde onderzoeksrapporten die zijn opgesteld naar aanleiding van de door eisers gemelde misstanden.
Rechtmatig belang
4.3.
Eisers stellen dat zij belang hebben bij het verkrijgen van een afschrift van de rapporten ter bepaling van hun rechtspositie bij een mogelijke vordering uit onrechtmatige daad en/of goed werkgeverschap. Zij stellen hiertoe dat zij reden hebben om aan te nemen dat de rapporten onzorgvuldig zijn samengesteld. Volgens eisers hebben zij concreet bewijs aangedragen voor het bestaan van de misstanden en wordt in de rapporten desondanks geconcludeerd dat er van misstanden geen sprake is. Eisers zijn van mening dat het met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid vaststaat dat de ontbinding van hun arbeidsovereenkomsten verband houdt met het aankaarten van de misstanden. Eisers hebben Reclassering Nederland immers in een ongemakkelijke situatie gebracht door de misstanden naar buiten te brengen. Ook is hierdoor de werkverhouding tussen eisers en de andere medewerkers verstoord geraakt. Als blijkt dat de rapporten feitelijke onjuistheden bevatten, vormt dit mogelijk een basis om het ontslag van eisers als onrechtmatig te bestempelen. Bovendien zal herziening van de rapporten leiden tot de conclusie dat Reclassering Nederland onzorgvuldig heeft gehandeld jegens eisers. Eisers hebben niet de bescherming gekregen die zij als klokkenluiders verdienden. Hun reputatie is besmeurd en hun positie in de maatschappij aanzienlijk verslechterd. Het onrechtmatig en onzorgvuldig handelen van Reclassering Nederland kan slechts definitief worden vastgesteld na inzage in de gevorderde rapporten, aldus steeds eisers.
4.4.
Reclassering Nederland betwist dat eisers een rechtmatig belang hebben bij het verkrijgen van afschriften van de rapporten. Zij voert hiertoe aan dat een vordering op grond van onrechtmatige daad en/of handelen in strijd met goed werkgeverschap op voorhand kansloos is. De arbeidsovereenkomsten zijn ontbonden op grond van een verstoorde arbeidsverhouding. In de ontbindingsprocedures is reeds rekening gehouden met de wijze van beëindiging van het dienstverband en de gevolgen daarvan. Een nadere schadevergoeding is niet mogelijk. Reclassering Nederland heeft de meldingen van eisers serieus genomen. Het kan haar niet worden verweten dat zij is afgegaan op de rapporten van drie externe, serieuze en onafhankelijke instanties en dat zij heeft geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs bestaat voor de vermeende misstanden. Inzage in de rapporten kan bovendien slechts leiden tot de conclusie dat de onderzoeken niet juist waren en niet tot de conclusie dat de misstanden wel degelijk bestonden.
4.5.
De rechtbank stelt vast dat het interne onderzoek, het onderzoek van Tinguely en het onderzoek van Hoffmann in de ontbindingsprocedures een rol hebben gespeeld. Door de kantonrechter te ’s-Gravenhage is in de ontbindingsprocedures betreffende [eiser sub 1] en [eiser sub 2] overwogen dat zij zich niet konden verenigen met de uitkomsten van de onderzoeken naar de door hen gemelde misstanden en dat hierin de directe aanleiding voor de verstoorde arbeidsverhoudingen is gelegen. De gemelde misstanden en de wijze waarop hiermee door Reclassering Nederland is omgegaan is blijkens de beschikking van 8 april 2014 van de kantonrechter te Rotterdam ook onderwerp van geschil geweest in de ontbindingsprocedure van [eiser sub 3] . Nu de conclusies van het interne onderzoek en het onderzoek van Hoffmann kennelijk van betekenis zijn geweest in de ontbindingsprocedures, hebben eisers een rechtmatig belang om ter beoordeling van hun rechtspositie jegens Reclassering Nederland te kunnen beschikken over een afschrift van de desbetreffende rapporten. Anders dan Reclassering Nederland heeft betoogd, is op voorhand niet aannemelijk dat een mogelijk te voeren procedure op grond van onrechtmatige daad en/of handelen in strijd met goed werkgeverschap kansloos is.
De rapportage van Tinguely is door eisers zelf als productie 6 in het geding gebracht. Nu niet is gebleken dat die rapportage onvolledig is, ontbreekt bij eisers het belang tot het verkrijgen van een afschrift van dat rapport. Het belang om te kunnen beschikken over de rapporten van KPMG en DJI acht de rechtbank evenmin aanwezig. Deze rapporten dateren van 2016/2017 en kunnen geen rol hebben gespeeld in de ontbindingsprocedures. Uit de stellingen van partijen leidt de rechtbank af dat de onderzoeken van KPMG en DJI betrekking hebben op de situatie zoals die zich voordeed in 2016/ 2017, derhalve geruime tijd nadat de arbeidsovereenkomsten van eisers waren ontbonden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt derhalve niet in te zien wat het verband is tussen die rapporten en de ontbinding van de arbeidsovereenkomsten.
Rechtsbetrekking
4.6.
Zoals hiervoor reeds is overwogen hebben het interne onderzoek en het onderzoek van Hoffmann een rol gespeeld in de ontbindingsprocedures van eisers. De rapporten zijn dan ook van belang voor de rechtsbetrekkingen waarbij eisers partij zijn (geweest), namelijk hun arbeidsovereenkomsten met Reclassering Nederland.
Behoorlijke rechtsbedeling
4.7.
Reclassering Nederland heeft zich op het standpunt gesteld dat ook zonder inzage in de rapporten een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd. Dit verweer treft geen doel. Nu Reclassering Nederland op grond van de rapporten heeft geoordeeld dat de vermeende
misstanden zich niet hebben voorgedaan, hebben eisers de rapporten nodig om te beoordelen of Reclassering Nederland onrechtmatig c.q. onzorgvuldig jegens hen heeft gehandeld.
Het beroep op vertrouwelijkheid
4.8.
Reclassering Nederland heeft gesteld dat zij gewichtige redenen heeft om de afgifte en inzage in de rapporten te weigeren omdat de rapporten uitgebreide en gedetailleerde verslagen bevatten van gesprekken die in het kader van vertrouwelijke onderzoeken zijn gevoerd met ex-collega’s van eisers en anderen. Zelfs al zouden alle personen geanonimiseerd worden, dan blijven de betrokken personen herleidbaar door hetgeen zij vertellen. De rechtbank volgt Reclassering Nederland niet in haar stelling. De wens van Reclassering Nederland om de geïnterviewden vertrouwelijkheid toe te zeggen zodat zij zich vrij voelen om verklaringen af te leggen is begrijpelijk, maar in dit geval dient het belang van eisers om hun rechtspositie te kunnen bepalen zwaarder te wegen dan de belangen van de ex-collega’s en andere geïnterviewden. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat Reclassering Nederland niet concreet heeft gemaakt welke passages in haar interne rapportage en de rapportage van Hoffmann zijn gebaseerd op verklaringen die in vertrouwen zijn afgelegd en waarom de belangen van de betrokkenen door openbaarmaking van deze passages zouden worden geschaad.
Conclusie
4.9.
Op grond van het vorenstaande zal Reclassering Nederland worden veroordeeld om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis een afschrift van het rapport van het interne onderzoek van Reclassering Nederland en het rapport (inclusief het aanvullend rapport) van Hoffmann te verstrekken. Reclassering Nederland kan ervoor kiezen om de rapporten te scannen en aldus digitaal aan te leveren, indien dit geen meerkosten meebrengt en de authenticiteit van de rapporten gewaarborgd blijft. De rapporten hoeven niet in digitale vorm te worden verstrekt.
De dwangsommen die aan deze veroordelingen worden verbonden zijn eveneens toewijsbaar en zullen worden gemaximeerd tot een bedrag van in totaal € 50.000,--. Voor beide rapporten geldt dat Reclassering Nederland deze mag anonimiseren door de namen van personen, eventuele adresgegevens en telefoonnummers weg te lakken. De overige gegevens dienen zichtbaar te blijven.
4.10.
Reclassering Nederland zal, als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij, in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van eisers worden begroot op:
  • explootkosten € 97,31
  • griffierecht € 287,00
  • salaris gemachtigde €

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt Reclassering Nederland om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan eisers een afschrift te verstrekken van het – met inachtneming van rechtsoverweging 4.9. geanonimiseerde – rapport van het interne onderzoek van Reclassering Nederland;
5.2.
veroordeelt Reclassering Nederland om binnen vijf werkdagen na betekening van dit vonnis aan eisers een afschrift te verstrekken van het – met inachtneming van rechtsoverweging 4.9. geanonimiseerde – rapport (inclusief het aanvullende rapport) van Hoffmann;
5.3.
veroordeelt Reclassering Nederland om aan eisers een dwangsom te betalen van
€ 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.1 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet en veroordeelt Reclassering Nederland om aan eisers een dwangsom te betalen van € 10.000,-- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij na betekening van dit vonnis niet aan de in 5.2 uitgesproken hoofdveroordeling voldoet, tot een maximum van in totaal € 50.000,-- is bereikt;
5.4.
veroordeelt Reclassering Nederland tot betaling van de proceskosten aan de zijde
van eisers, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 1.470,31;
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.S. Penders en in het openbaar uitgesproken op 27 juli 2018