ECLI:NL:RBMNE:2018:3966

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
21 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
659164-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woninginbraak met bewezenverklaring en strafoplegging

Op 21 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Lelystad uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 25 februari 2018 te Almere een woninginbraak heeft gepleegd. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 12 juni en 7 augustus 2018. De officier van justitie, mr. R. Leuven, heeft de verdachte beschuldigd van diefstal door middel van braak, waarbij de verdachte een portemonnee en sokken heeft gestolen uit de woning van het slachtoffer, [slachtoffer]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de officier van justitie ontvankelijk was in de vervolging. De rechtbank heeft de bewijsvoering beoordeeld, waarbij de verdediging aanvoerde dat het sporenonderzoek slordig was uitgevoerd. De rechtbank oordeelde echter dat de bewijsstukken, waaronder forensisch bewijs, voldoende waren om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft ook vorderingen tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke straffen toegewezen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke situatie van de verdachte, die eerder veroordeeld was voor vermogensdelicten. De rechtbank heeft geen bijzondere voorwaarden opgelegd, omdat de motivatie van de verdachte voor behandeling niet overtuigend was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/659164-18 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 21 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1972 te [geboorteplaats] ,
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres] ,
gedetineerd in het [verblijfplaats] te [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 12 juni 2018 en 7 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. R. Leuven en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. J.A.C. van den Brink, advocaat te Almere, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 25 februari 2018 te Almere uit een woning aan het [adres] een portemonnee en/of sokken toebehorende aan [slachtoffer] heeft gestolen door middel van braak, verbreking en/of inklimming.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ter terechtzitting van 7 augustus 2018 primair verzocht om verbalisant [verbalisant 1] als getuige te doen horen. [verbalisant 1] heeft het sporenonderzoek uitgevoerd. Volgens de raadsman is dit onderzoek slordig uitgevoerd. Uit het aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek van 28 juli 2018 blijkt dat [verbalisant 1] in het originele proces-verbaal van sporenonderzoek van 25 februari 2018 bij meerdere sporen verkeerde SIN-nummers heeft vermeld. Daarnaast blijkt uit het laatstgenoemde proces-verbaal dat sommige sporen pas later zijn gewaarmerkt. Bovendien volgt uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) van 16 maart 2018 dat één spoor niet kon worden onderzocht, omdat het niet conform de HVC-intake criteria was aangeleverd. Gelet op deze omstandigheden wenst de raadsman [verbalisant 1] als getuige te doen horen over haar deskundigheid en de wijze waarop de sporen zijn veiliggesteld.
Indien de rechtbank dit verzoek afwijst, heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat, gelet op voornoemde onnauwkeurigheden, het sporenonderzoek niet als bewijs kan worden gebruikt. De dossierstukken die vervolgens resteren sluiten volgens de raadsman het scenario zoals verdachte dat schetst niet uit. Verdachte heeft verklaard dat hij twee mannen bij de woning van aangeefster zag inbreken op het moment dat hij daar langs liep. Deze mannen kwamen vervolgens achter hem aan. Toen hij ze had afgeschud is hij teruggekeerd naar de woning. Hij klopte op het raam aan de achterkant van de woning, waarop aangeefster het raam opendeed. Hij zei toen tegen haar dat zij de politie moest bellen, omdat hij zelf geen telefoon had. Aangeefster viel tussendoor de hele tijd in slaap. Toen hij daar bij het raam stond is hij aangehouden door de politie. De raadsman heeft bepleit dat, nu dit scenario niet wordt weerlegd door de dossierstukken, verdachte moet worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Het sporenonderzoek
Uit het aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek van 28 juli 2018 blijkt dat verbalisant [verbalisant 1] per abuis in de vrije tekst van het proces-verbaal sporenonderzoek van 25 februari 2018 drie SIN-nummers heeft omgewisseld. De rechtbank overweegt dat dit slechts een klein deel van de veiliggestelde sporen betreft en dat alle nummers wel correct zijn genoemd in de bijgevoegde sporenlijst. Bovendien zijn deze verschrijvingen inmiddels bij het aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek van 28 juli 2018 opgehelderd en hersteld. Ten aanzien van de notie van de raadsman dat sommige sporen later zijn veiliggesteld en dat één spoor niet door het NFI kon worden onderzocht, ziet de rechtbank niet in waarom deze enkele notie ertoe moet leiden dat niet langer kan worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van het gehele onderzoek. Het feit dat deze omstandigheden zijn vermeld in het proces-verbaal dan wel het rapport, ziet de rechtbank juist als een teken van zorgvuldigheid, dat eerder bijdraagt aan de betrouwbaarheid dan dat het daaraan afdoet.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat voornoemde omstandigheden, zowel alleen als tezamen bezien, geen aanleiding geven om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van het onderzoek dan wel de deskundigheid van verbalisant [verbalisant 1] . De rechtbank acht het dan ook niet noodzakelijk voor enige door de rechtbank te nemen beslissing om verbalisant [verbalisant 1] als getuige te horen, zodat dit verzoek wordt afgewezen. Daarnaast volgt uit het voorgaande dat de rechtbank geen aanleiding ziet om het sporenonderzoek uit te sluiten van het bewijs. Dit verweer wordt verworpen.
Bewijsmiddelen [1]
Op 25 februari 2018 omstreeks 03:24 uur kregen verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] de opdracht om te gaan naar het [adres] te [woonplaats] . Verbalisant [verbalisant 2] hoorde van de centralist dat er op heterdaad werd ingebroken bij het perceel. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat er recent ook op bij het perceel was ingebroken. Toen zij ter plaatse kwamen zijn zij direct naar de voorzijde van het [straatnaam] perceelnummer [nummeraanduiding] gerend. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat aan de voorzijde versplinterd glas onder een kozijn van dat perceelnummer liggen. Tevens zag verbalisant [verbalisant 2] dat twee houten underlayment platen tegen de gevel van het perceel stonden. Verbalisant [verbalisant 2] is naar de achterzijde van de woning gerend. Omdat de achterzijde cq achtertuin van het perceel vrij toegankelijk was kon hij met zijn zaklantaarn de gehele achterzijde onderzoeken. Hij zag dat alle deuren en ramen waren gesloten. Tevens zag hij geen opmerkelijke zaken die niet thuis zouden horen in een achtertuin. Hierna is hij naar de vierde woning van de rij gelopen, maar hij zag hier geen bijzonderheden. Hij is teruggelopen naar de achterzijde van nummer [nummeraanduiding] . Op dat moment zag hij dat collega [verbalisant 3] zich ook aan de achterzijde van perceelnummer [nummeraanduiding] bevond. [2] Op dat moment zag hij een negroïde manspersoon met donkere kleding in de achtertuin van perceelnummer [nummeraanduiding] staan. Hij zag dat deze manspersoon, naar later bleek verdachte [verdachte] , op ongeveer één meter vanaf een openstaand draairaam stond. Hij zag op de grond, direct onder verdachte, een blauwe portemonnee en een paar sokken met bloed liggen. Hij had continue zicht op het trottoir welke achter de woningen loopt. Hierdoor kon niemand ongemerkt de achterzijde van de woningen bereiken. Gezien de bovengenoemde feiten en omstandigheden hebben collega [verbalisant 3] en verbalisant [verbalisant 2] de verdachte op heterdaad aangehouden. [3]
Op 25 februari 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van diefstal uit haar woning aan het [adres] te [woonplaats] , gepleegd op 25 februari 2018 om 03:24 uur. Zij heeft verklaard dat de politie haar vertelde dat er zojuist in haar woning was ingebroken. Zij had hiervan niets gemerkt. De politie liet haar een blauwe portemonnee zien die zij herkende als haar oude portemonnee, tevens zaten daarin pasjes die op haar naam stonden. Deze portemonnee lag in de kast welke achter de bank in de woonkamer van haar woning staat. Zij zag dat de deur van deze kast openstond. Zij weet zeker dat deze portemonnee in haar woning lag op het moment dat zij op de bank ging liggen. Ook weet zij zeker dat dat het raam aan de achterzijde en aan de voorzijde van de woning dicht was op het moment dat zij op de bank ging liggen. [4]
De getuige [getuige] heeft verklaard dat zij op 25 februari 2018 omstreeks 03:15 uur een geluid hoorde dat van buitenaf kwam. Het geluid was net alsof er tape werd losgetrokken. Zij moest direct aan haar buurvrouw denken die op [straatnaam] perceelnummer [nummeraanduiding] woont. Daar was op 20 februari in de nacht een poging inbraak geweest. Aan de voorzijde was een raam ingeslagen waarna een glaszetter het raam had afgedicht. Door middel van twee houten platen en tape is het raam afgedicht. Zij heeft direct de politie gebeld toen zij het geluid hoorde van het lostrekken van de tape. [5]
Op 25 februari 2018 omstreeks 04:05 uur zag verbalisant [verbalisant 4] tijdens het insluiten van verdachte dat [verdachte] verwondingen had aan zijn linkerhand. Hij zag dat de verwondingen bestonden uit kleine snijwonden ter grootte van ongeveer één centimeter. Hij zag dat er uit één van de verwondingen nog kleine druppeltjes bloed kwamen. [6]
Op 25 februari 2018 werd door verbalisant [verbalisant 1] forensisch onderzoek verricht naar sporen in verband met een diefstal in/uit een woning, gepleegd tussen 25 februari 2018 omstreeks 03:20 uur en 25 februari 2018 te 03:24 uur. Het onderzoek is verricht in een woning bij [slachtoffer] gelegen aan de [adres] , [woonplaats] . Verbalisant [verbalisant 1] heeft de volgende sporen veiliggesteld:
Dacty sporen
SIN :AAKJ7487NL
Spooromschrijving :Vingerafdruk
Plaats veiligstellen :Kozijn slaapkamer. inklimspoor
Biologische sporen
SIN :AAKJ7484NL
Spooromschrijving :Bloed
Plaats veiligstellen :Bagagedrager achtergebleven fiets
SIN :AAKJ7485NL
Spooromschrijving :Bloed
Plaats veiligstellen :Op rijplaat voor voordeur
SIN :AAKJ7467NL
Spooromschrijving :Bloed
Plaats veiligstellen :Op witte sokken die bij verdachte zijn (de rechtbank begrijpt: aangetroffen) [7]
Uit het rapport van het NFI van 16 maart 2018 blijkt dat bij de SIN-nummers AAKJ7484NL, AAKJ7485NL en AAKJ7467NL het celmateriaal afkomstig kan zijn van [verdachte] en dat de matchkans kleiner is dan één op één miljard. [8]
Uit het rapport dactyloscopisch onderzoek van 13 maart 2018 blijkt dat onderzoek naar het SIN-nummer AAKJ7487NL heeft geleid tot individualisatie van het spoor op een persoon geregistreerd onder de naam [verdachte] , geboren op [geboortedatum] 1972 in [geboorteplaats] . Uit dit onderzoek blijkt dat zowel een zeer grote mate van overeenkomst is geconstateerd als de afwezigheid van onverklaarbare dactyloscopische verschillen. Deze bevindingen liggen geheel in de lijn der verwachting wanneer het spoor van de donor afkomstig is. De kans om deze mate van overeenkomst aan te treffen bij een willekeurig ander persoon is verwaarloosbaar klein. [9]
Bewijsoverweging
Op grond van de inhoud van voornoemde bewijsmiddelen in hun onderling verband en samenhang bezien acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de hem ten laste gelegde woninginbraak. Het alternatieve scenario zoals geschetst door verdachte wordt op zodanig vele en relevante punten weerlegd door de bewijsmiddelen, dat dit naar het oordeel van de rechtbank geen verdere bespreking behoeft.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
hij op 25 februari 2018 te [woonplaats] , gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (rond 03:24 uur), met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (perceel [adres] ) heeft weggenomen een portemonnee, toebehorende aan [slachtoffer] , waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en dat weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en inklimming.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking en inklimming.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.1
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht, indien de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, verdachte een gevangenisstraf op te leggen voor de maximale duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.
8.2
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woninginbraak gedurende de nachtelijke uren terwijl de bewoner, mevrouw [slachtoffer] , thuis lag te slapen op de bank. Woninginbraken maken een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers, die zich daardoor veelal niet meer veilig voelen in hun eigen woning. Dit gevoel van onveiligheid wordt vaak versterkt in het geval de slachtoffers thuis zijn ten tijde van de inbraak. Dergelijke strafbare feiten dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister van 26 juni 2018 met betrekking tot verdachte, waaruit volgt dat hij eerder meerdere malen is veroordeeld voor vermogensdelicten.
De rechtbank heeft verder acht geslagen op:
 een psychiatrisch rapport van 18 mei 2018, opgemaakt door dr. D.J. Vinkers, psychiater;
 een psychologisch rapport van 28 mei 2018, opgemaakt door R. Bout, GZ-psycholoog;
 een reclasseringsadvies van Tactus van 25 april 2018;
 een reclasseringsadvies van Tactus van 11 juni 2018; en
 een reclasseringsadvies van Tactus van 2 augustus 2018.
Op te leggen straf
Gelet op de hiervoor beschreven aard en ernst van het feit kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Uit de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting volgt dat bij een woninginbraak en veelvuldige recidive een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van zeven maanden pleegt te worden opgelegd. De rechtbank zal dit als uitgangspunt nemen.
Uit voornoemd psychiatrisch rapport en psychologisch rapport blijkt dat er bij verdachte sprake is van een lichte verstandelijke beperking, een ernstige stoornis in het gebruik van verschillende middelen (waaronder cannabis en cocaïne) en antisociale persoonlijkheidstrekken. Daarvan was ook sprake ten tijde van het laste gelegde feit, zodat wordt geconcludeerd om verdachte het laste gelegde, indien bewezen verklaard, in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare. Dit betekent dat verdachte een lagere straf zal worden opgelegd dan volgt uit de landelijke oriëntatiepunten.
Uit het psychiatrisch rapport en het psychologisch rapport volgt voorts dat verdachte baat zou hebben bij begeleiding en behandeling. In die rapporten wordt ook geadviseerd in de vorm van welke bijzondere voorwaarden dit plaats zou moeten vinden. Naar aanleiding van dit advies is de reclassering aan de slag gegaan en heeft voorwerk verricht voor het geval deze bijzondere voorwaarden aan verdachte worden opgelegd. Uit alle rapporten volgt evenwel ook dat de motivatie van verdachte van cruciaal belang is voor de begeleiding en de behandeling. Op grond van eerdere verklaringen van verdachte, voornamelijk de verklaring van verdachte ter terechtzitting van 7 augustus 2018, is de rechtbank van die motivatie niet overtuigd geraakt. Dit maakt dat de rechtbank aan verdachte geen bijzondere voorwaarden zal opleggen en zal volstaan met een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Gelet op al deze omstandigheden zal de rechtbank, overeenkomstig de standpunten van de officier van justitie en de raadsman, aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van zes maanden, met aftrek van voorarrest.

9.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

9.1
Parketnummer 13/002956-17
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 20 april 2017 is verdachte een gevangenisstraf voor de duur van 1 week voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
9.2
Parketnummer 15/011408-17
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Holland van
13 april 2017 is verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 25 dagen voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.
9.3
Parketnummer 16/202013-16
Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van
21 maart 2017 is verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 3 weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 63, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 13/002956-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 20 april 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
1 week;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 15/011408-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Noord-Holland bij vonnis van 13 april 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
25 dagen;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/202013-16
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland bij vonnis van 21 maart 2017 opgelegde voorwaardelijke
gevangenisstrafvoor de duur van
3 weken;
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en H. den Haan, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 21 augustus 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op één of meer tijdtstip(pen) op of omstreeks 25 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd (rond 03:24 uur), met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (perceel [adres] ) heeft weggenomen een portemonnee en/of sokken, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of die/dat weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van 26 februari 2018, 6 maart 2018 en
2.Pagina 1002.
3.Pagina 1003.
4.Pagina 1000.
5.Pagina 1006.
6.Pagina 1022.
7.Aanvullend proces-verbaal sporenonderzoek van 28 juli 2018, opgesteld door verbalisant [verbalisant 1] .
8.Pagina 1029 en 1030.
9.Pagina 1034 en 1035.