Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
Partijen zullen, tenzij daartoe een wettelijke verplichting bestaat, geen mededelingen doen aan derden over de inhoud van de door hen getroffen regeling. Partijen zullen zich niet negatief over elkaar uitlaten tegenover derden. Partijen behouden zich wel het recht voor zich in een gerechtelijke procedure op de inhoud van deze overeenkomst te beroepen.”
Bij overtreding van het vorenstaande verbeurt de (ex-)Werknemer - ten behoeve van de Werkgever - telkens een dadelijk opeisbare boete zonder dat voorafgaande sommatie of ingebrekestelling is vereist, van € 1000,- ineens, te vermeerderen met een bedrag van € 250,- per dag voor iedere dag dat overtreding voortduurt, onverminderd het recht van de Werkgever om nakoming van het vorenstaande en/of schadevergoeding te vorderen.”
3.De vordering en het verweer
4.De beoordeling
Aanvullendepostcontractuele bedingen), daaruit inderdaad afgeleid kan worden dat artikel 8.3. alleen ziet op de verplichtingen die in artikel 8.1. en 8.2. zijn genoemd. Nu de werkgever verder geen duidelijkheid heeft geschapen over de uitleg van dit beding en het woordje “vorenstaande” zowel kan slaan op artikel 8.2 en 8.1 als ook op de daarvoor geformuleerde artikelen, moet bijgevolg het zogenoemde contra-proferentem-beginsel worden toegepast. Dat betekent dat een onduidelijk beding in het nadeel moet worden uitgelegd van degene die het heeft opgesteld (de werkgever).