ECLI:NL:RBMNE:2018:3960

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
22 augustus 2018
Zaaknummer
16/994040-14 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift door indienen van valse facturen bij zorgverzekeraars

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van medeplegen van oplichting en valsheid in geschrift. De verdachte heeft samen met anderen gedurende bijna twee jaar valse facturen ingediend bij zorgverzekeraars, wat resulteerde in een onterecht uitgekeerd bedrag van € 185.340,52. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, als baliemedewerker bij een tandartspraktijk, toegang had tot het factureringssysteem en valse facturen opmaakte voor niet uitgevoerde tandheelkundige behandelingen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op grove wijze misbruik had gemaakt van het zorgstelsel en dat zijn handelen ernstige gevolgen had voor de betrokken zorgverzekeraars. De rechtbank heeft ook de vorderingen van benadeelde partijen Menzis en Coöperatie VGZ U.A. beoordeeld, waarbij Menzis een schadevergoeding van € 17.983,81 toegewezen kreeg, terwijl de vordering van VGZ niet-ontvankelijk werd verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/994040-14 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 1 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Ghana),
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 18 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. L.M.J. Backx en van hetgeen verdachte en mr. J.A Neslo, advocaat te Almere, alsmede de heer [A] namens de benadeelde partij Menzis Zorgverzekeraar N.V. en de heer [B] en mevrouw [C] namens de benadeelde partij Coöperatie VGZ U.A. naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:zich in de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 februari 2012 te Almere en/of
Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, schuldig heeft
gemaakt aan oplichting van zorgverzekeraars voor een totaalbedrag van € 185.340,52, althans € 59.317,33.
Feit 2:zich in de periode van 11 maart 2010 tot en met 3 augustus 2011 te Almere en/of
Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, schuldig heeft gemaakt aan het
opmaken van valse geschriften, te weten tandartsfacturen en declaratieformulieren
en van deze valse geschriften opzettelijk gebruik heeft gemaakt.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. De verdediging heeft ten aanzien van de ten laste gelegde oplichting en valsheid in geschrifte allereerst aangevoerd dat verdachte nimmer tandartsfacturen en/of declaratieformulieren heeft opgemaakt dan wel heeft ingediend bij zorgverzekeraars. Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist hoe hij de facturen moest opmaken en dat in de praktijk het opmaken van de facturen door de tandartsen zelf werd gedaan. Verdachte heeft zelf niets met de oplichting en valsheid in geschrifte te maken. Gelet op dit standpunt van de verdediging is er ook geen sprake van medeplegen van deze feiten, nu er geen nauwe en bewuste samenwerking te bewijzen is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Het bewijs voor feit 1 en 2
Inleiding
De aanleiding van het strafrechtelijk onderzoek van de FIOD is een gezamenlijke aangifte op 14 februari 2013 van zorgverzekeraars Achmea Divisie Zorg en Gezondheid (hierna: Achmea), AGIS Zorgverzekeringen N.V. (hierna: AGIS), Menzis Zorgverzekeraar N.V. (hierna: Menzis), Coöperatie VGZ UA (hierna: VGZ) en CZ Groep Zorgverzekeraars (hierna: CZ) tegen 97 verzekerden.
Tussen 2010 en 2012 ontvingen de zorgverzekeraars van de verzekerden facturen van
[tandartspraktijk 1] B.V. (hierna: [tandartspraktijk 1] ) te [vestigingsplaats] of [tandartspraktijk 2] B.V., terwijl na onderzoek bleek dat de tandartspraktijken deze facturen niet hadden
opgemaakt en de behandelingen niet hadden plaatsgevonden.
Het onderzoek heeft geleid naar onder meer verdachten [verdachte] en [medeverdachte] , beiden woonachtig in [woonplaats] . Aan de verdachten is ten laste gelegd dat zij, tezamen en in vereniging met anderen, de oplichting hebben geïnitieerd, uitgevoerd en ervan hebben geprofiteerd. Hen wordt verweten dat zij hun eigen gegevens en gegevens van anderen hebben gebruikt om zorgverzekeraars ertoe te bewegen om op basis van valse facturen en declaratieformulieren vergoedingen uit te betalen. Verzekerden die door of namens [verdachte] of [medeverdachte] waren geronseld om hun gegevens af te staan en te laten gebruiken, moesten vervolgens een deel van het uitbetaalde bedrag direct of indirect afgeven aan [verdachte] of [medeverdachte] .
De rechtbank ziet zich allereerst gesteld voor de vraag of er sprake is geweest van oplichting van de zorgverzekeraars en of de verdachte in strafrechtelijke zin betrokken is geweest bij deze oplichting. Vervolgens dient de rechtbank de vraag te beantwoorden of de verdachte zich al dan niet schuldig heeft gemaakt aan valsheid in geschrifte van een vijftal facturen en/of declaratieformulieren en het opzettelijk gebruik maken van deze valse geschriften als ware het echt en onvervalst.
Bewijsmiddelen [1]
De rechtbank leidt uit de beschikbare bewijsmiddelen de volgende feiten en omstandigheden af.
Gezamenlijke aangifte van Achmea, AGIS, Menzis, VGZ en CZ van 14 februari 2013
De in dit dossier samenwerkende verzekeringsmaatschappijen zijn alle deelnemer van
Zorgverzekeraars Nederland (hierna: ZN) en hebben het Protocol Verzekeraars & Criminaliteit van
het Verbond van Verzekeraars en ZN ondertekend. Hiermee wordt het belang van publiek
private samenwerking bij de aanpak van (verzekerings-) fraude onderschreven en nemen
deel in het landelijk project Publiek Privaat Samenwerkingsmodel Financieel Rechercheren.
De verzekeraars stellen zich, in aansluiting op het beleid van Politie en Openbaar Ministerie,
actief op bij de aanpak van fraude en leveren daarvoor in aanmerking komende fraudezaken
aan.
De aanleiding tot het onderzoek is als volgt
In de periode van 1 juni 2010 tot 1 januari 2012 ontvangen Menzis, VGZ, AGIS, CZ en
Achmea van meerdere verzekerden facturen op naam van [tandartspraktijk 1] . Deze
facturen betreffen tandheelkundige behandelingen in het jaar 2010. Uit onderzoek, gedaan
door de betreffende zorgverzekeraars, blijkt dat deze facturen niet zijn aangemaakt door de
betreffende tandartspraktijk. Verder hebben de behandelingen op de facturen niet
plaatsgevonden en is de persoon op wiens naam de factuur is afgegeven niet bij [tandartspraktijk 1] geweest op de gefactureerde behandeldata. Tijdens een vergadering van de Overleg Werkgroep Casuïstiek Fraude bij ZN is naar voren gekomen dat meerdere verzekeraars mogelijk valse facturen op naam van [tandartspraktijk 1] hebben ontvangen en verwerkt dan wel uitbetaald hebben. Dit betreft Menzis, VGZ, AGIS, CZ en Achmea.
Elk van de betrokken zorgverzekeraars heeft een onderzoek gedaan naar de door hen ontvangen facturen. De uitkomsten zijn als volgt (kort samengevat):
Schadeoverzicht per verzekeraar:
Gedeclareerd bedrag Uitgekeerd bedrag
Achmea EUR 45.237,18 EUR 31.007,91
AGIS EUR 138.807,05 EUR 113.338,87
MENZIS EUR 22.009,18 EUR 17.067,50
VGZ EUR 29.646,53 EUR 20.851,02
CZ
EUR 3.075,22 EUR 3.075,22
Totaal EUR 238.775,16 EUR 185.340,52 [2]
DOC 131-B Herziende lijst van namen van verzekerden en ingediende facturen bij de zorgverzekeraars opgemaakt door de FIOD
In totaal zijn 103 tandartsfacturen in het onderzoek betrokken en ingediend bij de zorgverzekeraars Achmea, AGIS, MENZIS, VGZ en CZ. Er is een totaalbedrag van € 244.711,40 gefactureerd aan de zorgverzekeraars. Op 84 facturen wordt hetzelfde factuurnummer meermalen gebruikt. Factuur 1100004 komt 35 keer voor. [3]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 25 november 2014
De heer [getuige 1] heeft in zijn eerste verhoor als getuige bij de FIOD verklaard dat hij de oprichter is van [tandartspraktijk 1] te [vestigingsplaats] . De onderneming is in februari 2010 gestart en was eerst een B.V. in oprichting. De akte is in juli 2010 gepasseerd. Hij hield zich als eigenaar bezig met alle activiteiten om de tandartspraktijk draaiende te houden, behalve het verrichten van tandheelkundige handelingen. De dagelijkste administratie werd door hem verzorgd. De tandartsen verwerkten de behandelcodes, vervolgens gaven ze de gegevens vrij aan hem om de facturatie aan FAMED te verzorgen. De contante facturen werden door de baliemedewerker opgemaakt.
Aan [getuige 1] is voorafgaand aan het verhoor een overzicht, genummerd als DOC-131 [4] , gegeven van ongeveer 100 facturen die uit naam van [tandartspraktijk 1] zijn opgemaakt. Deze facturen zijn gericht aan verschillende personen. De facturen zijn ingediend bij verschillende verzekeringsmaatschappijen, met het verzoek de facturen te betalen op rekening van de geadresseerde personen. [getuige 1] is nagegaan of de in dit overzicht vermelde personen ook daadwerkelijk klant waren bij [tandartspraktijk 1] . Hij heeft zijn bevindingen genoteerd respectievelijk aangevuld op het document DOC-131, waaruit DOC-131A is ontstaan. [5]
Verder heeft [getuige 1] verklaard dat de in de facturen genoemde behandelingen niet door [tandartspraktijk 1] zijn uitgevoerd en ook niet door [tandartspraktijk 1] zijn opgemaakt. [6]
Op de vraag van de FIOD of de lay-out van de facturen wel in overeenstemming is met die van de facturen zoals die door [tandartspraktijk 1] zijn opgemaakt heeft hij verklaard:
“In de periode februari 2010 tot en met 31 december 2010 dat de facturatie werd uitgevoerd met het programma Robadent stemt de lay-out overeen. Op 1 januari 2011 zijn wij overgegaan op het programma Evolution, de facturen die met dit programma zijn gemaakt hadden een andere lay-out”.
Op de vraag van de FIOD of [getuige 1] een vermoeden heeft door wie deze facturen die op het document DOC-131 zijn beschreven zijn opgemaakt heeft [getuige 1] verklaard:
“Het zou kunnen zijn dat mijn ex-werknemer die aan de balie werkte, de heer [verdachte]
, hierbij betrokken kan zijn. Hij werkte al in de praktijk van meneer [D] en toen ik de praktijk voortzette heb ik hem in loondienst genomen. De heer [verdachte] maakte indien nodig de contante facturen op en had toegang tot het computersysteem en de kennis hiervan. Ik heb zijn naam ook op de lijst zien staan (DOC-131) en ik heb u gezegd dat de behandelingen die op deze lijst staan niet zijn uitgevoerd en gefactureerd. Destijds kwam de heer [verdachte] bij mij als betrouwbaar over, ik heb nu daar mijn twijfels over, gezien mijn bevindingen”. [7]
Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 april 2015
De heer [getuige 1] heeft in zijn tweede verhoor als getuige bij de FIOD voorts het volgende verklaard:
“ [verdachte] is bij mij begonnen sinds de dag dat ik de praktijk heb overgenomen, op 1 februari 2010. De praktijk die ik had overgenomen heette [tandartspraktijk 2] BV. [verdachte] werkte al bij [tandartspraktijk 2] B.V. Ik heb de inventaris overgenomen en vanaf dat moment heette de praktijk [tandartspraktijk 1] B.V. [verdachte] was 5 dagen per week werkzaam. Zijn werkzaamheden bestonden uit het bellen met patiënten, het maken van afspraken, patiënten ontvangen, wat postwerkzaamheden en later zijn de factuurafhandelingen daarbij gekomen. Vanaf 1 februari 2010 heb ik, omdat ik zelf niet altijd aanwezig was, besloten om de contante betalingen af te houden. Alle patiënten die kwamen werden verrekend met het Famed factoring systeem. Een enkeling, een stuk of vijf hebben wel contant afgerekend in 2010. Eind 2010 zijn we overgestapt naar het nieuwe systeem, Evolution. Daarna mocht er wel contant afgerekend worden. In 2010 waren er maar twee personen die contante facturen op konden maken. Dat waren [verdachte] en ik. [verdachte] heeft in beide systemen gefactureerd, ook in het oude systeem. [verdachte] wist hoe dat moest”. [8]
Voorts heeft [getuige 1] op de vraag van de FIOD of [verdachte] opgeleid was om contante facturen op te maken het volgende verklaard:
“Juist van [verdachte] heb ik geleerd hoe dat moest in het oude systeem Robadent. [verdachte] wist hoe dat systeem in elkaar zat, voor wat betreft patiënten opzoeken, facturen opzoeken, dus ook facturen opmaken. Dat was ook vrij gemakkelijk, maar zonder de juiste inlogcodes was het onmogelijk om een factuur te maken.
Op de vraag hoe het maken van facturen in zijn werk ging heeft [getuige 1] verklaard:
“In het systeem wordt een patiënt behandeld door de tandarts en daarna gaat de patiënt naar de balie, naar [verdachte] , die zoekt de gegevens van de patiënt weer op. Ondertussen heeft de tandarts de patiënt in het systeem als afgehandeld gemeld, waardoor er een factuur gegenereerd kon worden. Dan was het een kwestie van op een knop drukken en dan kwam de factuur uit het systeem bij de balie, bij [verdachte] . De printer stond bij [verdachte] , bij de balie”. [9] Voorts heeft [getuige 1] verklaard dat er maar één [verdachte] werkzaam is geweest bij [tandartspraktijk 1] en dat was [verdachte] , geboren in Ghana. [10]
Verzekerden
De FIOD heeft een aantal verzekerden op wiens naam facturen en/of declaratieformulieren zijn ingediend bij de zorgverzekeraars verhoord. Van een aantal verzekerden, waaronder de verzekerden (en tevens verdachte) die in de tenlastelegging van feit 2 worden weergegeven, zijn de verhoren en de daaraan ten grondslag liggende documenten hierna als bewijsmiddelen opgenomen.
[getuige 2] ( [getuige 2] )
DOC-088 1/3 t/m 3/3: Een factuur van 23 november 2010 van [tandartspraktijk 1] B.V. aan [getuige 2] , wonende te [woonplaats] , voor een bedrag van € 2.732,52. [11]
DOC-161: Een declaratieformulier van [getuige 2] van 15 november 2010 voor een bedrag van € 2.732,52 gericht aan AGIS. [12]
DOC-183 2/9:Een rekeningafschrift van de Rabobank, op naam van [getuige 2] , rekeningnummer [rekeningnummer] , waarop te zien is dat op 17 december 2010 een bedrag van € 2.687,52 is bijgeschreven van AGIS op de rekening van [getuige 2] . Vervolgens wordt op diezelfde dag een geldopname gedaan van € 1.250,-. [13]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 5 februari 2015
Aan [getuige 2] wordt DOC-161 getoond. [getuige 2] heeft hierover verklaard:
“Ik ken dit formulier niet. Het is ook mijn handschrift niet en ook niet mijn handtekening”. [14]
Ook wordt [getuige 2] DOC-088 getoond. Hij heeft hierover verklaard:
“Dit klopt niet, zoveel. Ik ben daar nooit geweest, ik heb de behandelingen nooit gehad. De naam van het bedrijf zegt mij ook niks”. [15]
Aan [getuige 2] wordt DOC-183 getoond. Hier heeft hij over verklaard:
"Ik werd benaderd door een medewerker van [tandartspraktijk 1] . [16] Het is een jongen die ik ken. Hij heet [verdachte] van zijn voornaam. Ik ken zijn achternaam niet. Hij woont volgens mij in [woonplaats] . Die [verdachte] vertelde dat wij recht hadden op een tandartsverzekering vergoeding tot je 23ste. Die [verdachte] vertelde dat wij daarvoor geld konden krijgen. Hij kon zorgen dat wij geld op onze rekening konden krijgen. Hij zei dat wij daar recht op hadden, tot ons 23ste. Dus toen zei hij dat hij daarmee bezig was en als we daar interesse in hadden, kon hij dat voor ons regelen. Ik heb mijn pas en mijn AGIS gegevens en geboortedatum en alles aan hem gegeven. Waarschijnlijk heeft hij alles ingevuld op die formulieren. Ook al die berekeningen. Hij sprak er met iedereen over. Het was makkelijk geld verdienen.
Ja, ik kende [tandartspraktijk 1] dus wel. Die € 1.250,- die ik van mijn bankrekening had opgenomen heb ik afgedragen aan die [verdachte] .
Het is ook zo dat als ik iemand aanbracht ik dat ik dan ook wat geld kreeg”.
Op de vraag hoeveel mensen [getuige 2] heeft aangebracht heeft hij het volgende verklaard:
“Een stuk of tien. Ik mocht meestal de helft van het bedrag houden. Het was afhankelijk van het bedrag dat werd uitbetaald, € 300,-, € 400,- of € 500,-, afhankelijk van het bedrag”. [17]
Aan [getuige 2] worden door de FIOD delen van de verklaring van [getuige 3] voorgehouden. Hij heeft hierover verklaard:
“Ja, dat is waar wat [getuige 3] heeft verklaard aan u, het is gewoon wat ik u nu vertel. Volgens mij liep die [verdachte] eerste stage bij [tandartspraktijk 1] en is daarna daar vast gaan werken. Ja, [verdachte] kreeg ook in dit geval € 1.250,- en ik € 550,-. Dat hadden we zo afgesproken als vrienden”. [18]
Proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 14 april 2015
Getuige [getuige 2] heeft in zijn tweede verhoor bij de FIOD het volgende verklaard omtrent de aan hem getoonde foto van [verdachte] (D-199):
“Ja, ik herken hem als zodanig. Over deze [verdachte] hebben we gesproken in mijn eerste verklaring.
Nadat ik naar [verdachte] gebeld had, heeft [verdachte] tegen mij gezegd dat ik tegen
niemand mocht zeggen dat hij degene was die bij de tandarts werkte. Eigenlijk was ik op een
gegeven moment een tussenpersoon geworden, het liep gewoon zo, het is zo gegroeid.
Ik leverde een aantal mensen aan en zorgde dat [verdachte] een gedeelte van het uitgekeerde het geld kreeg, waarvan ik ook een gedeelte mocht houden”. [19]
“Ik ontving dat geld contant. [verdachte] kreeg altijd de helft van het bedrag wat gedeclareerd was. Ik kreeg een percentage, dat was ongeveer € 300,- tot € 400,-. Maar soms hadden mensen schulden aan de zorgverzekeraar en kregen dan minder op hun bankrekening uitbetaald door de zorgverzekeraar. Ik gaf [verdachte] iedere keer de helft van wat gedeclareerd was. Ik weet het niet hoeveel het was. Als je alle keren zou afronden naar € 1000,- per persoon, zou het ongeveer tussen de € 8.000,- en € 10.000,- moeten zijn. Dat heb ik contant aan [verdachte] gegeven”. [20]
[getuige 3] ( [getuige 3] )
DOC-018:Een declaratieformulier van [getuige 3] , wonende te [woonplaats] , van 5 november 2010 voor een bedrag van € 2.624,19 gericht aan AGIS. [21]
DOC-087 1/4 t/m/ 4/4:Een factuur van 10 november 2010 van [tandartspraktijk 1] B.V. aan [getuige 3] voor een bedrag van € 2.624,19. [22]
DOC-156:Een rekeningafschrift van ING, op naam van [getuige 3] , rekeningnummer
[rekeningnummer] , waarop te zien is dat namens AGIS op 24 november 2010 een bedrag van € 2.624,19 wordt bijgeschreven op de rekening van [getuige 3] . Tevens wordt op die dag een geldopname gedaan van € 1.800,-. [23]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] van 13 januari 2015:
Aan [getuige 3] wordt DOC-018 getoond. [getuige 3] heeft hierover verklaard:
"Ik herken dit formulier, de persoonsgegevens onder punt heb ik ingevuld, het is mijn handschrift. De overige gegevens datum, de korte handtekening en specificatie van de rekening heb ik niet ingevuld, dit is niet mijn handschrift”. [24]
Aan [getuige 3] wordt door de FIOD DOC-087 getoond. [getuige 3] heeft hierover verklaard:
“Deze factuur ken ik niet, nooit eerder gezien, ik ken het bedrijf [tandartspraktijk 1] niet, ik ben daar nooit geweest”. [25]
Aan [getuige 3] wordt door de FIOD DOC-156 getoond. [getuige 3] heeft hierover verklaard:
“Ik heb die € 1.800,- bij de bank opgenomen en het geld overhandigd aan [getuige 2] die buiten stond te wachten”
. [26]
Voorts heeft [getuige 3] verklaard:
“Ik ben benaderd in 2010 door een jongen die bij mij in de straat woonde, hij heet [getuige 2] .
[getuige 2] zou bij mij langs komen met een formulier dat ik moest invullen, dat is het declaratieformulier dat u mij eerder toonde. Ik heb mijn gegevens ingevuld en zou een bedrag op mijn rekening gestort krijgen. Ik zou er wel iets aan overhouden maar wist toen nog niet hoeveel. Nadat ik het bedrag van AGIS op mijn bankrekening kreeg bijgeschreven heb ik [getuige 2] gebeld.
Wij hebben toen een afspraak gemaakt op dezelfde dag om het geld op te nemen. Toen wij naar de bank liepen om het geld op te nemen, vertelde hij mij dat ik € 1.800,- moest opnemen en de rest mocht ik houden. [getuige 2] vertelde mij ook dat hij er zelf € 550,- aan over heeft gehouden en € 1.250,- moet betalen aan een jongen die stage liep bij een tandarts. Hij vertelde mij dat hij op het punt stond om het geld te gaan betalen aan die jongen, hij ging met de trein richting Amsterdam.
Ik denk dat [getuige 2] wel de naam van die jongen kent die bij een tandarts werkte, omdat hij ook die € 1.250,- aan die jongen moest betalen en ook dat hij zelf ook al zoiets gedaan heeft”. [27]
[getuige 4] ( [getuige 4] )
DOC-110:Een factuur van 1 juni 2010 van [tandartspraktijk 2] B.V. aan [getuige 4] , wonende te [woonplaats] , voor een bedrag van € 1.921,58. [28]
DOC-185 4/8:Een rekeningafschrift van de Rabobank, op naam van [getuige 4] , rekeningnummer [rekeningnummer] , waarop te zien is dat namens Achmea op 10 juni 2010 een bedrag van (na verrekening) € 1.902,09 wordt bijgeschreven op de rekening van [getuige 4] . [29]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] van 12 februari 2015:
[getuige 4] heeft bij de FIOD het volgende verklaard:
“Die vriend kwam naar mij toe en vertelde dat hij bij een tandarts kon declareren en dat iedereen daar recht op had. Hij vertelde dat er geld op mijn rekening zou komen. En die vriend wilde dan wel een percentage ontvangen van het bedrag dat op mijn rekening zou worden bijgeschreven. Van het één kwam het ander en op een gegeven moment moest ik mijn gegevens van de zorgverzekeraar geven en mijn bankrekeningnummer. [30] Hij heet [medeverdachte] . Ik heb hem niks gegeven, omdat hij zo'n druk op mij zette. Als u zegt dat hij [medeverdachte] heet van zijn achternaam, dan zeg ik dat dat wel klopt”.
Aan [getuige 4] wordt door de FIOD DOC-110 getoond. [getuige 4] heeft hierover verklaard:
“Ik heb die behandelingen nooit ondergaan. Ik heb deze factuur nooit gezien”. [31]
“Ik herinner me dat [medeverdachte] destijds aan mij vertelde dat hij iemand kende die bij een tandarts stage liep of werkte. ” [32]
[getuige 5] ( [getuige 5] )
DOC-076 2/6 t/m 5/6: Een factuur van 4 januari 2011van [tandartspraktijk 1] B.V. aan [getuige 5] , wonende te [woonplaats] , voor een bedrag van € 2.552,92. [33]
DOC-076 1/6: Een declaratieformulier van [getuige 5] van 8 april 2011 voor een bedrag van € 2.552,92 gericht aan AGIS. [34]
DOC-194 36/73:Een rekeningafschrift van de Rabobank, ten name gesteld op [medeverdachte] rekeningnummer [rekeningnummer] , waarop te zien is dat op 20 april 2011 een bedrag van € 2.305,99 wordt bijgeschreven door [getuige 5] . Vervolgens wordt diezelfde dag € 400,- teruggestort door [medeverdachte] aan [getuige 5] . [35]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5] van 27 november 2014
Aan [getuige 5] wordt door de FIOD DOC-76 2/6 t/m 5/6 getoond. [getuige 5] heeft hierover verklaard:
“Deze heb ik eerder gezien. Hij is aan mij opgestuurd door AGIS, de zorgverzekeraar. Ik ben er nooit geweest. Ik zat financieel omhoog. Ik kwam toen iemand tegen, die me kon helpen. Ik moest alleen m'n pasje van de zorgverzekering geven. Hij legde uit dat ik een brief zou krijgen van de verzekering en dat er geld op mijn rekening gestort zou worden. Dat moest ik dan terugstorten op de rekening van hem. Een deel van het geld mocht ik zelf houden. Het was van te voren zo afgesproken. Iemand werkte bij een bedrijf en kon de facturen invoeren en regelen dat het geld gestort werd. Die persoon heb ik nooit gezien en ik weet daar ook geen naam van. Ook van het bedrijf weet ik de naam niet. Van de persoon die mij heeft benaderd, heb ik wel een naam”. [36]
Aan [getuige 5] wordt door de FIOD DOC-76 1/6 getoond. [getuige 5] heeft hierover verklaard:
“Dit zie ik voor het eerst. Dit heb ik niet gemaakt, het is ook niet mijn handtekening. Ik ben alleen akkoord gegaan dat er iets geregeld zou worden met een zorgverzekeraar en ik heb verder niks gedaan. Ik weet dat hij er profijt uit haalde. Ik weet dat hij wel samenwerkte met een ander die binnen het bedrijf werkte en zij samen over de geldverdeling gingen. Dat heeft hij mij gezegd.”
Aan [getuige 5] wordt door de FIOD DOC-194 36/73 getoond. [getuige 5] heeft hierover verklaard:
“Dat was het geld van de zorgverzekeraar, dat ik ten onrechte heb gekregen.
[medeverdachte] is degene die mij heeft benaderd. [medeverdachte] ”. [37]
[getuige 6] ( [getuige 6] )
DOC-092 2/8 t/m 4/8: Een factuur van 3 januari 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V. aan [getuige 6] , wonende te [woonplaats] , voor een bedrag van € 2.950,79. [38]
DOC-092 1/8: Een declaratieformulier van [getuige 6] van 20 juni 2011 voor een bedrag van € 2.950,79 gericht aan AGIS. [39]
DOC-194 47/73:Een rekeningafschrift van de Rabobank, ten name gesteld op [medeverdachte] rekeningnummer [rekeningnummer] , waarop te zien is dat op 4 juli 2011 een bedrag van € 1.600,49 wordt bijgeschreven door [getuige 6] . [40] Vervolgens wordt op 6 juli 2011 € 200,- teruggestort door [medeverdachte] aan [getuige 6] . [41]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] van 26 november 2014 [42]
Aan [getuige 6] wordt door de FIOD DOC-092 2/8 t/m 4/8 getoond. [getuige 6] heeft hierover verklaard:
“Deze heb ik volgens mij wel thuisgestuurd gekregen, volgens mij van mijn zorgverzekeraar. Maar ik ken die tandarts niet. Ik ben er nooit geweest. Mijn tandarts zit in Almere.
Ik ben in 2011 benaderd door een vriendin van mij. Haar naam is [getuige 7] . Zij vroeg of ik geld terug wilde krijgen van de zorgverzekeraar. Dat wilde ik wel. Zij vertelde dat haar vriend [medeverdachte] dat aan mij kon uitleggen. Ik kreeg te horen dat een vriend van [medeverdachte] bij de tandarts werkte en dat ik heel veel geld terug kon krijgen. Ik kreeg te horen dat de vriend van [medeverdachte] die bij de tandarts werkte een nota kon maken en dat niemand daar achter kon komen.
[medeverdachte] had mij verteld dat ik post zou krijgen van de verzekeraar. Toen kwam het geld een paar dagen later binnen op mijn rekening, maar dat was niet het bedrag dat op de tandartsrekening stond. Ik heb [getuige 7] een appje gestuurd om te vertellen dat het geld op de rekening stond. [43] [medeverdachte] kwam met mij praten en vroeg hoeveel het was. Dat ging ook via Whatsapp. [medeverdachte] vond het maar weinig. Ik heb vervolgens een foto gemaakt van de bijschrijving op mijn bankrekening en dat doorgegeven aan [medeverdachte] , via [getuige 7] . Ik heb op verzoek van [medeverdachte] gebeld met de verzekering om te vragen hoe het zat met het verschil tussen de tandartsrekening en de uitbetaling. Ik kreeg te horen dat dat te maken had met achterstand van betalen. Ik kreeg van [medeverdachte] via Whatsapp een rekeningnummer door, waar het geld op moest worden gestort. Ik heb dat dan ook gedaan. Vervolgens kreeg ik € 200,- teruggestort. Die kwamen van [medeverdachte] , kort daarna. Ik kreeg die € 200,- teruggestort, omdat ik had meegewerkt”. [44]
Aan [getuige 6] wordt door de FIOD DOC-092 1/8 getoond. [getuige 6] heeft hierover verklaard:
“Ik ken dit formulier niet. Het is ook niet mijn handtekening. Het is ook niet mijn handschrift. Het lijkt op [getuige 7] handschrift. Dat weet ik, omdat we vroeger bij elkaar in de klas zaten en ik heb haar wel eens zien schrijven. Ik heb ook nooit iets hoeven invullen. Ik heb alleen mijn gegevens verstrekt aan [getuige 7] en [medeverdachte] . Met die gegevens bedoel ik mijn naam, achternaam, geboortedatum, adres, geboorteplaats, polisnummer van mijn verzekering bij AGIS”. [45]
[verdachte] ( [verdachte] )
DOC-011: Een factuur van 11 maart 2010 van [tandartspraktijk 2] B.V. aan [verdachte] , wonende te [woonplaats] , voor een bedrag van € 604,19. [46]
DOC-009: Een factuur van 3 augustus 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V. aan [verdachte] voor een bedrag van € 460,84. [47]
DOC-132 1/14 t/m 4/14:Een afrekeningsspecificatie van Zilveren Kruis Achmea waarin staat dat van de zorgnota van € 604,19 (DOC-011) er € 450,- wordt vergoed. [48]
DOC-132 5/14 t/m 7/14:Een afrekeningsspecificatie van Zilveren Kruis Achmea waarin staat dat van de zorgnota van € 460,84 (DOC-009) er € 375,39- wordt vergoed. [49]
DOC-138 2/33:Een overzicht van de bankrekening van [verdachte] waarin staat dat op 25 maart 2010 een bedrag van € 450,- is bijgeschreven afkomstig van Zilveren Kruis Achmea. [50]
DOC-138 20/33: Een overzicht van de bankrekening van [verdachte] waarin staat dat op 17 januari 2012 een bedrag van € 375,39 is bijgeschreven afkomstig van Zilveren Kruis Achmea. [51]
Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 maart 2015
Aan [verdachte] wordt door de FIOD DOC-011 en DOC-009 getoond. [verdachte] heeft hierover verklaard:
“Als eerste ben ik daar nooit behandeld. Ik heb deze behandelingen nooit gehad. Ik was van 2010 tot 2012 gewoon werkzaam bij [tandartspraktijk 1] . Ik heb deze facturen nooit gezien”. [52]
DOC-138 Mutaties bankrekening verdachte [verdachte] 2010-2012
Door de FIOD is onderzoek gedaan naar de ontvangsten en uitgaven op de rekening van verdachte. Op deze rekening (bankrekening van ING met rekeningnummer [rekeningnummer] ) zijn op de volgende data contante stortingen gedaan, te weten:
22-11-2010 gestort € 1.000,-
17-12-2010 gestort € 1.000,-
12-10-2011 gestort € 1.150,-
30-11-2011 gestort € 1.000,-
02-01-2012 gestort € 900,-
02-01-2012 gestort
100,-
Totaalbedrag
5.150,- [53]
DOC-024 1/88/8 BlueView mutatie
Uit een BlueView Registratie Export van 18 april 2014 volgt dat verdachte [verdachte]
en [medeverdachte] beiden op 24 juli 2012 zijn aangetroffen in het [park] in [woonplaats] . [54]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.4
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
4.4.1.
Uitgangspunt
De rechtbank stelt voorop dat voor een veroordeling ter zake van oplichting is vereist dat de verdachte bij een ander door een specifieke, voldoende ernstige vorm van bedrieglijk handelen een onjuiste voorstelling in het leven heeft willen roepen teneinde daarvan misbruik te maken. Daartoe moet verdachte een of meer van de in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde oplichtingsmiddelen hebben gebruikt, door welk gebruik die ander is bewogen tot de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebruikt, is bewogen tot een van voornoemde handelingen, is in sterke mate afhankelijk van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kunnen tot die omstandigheden behoren enerzijds de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid het beoogde slachtoffer aanleiding had moeten geven die onjuiste voorstelling van zaken te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen, en anderzijds de persoonlijkheid van het slachtoffer, waarbij onder meer de leeftijd en de verstandelijke vermogens van het slachtoffer een rol kunnen spelen. Bij een samenweefsel van verdichtsels behoren tot die omstandigheden onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) leugenachtige mededelingen in hun onderlinge samenhang. (Vgl. HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2889 en HR 20 december 2016, ECLI:NL:HR:2016:2892)
4.4.1.Listige kunstgrepen en samenweefsel van verdichtselsDe rechtbank overweegt dat uit de gebezigde bewijsmiddelen voldoende vast is komen te staan dat er 103 tandartsfacturen en/of declaratieformulieren valselijk zijn opgemaakt en dat deze zijn verzonden aan de in de tenlastelegging genoemde zorgverzekeraars. De zorgverzekeraars verkeerden hierdoor in de veronderstelling dat de verzekerden de desbetreffende behandelingen hadden ondergaan en recht hadden op vergoeding van de gemaakte kosten, voor zover gedekt onder de verzekering. Nu deze facturen en/of declaratieformulieren vals waren is er sprake geweest van een onjuiste voorstelling van zaken tegenover de zorgverzekeraars. Naar het oordeel van de rechtbank is hiermee sprake geweest van listige kunstgrepen en samenweefsels van verdichtsels.
4.4.2.
Bewegen tot afgifte van geldbedragen of teniet doen van inschuldOok is voldaan aan het andere vereiste voor een veroordeling van oplichting, te weten dat een ander door het oplichtingsmiddel is bewogen tot onder andere de afgifte van enig goed of het teniet doen van een inschuld. De zorgverzekeraars zijn op basis van de valse facturen en declaratieformulieren bewogen om gelden te betalen aan de verzekeren en/of om hun schulden te verlagen. Uit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat de zorgverzekeraars hebben uitbetaald en/of verrekend. Volgens de aangifte is op basis van de 103 facturen voor een totaalbedrag van € 238.775,16 gedeclareerd. Het bedrag dat is uitbetaald betreft € 185.340,52. Het verschil wordt onder meer veroorzaakt doordat verrekening met achterstallige premies en eigen risico heeft plaatsgevonden. Niet alleen uit de aangifte volgt dat er bedragen aan de verzekerden zijn uitgekeerd, maar ook de in de bewijsmiddelen opgenomen verklaringen van de verzekerden en de daaraan ten grondslag liggende documenten, waaronder bankafschriften, ondersteunen dit bewijs.
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat er door een samenweefsel van verdichtsels en listige kunstgrepen bij de zorgverzekeraars een onjuiste voorstelling van zaken in het leven is geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van een groot geldbedrag en het tenietdoen van geldvorderingen.
4.4.3.
Betrokkenheid verdachte – oogmerk van wederrechtelijke bevoordelingVoorts dient de rechtbank vast te stellen of verdachte de persoon is geweest die de zorgverzekeraars dan wel alleen, dan wel met anderen, heeft opgelicht. Dit alles met het oogmerk om zichzelf wederrechtelijk te bevoordelen, een derde vereiste voor een veroordeling voor oplichting. Verdachte heeft verklaard dat hij geen facturen heeft opgemaakt en dat hij ook niet zou weten hoe dit moet. Verder heeft hij verklaard dat hij geen enkele andere verdachte in het onderzoek kent en dat hij niet weet of hij geld van zorgverzekeraars heeft ontvangen naar aanleiding van drie op zijn naam ingediende valse facturen. De rechtbank overweegt hierover als volgt.
Uit de gebezigde bewijsmiddelen is naar het oordeel van de rechtbank vast te stellen dat het verdachte is geweest die de valse facturen en declaratieformulieren heeft opgemaakt en heeft verzonden naar de zorgverzekeraars. De valse facturen zijn opgemaakt op naam van [tandartspraktijk 1] en een enkele factuur stond op naam van [tandartspraktijk 2] B.V., de voorganger van [tandartspraktijk 1] . Getuige [getuige 1] , eigenaar en directeur van [tandartspraktijk 1] , heeft verklaard dat verdachte in 2010 en 2011 vijf dagen per week bij [tandartspraktijk 1] heeft gewerkt als baliemedewerker. [getuige 1] heeft verder verklaard dat verdachte de contante facturen opmaakte, toegang had tot het daarvoor gebruikte computersysteem en beschikte over de kennis en ervaring om facturen op te maken. De printer waaruit de facturen kwamen stond op de balie bij verdachte. Verdachte had dus de gelegenheid en kennis om valselijk tandartsenfacturen op te maken. Daarnaast heeft getuige [getuige 2] verklaard dat hij werd benaderd door een medewerker van [tandartspraktijk 1] , [verdachte] genaamd. [verdachte] heeft hem verteld dat hij recht had op een tandartsverzekering vergoeding tot zijn 23ste. [verdachte] kon ervoor zorgen dat het geld op zijn rekening zou komen. [getuige 2] heeft zijn AGIS gegevens en overige personalia aan [verdachte] gegeven. Hij heeft het door hem ontvangen geld van AGIS ook deels afgedragen aan [verdachte] . Uit de verklaring van [getuige 2] volgt ook dat hij door verdachte is benaderd om als tussenpersoon te fungeren, om van anderen persoonsgegevens, gegevens met betrekking tot de zorgverzekering en bankrekening ter beschikking te stellen. [getuige 2] heeft verklaard dat hij naast [getuige 3] nog tien andere verzekerden bij verdachte heeft aangedragen. Hij kreeg hiervoor geld. Hij heeft in totaal een bedrag tussen € 8.000,- en € 10.000 afkomstig van hem en andere verzekerden contant aan verdachte afgegeven.
Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat [getuige 2] heeft gelogen om zijn eigen straat deels schoon te vegen, overweegt de rechtbank dat hier geen aanwijzingen voor te vinden zijn in het dossier en dat zijn verklaring wordt ondersteund door de verklaring van verzekerde [getuige 3] . Ook zijn er nog meer verzekerden geweest die hebben verklaard dat er bij de oplichting een persoon betrokken is die bij een tandarts werkt. Zoals volgt uit de gebezigde bewijsmiddelen hebben [getuige 6] , [getuige 5] , [getuige 3] en [getuige 4] dit allen verklaard.
Verder heeft verdachte op zijn bankrekening twee keer een bijschrijving van het Zilveren Kruis Achmea ontvangen ten behoeve van de afhandeling van op zijn naam valselijk ingediende facturen. Voor zover de raadsvrouw heeft willen betogen dat ook andere werknemers de oplichting zouden kunnen hebben gepleegd, vindt dit geen steun in de gebezigde bewijsmiddelen. Het ligt ook niet voor de hand dat een andere werknemer ervoor zorgt dat er geld wordt uitgekeerd aan verdachte zonder dat deze werknemer daar vervolgens zelf profijt van heeft.
Tenslotte is in mutaties van verdachtes bankrekening terug te vinden dat er tussen 20 november 2010 en 2 januari 2012 een aantal contante stortingen is gedaan op de rekening van verdachte van in totaal een bedrag van € 5.150,-. De heer [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte twee maal een contante loonbetaling heeft ontvangen, te weten op 24 november 2011 en op 30 december 2011. De bedragen waren € 1.600,- en € 1.357,-. Hiermee kunnen mogelijk de contante stortingen op de bankrekening van verdachte op 30 november 2011 en 2 januari 2012 worden verklaard. Voor de overige stortingen geldt dat de verklaring van verdachte over de herkomst van de contante stortingen, zoals het bijklussen in tuinen, het ontvangen van andere contante bedragen van zijn werkgever [getuige 1] en het lenen van geld van derden, niet is onderbouwd, in strijd met de feiten en ongeloofwaardig is. Dit terwijl op 17 december 2010 door [getuige 2] € 1250,- opgenomen met als doel dit aan verdachte over te dragen en diezelfde dag er € 1000,- op verdachtes rekening is gestort. Mede gelet op de aangehaalde verklaringen van verzekerden, is aannemelijk dat deze geldbedragen een deel van de ten onrechte ontvangen verzekeringsgelden betreffen.
Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel ook aan het laatste vereiste van oplichting is voldaan en dat verdachte zich hieraan schuldig heeft gemaakt.
4.4.4.
Medeplegen
Tenslotte dient de rechtbank nog de vraag te beantwoorden of verdachte de oplichting samen met anderen, dan wel alleen heeft gepleegd.
Uitgangspunt. In zijn arrest van 2 december 2014, ECLI:NL:HR:2014:3474, heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen over het medeplegen gegeven, in het bijzonder gericht op de afbakening tussen medeplegen en medeplichtigheid en meer in het bijzonder met het oog op gevallen waarin het medeplegen niet bestaat in gezamenlijke uitvoering. Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van nauwe en bewuste samenwerking. Die kwalificatie is slechts gerechtvaardigd als de bewezen verklaarde - intellectuele en/of materiële - bijdrage aan het delict van de verdachte van voldoende gewicht is. Indien het ten laste gelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband plegen te worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen), rust op de rechter de taak om in het geval dat hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, in de bewijsvoering - dus in de bewijsmiddelen en zo nodig in een afzonderlijke bewijsoverweging - dat medeplegen nauwkeurig te motiveren. Bij de vorming van zijn oordeel dat sprake is van de voor medeplegen vereiste nauwe en bewuste samenwerking, kan de rechtbank rekening houden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte of diens aanwezigheid op belangrijke momenten. Voor het bewijs van medeplegen hoeft voorts niet te worden te worden vastgesteld wie die ander of anderen is of zijn geweest.
De rechtbank overweegt hieromtrent als volgt. Uit de verklaring van [getuige 2] blijkt in ieder geval de samenwerking en rolverdeling tussen verdachte en [getuige 2] . Ook kan uit de verklaringen van de eerder aangehaalde andere verzekerden worden opgemaakt dat verdachte deze samenwerkingsvorm vaker hanteerde, namelijk met medeverdachte [medeverdachte] . [getuige 2] en [medeverdachte] hebben beiden gezorgd voor verzekeringsgegevens van personen op wier naam tandartskosten zijn gedeclareerd, hebben beiden geld ontvangen van de verzekerden en deels betaald aan verdachte. [getuige 2] heeft ook verklaard dat [medeverdachte] en verdachte elkaar kenden. Ook uit de BlueView registratie van 24 juli 2012 volgt dat verdachte en [medeverdachte] samen zijn gezien. De rechtbank is van oordeel dat verdachte als baliemedewerker bij [tandartspraktijk 1] een sleutelrol in de fraude vervulde en dat hij tezamen en in vereniging met anderen de oplichting van de in tenlastelegging genoemde zorgverzekeraars heeft gepleegd. Voor de twee op naam van verdachte zelf gestelde facturen geldt dat niet kan worden bewezen dat hij samen met een ander of anderen heeft gehandeld, zodat voor deze twee facturen bewezen zal worden verklaard dat hij het opmaken en gebruik maken van deze valse facturen alleen heeft gedaan.
Hoogte van het bedragUit de gebezigde bewijsmiddelen volgt dat verdachte de persoon is geweest die alle ingediende valse facturen heeft opgemaakt en meerdere tussenpersonen heeft gebruikt om verzekerden te ronselen en de door de verzekeraars aan de verzekerde uitgekeerde geldbedragen te innen. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank dan ook van oordeel dat verdachte verantwoordelijk kan worden gehouden voor het gehele bedrag dat door de zorgverzekeraars ten onrechte is uitbetaald, namelijk € 185.340,52.
ConclusieOp grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan.
4.5
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
Aan verdachte wordt verweten dat hij, in samenwerking met anderen, facturen en declaratieformulieren valselijk heeft opgemaakt of laten opmaken, door hierop te (laten) vermelden dat verzekerden een behandeling hebben ondergaan en/of zorgkosten hebben gemaakt, terwijl dat niet zo is. Daarnaast wordt hem, in samenwerking met anderen, het gebruik van deze facturen en declaratieformulieren verweten, doordat hij en zijn medeverdachten deze geschriften hebben verzonden of laten verzenden naar zorgverzekeraars. De rechtbank heeft in de bewijsoverweging ten aanzien van de oplichting reeds overwogen dat zij bewezen acht dat verdachte de persoon is geweest die de 103 facturen valselijk heeft opgemaakt en heeft verzonden aan de zorgverzekeraars. Dit geldt dus ook voor de onder feit 2 ten laste gelegde facturen op naam van [getuige 4] , [getuige 5] en [getuige 6] , en voor de twee onder feit 2 ten laste gelegde, op naam van verdachte zelf gestelde facturen. Voor de twee op naam van verdachte zelf gestelde facturen geldt dat niet kan worden bewezen dat hij samen met een ander of anderen heeft gehandeld, zodat voor deze twee facturen bewezen zal worden verklaard dat hij het opmaken en gebruik maken van deze valse facturen alleen heeft gedaan.
ConclusieOp grond van bovengenoemde feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde, te weten het valselijk opmaken en het gebruik van de ten laste gelegde valse facturen en declaratieformulieren door verdachte, tezamen en in vereniging met anderen en alleen, heeft begaan.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 februari 2012,
te Almere en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
enalleen, met het oogmerk om zichzelf en een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
telkens door het aanwenden van listige kunstgrepen en door een
samenweefsel van verdichtsels,
een of meer zorgverzekeraars te weten Achmea Divisie Zorg en Gezondheid
en AGIS Zorgverzekeringen N.V. en Menzis Zorgverzekeraar N.V. en
Coöperatie VGZ UA en CZ Groep Zorgverzekeraars
heeft bewogen tot de girale afgifte van een geldbedrag van in totaal
€ 185.340,52, en tot het tenietdoen van inschulden
immers hebben hij, verdachte en/of zijn mededaders met voor omschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven – telkens valselijk
- tandartsfacturen opgemaakt en verzonden aan voornoemde
zorgverzekeraars en
- declaratieformulieren ingevuld en ondertekend en verzonden aan
voornoemde zorgverzekeraars en
- voorgedaan dat de in deze tandartsfacturen en/of
declaratieformulieren genoemde verzekerden een behandeling hadden ondergaan
en zorgkosten hadden gemaakt bij [tandartspraktijk 1] B.V. en
[tandartspraktijk 2] B.V.
waardoor voornoemde zorgverzekeraars telkens werden bewogen tot
bovenomschreven afgiften en tot het teniet doen van inschulden;
2.
hij, in of omstreeks de periode van 11 maart 2010 tot en met 3 augustus 2011
te Almere en Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen,
enalleen
(D-011 en D-009),
een of meer tandartsfacturen en/of declaratieformulieren, te weten
- D-011: een factuur d.d. 11 maart 2010 van [tandartspraktijk 2]
B.V. aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 604,19 en
- D-110: een factuur d.d. 1 juni 2010 van [tandartspraktijk 2] B.V.
aan [getuige 4] voor een bedrag van Euro 1.921,58 en
- D-076: een factuur d.d. 4 januari 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 5] en een declaratieformulier d.d. 8 april 2011 voor een
bedrag van Euro 2.552,92 en
- D-092: een factuur d.d. 3 januari 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 6] en een declaratieformulier d.d. 20 juni 2011 voor een
bedrag van Euro 2.950,79 en
- D-009: een factuur d.d. 3 augustus 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 460,84
zijnde geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, valselijk heeft opgemaakt
immers hebben verdachte en zijn mededaders telkens opzettelijk
valselijk en in strijd met de waarheid op die tandartsfacturen en
declaratieformulieren vermeld dat de op deze tandartsfacturen en
declaratieformulieren genoemde verzekerden een behandeling hadden ondergaan
en zorgkosten hadden gemaakt bij [tandartspraktijk 1] B.V. en
[tandartspraktijk 2] B.V.
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en
onvervalst te gebruiken en door anderen te doen gebruiken;
en
hij, in of omstreeks de periode van 11 maart 2010 tot en met 3 augustus 2011,
te Almere en Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
enalleen (
D-011 en D-009),
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer valselijk opgemaakte
geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, als waren deze echt en onvervalst,
immers hebben hij, verdachte, en zijn mededader(s)
valse tandartsfacturen en declaratieformulieren, te weten
- D-011: een factuur d.d. 11 maart 2010 van [tandartspraktijk 2]
B.V. aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 604,19 en
- D-110: een factuur d.d. 1 juni 2010 van [tandartspraktijk 2] B.V.
aan [getuige 4] voor een bedrag van Euro 1.921,58 en
- D-076: een factuur d.d. 4 januari 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 5] en een declaratieformulier d.d. 8 april 2011 voor een
bedrag van Euro 2.552,92 en
- D-092: een factuur d.d. 3 januari 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 6] en een declaratieformulier d.d. 20 juni 2011 voor een
bedrag van Euro 2.950,79 en
- D-009: een factuur d.d. 3 augustus 2011 van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 460,84
telkens verzonden en/of laten inzenden aan een of meer zorgverzekeraars,
bestaande die valsheid hieruit dat op die tandartsfacturen
en/of declaratieformulieren, telkens valselijk was vermeld dat de op deze tandartsfacturen en/of declaratieformulieren genoemde verzekerden een behandeling hadden ondergaan
en zorgkosten hadden gemaakt bij [tandartspraktijk 1] B.V. en [tandartspraktijk 2] B.V
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
De rechtbank stelt vast dat de onder 1 bewezen verklaarde oplichting en het onder 2 bewezen verklaarde valsheid in geschrift een voortgezette handeling opleveren, nu sprake is van gelijksoortigheid van elkaar in tijd opvolgende handelingen, waaraan één ongeoorloofd wilsbesluit ten grondslag ligt. De verdachte heeft immers teneinde de zorgverzekeraars te bewegen de facturen te betalen meerdere vervalste stukken ingediend, derhalve kan hem daarvan in wezen één verwijt worden gemaakt.
Het bewezen verklaarde levert op:
de voortgezette handeling van:
Feit 1:
Medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
Feit 2 eerste alternatief/cumulatief:
Medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd,
Feit 2 tweede alternatief/cumulatief:
Medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vals of vervalst geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
De officier van justitie heeft daarbij te kennen gegeven bij haar eis rekening te hebben
gehouden met het tijdsverloop in de zaak.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit om, indien de rechtbank tot een veroordeling van verdachte komt, te volstaan met de oplegging van een taakstraf. Hiertoe heeft zij gewezen op de ouderdom van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, namelijk dat hij thans een baan heeft en de zorg draagt voor zijn gezin. Het is dan ook van belang dat hij zijn baan behoudt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met anderen bijna twee jaar lang schuldig gemaakt aan oplichting en valsheid in geschrifte. Verdachte had in zijn vertrouwenspositie als baliemedewerker bij een tandarts toegang tot het factureringssysteem. Van deze positie heeft hij misbruik gemaakt door valse facturen op te maken van niet door tandartsen in de praktijk uitgevoerde, tandheelkundige verrichtingen. Deze valse facturen hebben hij en zijn mededaders, tezamen met eveneens valselijk opgemaakte declaratieformulieren, ingediend bij zorgverzekeraars. Deze zorgverzekeraars hebben telkens de gedeclareerde bedragen grotendeels uitgekeerd aan de verzekerden. Hierdoor hebben zorgverzekeraars het totaalbedrag van € 185.340,52 ten onrechte uitbetaald aan verzekerden, die dat weer grotendeels doorbetaalden aan verdachte en mededaders. Het is enkel aan de oplettendheid en het ingrijpen van de zorgverzekeraars te danken dat het handelen van de verdachte en zijn mededaders is beëindigd.
Verdachte heeft door zijn handelen op grove wijze misbruik gemaakt van het zorgstelsel, waarin de manier van declareren grotendeels is gebaseerd op vertrouwen. Het vertrouwen dat
een zorgverzekeraar in facturen en declaratieformulieren als de onderhavige moet kunnen
stellen, is door het handelen van verdachten ernstig geschonden.
Verdachte heeft kennelijk slechts gehandeld met het oog op persoonlijk financieel gewin. Door de fraude zijn de zorgverzekeraars voor een aanzienlijk bedrag benadeeld.
De rechtbank rekent het verdachte zwaar aan dat hij deze strafbare feiten gedurende een langere periode weloverwogen heeft gepleegd en dat het benadelingsbedrag hoog is opgelopen. Verdachte vervulde een sleutelrol bij het opmaken van de facturen en stuurde diverse tussenpersonen aan.
Op dergelijke feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Het verzoek van de verdediging om verdachte slechts een taakstraf op te leggen, doet op geen enkele wijze recht aan de ernst van de bewezen verklaarde feiten.
Bij het bepalen van de duur van de op te leggen gevangenisstrafstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het op naam van verdachte gestelde uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 7 juni 2018. Hieruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Bij de strafoplegging zoekt de rechtbank aansluiting bij de oriëntatiepunten voor straftoemeting en de afspraken van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de gerechtshoven en rechtbanken (LOVS) waar in geval van fraude bij een benadelingsbedrag van € 125.000,- tot € 250.000,- een gevangenisstraf voor de duur van 9 tot 12 maanden als oriëntatiepunt wordt genoemd.
In deze zaak is het bedrag dat naar aanleiding van de oplichting door zorgverzekeraars is uitbetaald € 185.340,52. De rechtbank houdt verdachte voor dit gehele bedrag verantwoordelijk en neemt dit dan ook als uitgangspunt bij het bepalen van de op te leggen straf.
De rechtbank houdt ten nadele van verdachte rekening met zijn proceshouding. Verdachte
ontkent alles en heeft daarmee op geen enkele manier blijk gegeven van inzicht in de
kwalijkheid van zijn handelen en er geen verantwoordelijkheid voor genomen.
In het voordeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat sinds het begaan van de feiten inmiddels geruime tijd is verstreken, en verdachte door oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf in zijn maatschappelijk bestaan ernstig zal worden getroffen.
Tenslotte neemt de rechtbank in aanmerking dat krachtens de wet, artikel 56 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht, de bewezen verklaarde feiten als voortgezette handeling moeten worden aangemerkt, waardoor te dien aanzien slechts een strafbepaling wordt toegepast.
Alles afwegende acht de rechtbank de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, passend en geboden. Het voorwaardelijk strafdeel dient als extra stok achter de deur om verdachte op het rechte pad te houden. Dit is met name van belang nu verdachte nog steeds werkzaam is als baliemedewerker bij een tandarts.

9.BENADEELDE PARTIJ

9.1
Menzis Zorgverzekeraar N.V.
Menzis Zorgverzekeraar N.V. (hierna: Menzis) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 18.303,81. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.1.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 17.986,81, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering afgewezen dient te worden, dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard, nu het causaal verband tussen de specifieke schadebedragen en een eventueel toe te kennen aandeel van verdachte in de ten laste gelegde feiten/benadelingshandelingen ontbreekt.
9.1.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
Uit het dossier volgt dat de heer [A] namens de benadeelde partij Menzis gemachtigd is op te treden. De gemachtigde [A] heeft ter zitting verzocht de schriftelijke vordering benadeelde partij in zijn geheel te handhaven. Hij heeft voorts ter zitting aangegeven dat bij één ontvanger, de verzekerde [E] / [F] ) inmiddels een bedrag van € 320,- is verhaald.
De rechtbank acht de vordering, gelet op de aard, ernst en omstandigheden van het feit en de in de vordering gegeven toelichting, voldoende onderbouwd.
Vaststaat dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen verklaarde feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade, conform de vordering van de officier van justitie (minus een misrekening van € 3,- bij het gevorderde bedrag inzake [E] // [F] ), op een bedrag van € 17.983,81 ( te weten het gevorderde bedrag van € 18.303,81 minus € 320,-) en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 1 februari 2012.
De verdachte is voor de schade naar burgerlijk recht aansprakelijk tot een bedrag van € 17.983,81. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat bedrag aansprakelijk is.
Van dit totaalbedrag is verdachte met zijn mededader deels hoofdelijk aansprakelijk tot een bedrag van € 7.694,62 (dit betreft het bedrag waarvoor medeverdachte [medeverdachte] ten aanzien van de oplichting door de rechtbank verantwoordelijk wordt geacht).
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
De rechtbank zal in het belang van voornoemde benadeelde partij als extra waarborg voor betaling, de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opleggen, omdat verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die de bewezen verklaarde feiten hebben toegebracht.
9.2
Coöperatie VGZ U.A.
Coöperatie VGZ U.A. (hierna: VGZ) heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.851,02. Dit bedrag bestaat uit materiële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten.
9.2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de vordering hoofdelijk wordt toegewezen tot een bedrag van € 17.620,69, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de vordering afgewezen dient te worden, dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Zij wijst op het ontbreken van een machtiging voor het indienen van de vordering. Daarnaast ontbreekt volgens de verdediging het causaal verband tussen de specifieke schadebedragen en een eventueel toe te kennen aandeel van verdachte in de ten laste gelegde feiten/benadelingshandelingen ontbreekt.
9.2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt het volgende.
De vordering is ingediend door mevrouw [G] namens VGZ. De rechtbank kan uit het dossier noch uit het voegingsformulier of de bijlagen afleiden dat [G] gemachtigd is om de vordering namens VGZ in te dienen. Bij deze stand van zaken kan de rechtbank niet vaststellen dat [G] namens VGZ bevoegd was tot het indienen van een vordering. Verder acht de rechtbank het een onevenredige belasting van het strafproces om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen om [G] alsnog in de gelegenheid te stellen nadere informatie te verstrekken.
Het vorenstaande brengt met zich dat de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering. De rechtbank komt daarom niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van de vordering. De benadeelde partij kan de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank zal de benadeelde partij veroordelen in de kosten door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 56, 57, 225 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart de bewezen verklaarde feiten strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 10 (tien) maanden;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van
4 (vier) maanden, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarde niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
Benadeelde partij Menzis
- wijst de vordering van Menzis deels toe tot een bedrag van € 17.983,81, bestaande uit materiële schade;
- wijst de vordering van Menzis voor wat betreft het meer gevorderde af;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan Menzis van het toegewezen bedrag, waarvan een deel van dit bedrag, te weten € 7.694,62 hoofdelijk met zijn mededader wordt toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van Menzis aan de Staat € 17.983,81 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2012 tot de dag van de volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 124 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of (een van) zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij VGZ
- verklaart de benadeelde partij VGZ niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door verdachte ter verdediging tegen die vordering gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bos, voorzitter, mrs. J. Ebbens en B.G.W.P. Heijne, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.J. den Haan, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 augustus 2018.
Mr. G.A. Bos is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij, in of omstreeks de periode van 1 maart 2010 tot en met 1 februari 2012,
te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om
zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen,
(telkens) door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid
en/of het aanwenden van (een) listige kunstgre(e)p(en) en/of door een
samenweefsel van verdichtsels,
een of meer zorgverzekeraars (te weten Achmea Divisie Zorg en Gezondheid
en/of AGIS Zorgverzekeringen N.V. en/of Menzis Zorgverzekeraar N.V. en/of
Coöperatie VGZ UA en/of CZ Groep Zorgverzekeraars)
heeft bewogen tot de (girale) afgifte van (een) geldbedrag(en) (van in totaal
ongeveer Euro 185.340,52, althans ongeveer Euro 75.895,91), in elk geval van
enig goed, en/of tot het tenietdoen van (een) inschuld(en)
immers heeft/hebben hij, verdachte en/of zijn mededader(s) met vooromschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - (telkens) valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid,
- tandartsfacturen opgemaakt en/of verzonden aan (voornoemde)
zorgverzekeraar(s) en/of
- declaratieformulieren ingevuld en/of ondertekend en/of verzonden aan
(voornoemde) zorgverzekeraar(s) en/of
- aangegeven en/of voorgedaan dat de (in deze tandartsfacturen en/of
declaratieformulieren genoemde) verzekerden een behandeling hadden ondergaan
en/of (zorg)kosten hadden gemaakt bij [tandartspraktijk 1] B.V. en/of
[tandartspraktijk 2] B.V.
waardoor voornoemde zorgverzekeraar(s) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte(n) en/of tot het teniet doen van (een) inschuld(en);
art 326 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij, in of omstreeks de periode van 11 maart 2010 tot en met 3 augustus 2011
te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
een of meer tandartsfacturen en/of declaratieformulieren, te weten
- ( D-011:) een factuur (d.d. 11 maart 2010) van [tandartspraktijk 2]
B.V. aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 604,19 en/of
- ( D-110:) een factuur (d.d. 1 juni 2010) van [tandartspraktijk 2] B.V.
aan [getuige 4] en/of een declaratieformulier voor een bedrag van Euro
1.921,58 en/of
- ( D-076:) een factuur (d.d. 4 januari 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 5] en/of een declaratieformulier (d.d. 8 april 2011) voor een
bedrag van Euro 2.552,92 en/of
- ( D-092:) een factuur (d.d. 3 januari 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 6] en/of een declaratieformulier (d.d. 20 juni 2011) voor een
bedrag van Euro 2.950,79 en/of
- ( D-009:) een factuur (d.d. 3 augustus 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [verdachte] voor een bedrag van Euro460,84
zijnde (een) geschrift(en) dat/die bestemd was/waren om tot bewijs van enig
feit te dienen, vervalst en/of valselijk heeft opgemaakt en/of laten opmaken
en/of laten vervalsen
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens) opzettelijk
valselijk en/of in strijd met de waarheid op die tandartsfacturen en/of
declaratieformulieren vermeld dat de (op deze tandartsfacturen en/of
declaratieformulieren genoemde) verzekerden een behandeling hadden ondergaan
en/of (zorg)kosten hadden gemaakt bij [tandartspraktijk 1] B.V. en/of
[tandartspraktijk 2] B.V.
zulks (telkens) met het oogmerk om dat/die geschrift(en) als echt en
onvervalst te gebruiken en/of door anderen te doen gebruiken;
art. 225 lid 1 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij, in of omstreeks de periode van 11 maart 2010 tot en met 3 augustus 2011,
te Almere en/of Amsterdam en/of (elders) in Nederland, tezamen en in
vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (een of meer) valselijk opgemaakte en/of
vervalste geschriften die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te
dienen, als ware(n) deze echt en onvervalst,
immers heeft/hebben hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (een of meer)
valse of vervalste tandartsfacturen en/of declaratieformulieren, te weten
- ( D-011:) een factuur (d.d. 11 maart 2010) van [tandartspraktijk 2]
B.V. aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 604,19 en/of
- ( D-110:) een factuur (d.d. 1 juni 2010) van [tandartspraktijk 2] B.V.
aan [getuige 4] en/of een declaratieformulier voor een bedrag van Euro 1.921,58 en/of
- ( D-076:) een factuur (d.d. 4 januari 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 5] en/of een declaratieformulier (d.d. 8 april 2011) voor een
bedrag van Euro 2.552,92 en/of
- ( D-092:) een factuur (d.d. 3 januari 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [getuige 6] en/of een declaratieformulier (d.d. 20 juni 2011) voor een
bedrag van Euro 2.950,79 en/of
- ( D-009:) een factuur (d.d. 3 augustus 2011) van [tandartspraktijk 1] B.V.
aan [verdachte] voor een bedrag van Euro 460,84
(telkens) verzonden en/of laten inzenden aan een of meer zorgverzekeraars,
bestaande die valsheid en/of vervalsing hieruit dat op die tandartsfacturen
en/of declaratieformulieren, (telkens) valselijk en/of in strijd met de
waarheid was vermeld dat de (op deze tandartsfacturen en/of
declaratieformulieren genoemde) verzekerden een behandeling hadden ondergaan
en/of (zorg)kosten hadden gemaakt (bij [tandartspraktijk 1] B.V. en/of
[tandartspraktijk 2] B.V.)
art 225 lid 2 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende FIOD-dossier, nummer 52607, bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering (doorgenummerd blz. 1 tot en met 1509). Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Een gezamenlijke aangifte verklaring van Achmea, AGIS, MENZIS, VGZ en CZ van 14 februari 2013, D-001, blz. 435-447 (+ bijlagen A tot en met E).
3.Een geschrift, inhoudende een herziende Excel-lijst met daarop de namen van verzekerden en ingediende facturen bij de zorgverzekeraars, DOC-131B, blz. 956-957.
4.Een geschrift, inhoudende een Excel-lijst met daarop de namen van verzekerden en ingediende facturen bij de zorgverzekeraars, DOC-131, blz. 951-952.
5.Een geschrift, inhoudende een Excel-lijst met daarop de namen van verzekerden en facturen van de zorgverzekeraars, DOC-131A, blz. 953-956.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 25 november 2014, G01-001, blz. 214.
7.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 25 november 2014, G01-001, blz. 215.
8.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 april 2015, G01-002, blz. 217.
9.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 april 2015, G01-002, blz. 218.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] van 21 april 2015, G01-002, blz. 219.
11.Een geschrift, inhoudende een factuur van 23 november 2010, D-088 1/3 t/m 3/3, blz. 796-798.
12.Een geschrift, inhoudende een declaratieformulier van 15 november 2010, D-161, blz. 1136.
13.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 17 december 2010, D-183 2/9, blz. 1188.
14.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 5 februari 2015, V019-01, blz. 159.
15.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 5 februari 2015, V019-01, blz. 159.
16.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 5 februari 2015, V019-01, blz. 161.
17.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 5 februari 2015, V019-01, blz. 162.
18.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 5 februari 2015, V019-01, blz. 163.
19.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 14 april 2015, V019-02, blz. 167.
20.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 2] van 14 april 2015, V019-02, blz. 168.
21.Een geschrift, inhoudende een declaratieformulier van 5 november 2010, D-018, blz. 501.
22.Een geschrift, inhoudende een factuur van 10 november 2010, D-087, blz. 792-795.
23.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 12 juli 2012, D-156, blz. 1128.
24.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] van 13 januari 2015, V016-01, blz. 140.
25.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] van 13 januari 2015, V016-01, blz. 140.
26.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] van 13 januari 2015, V016-01, blz. 141.
27.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 3] van 13 januari 2015, V016-01, blz. 141.
28.Een geschrift, inhoudende een factuur van 1 juni 2010, D-110, blz. 880-883.
29.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 25 juni 2010, D-185, blz. 1203.
30.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] van 12 februari 2015, V024-01, blz. 189.
31.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] van 12 februari 2015, V024-01, blz. 190.
32.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 4] van 12 februari 2015, V024-01, blz. 192.
33.Een geschrift, inhoudende een factuur van 4 januari 2011, D-076 2/6 e.v., blz. 756-759.
34.Een geschrift, inhoudende een declaratieformulier van 8 april 2011, D-076 1/6, blz. 755.
35.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 27 april 2011, D-194 36/73, blz. 1336.
36.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5] van 27 november 2014, V009-01, blz. 112.
37.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 5] van 27 november 2014, V009-01, blz. 113.
38.Een geschrift, inhoudende een factuur van 3 januari 2011, D-092 2/8 t/m 4/8, blz. 809-811.
39.Een geschrift, inhoudende een declaratieformulier van 20 juni 2011, D-092 1/8, blz. 808.
40.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 20 juli 2011, D-194 47/73, blz. 1347.
41.Een geschrift, inhoudende een rekeningafschrift van 20 juli 2011, D-194 47/73, blz. 1348.
42.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] van 26 november 2014, V008-01, blz. 107.
43.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] van 26 november 2014, V008-01, blz. 108.
44.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] van 26 november 2014, V008-01, blz. 109.
45.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [getuige 6] van 26 november 2014, V008-01, blz. 109.
46.Een geschrift, inhoudende een factuur van 11 maart 2010, D-011, blz. 484.
47.Een geschrift, inhoudende een factuur van 3 augustus 2011, D-009, blz. 482.
48.Een geschrift, inhoudende een afrekeningsspecificatie van Zilveren Kruis Achea van 22 maart 2010, DOC 132 1/14 t/m 4/14, blz. 958-961.
49.Een geschrift, inhoudende een afrekeningsspecificatie van Zilveren Kruis Achmea van 12 januari 2012, DOC 132 5/14 t/m 7/14, blz. 962-964.
50.Een geschrift, inhoudende een overzicht van de bankrekening van [verdachte] , D-138 2/33, blz. 1008.
51.Een geschrift, inhoudende een overzicht van de bankrekening van [verdachte] , D-138 20/33, blz. 1026.
52.Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] van 12 maart 2015, V001-01, blz. 63.
53.Een geschrift, te weten een Excel lijst van de bankrekening van [verdachte] , DOC-138 1/33 t/m 33/33, blz. 1007-1039.
54.Een geschrift, te weten een BlueView mutatie van 18 april 2014, D-024 1/8 t/m 8/8, blz. 515-522.