Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[Partij Y] ,
[Partij Z],
1.De procedure in de hoofd- en vrijwaringszaak
- het tussenvonnis van 25 april 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 16 juli 2018 en de opmerkingen van mr. De Lugt naar aanleiding van het proces-verbaal.
2.De feiten
proces-verbaal opgemaakt.
“In 2013 is [voornaam van Partij X] slachtoffer geweest van zinloos geweld.De 41 was daarna onvindbaar, de 32 los in de mond ( ex articulare) , 31 en 42 geluxeerd.Endodontische behandeling heeft plaats gevonden op de 3 laatst genoemde elementen. Prognose 32 is slecht !
3.De vorderingen
I. voor recht verklaart dat [Partij Y] en [Partij Z] , dan wel één van hen, in de nacht van 6 op 7 april 2013 onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Partij X] , uit hoofde waarvan [Partij Y] en [Partij Z] jegens [Partij X] schadeplichtig zijn;
3.4. [Partij Y] en [Partij Z] voeren verweer.
3.7. [Partij Y] voert ter onderbouwing van zijn vordering het volgende aan. [Partij Z] heeft het letsel toegebracht aan [Partij X] . [Partij Y] heeft hierin geen aandeel gehad. Voor zover de rechtbank zou oordelen dat [Partij Y] wel onrechtmatig heeft gehandeld jegens [Partij X] en/of sprake zou zijn van groepsaansprakelijkheid, dan verzoekt [Partij Y] om in de vrijwaringszaak de schade in de onderlinge verhouding tussen hem en [Partij Z] te verdelen. Volgens [Partij Y] houdt die verdeling in dat [Partij Z] de volledige schade dient te vergoeden.
4.De beoordeling
in de hoofdzaak
Erkenning aansprakelijkheid?
“(…) Maar op het moment, dat ik dat dacht, zag ik dat de jongen met het zwarte haar van zijn fiets viel. Hoe dat gebeurde weet ik niet, maar ik zag dat hij op de grond terecht kwam. Wij fietsen voorbij, maar later ben ik toch gestopt. Ik liep naar de jongen met het blonde haar en vroeg aan hem: “waarom riep je dat”. Ik weet niet meer wat de jongen met het blonde haar hierop antwoordde. Ik weet nog wel, dat ik geen sorry of iets heb gehoord. Ik zag in mijn ooghoek, dat de jongen met het zwarte haar naar mij toe kwam lopen en mij tegen mijn achterhoofd wilde slaan. Ik zag dat hij zijn arm omhoog hield en dat mijn vriend [voornaam van Partij Y] hem of een klap of een duw gaf. Ik zag dat hierdoor de jongen met het zwarte haar op de grond viel. Ik weet niet meer hoe, dat verder is gegaan, want ik voelde opeens, dat de jongen met het blonde haar, mij bij zijn keel greep. Ik voelde dat hij mijn keel vastpakte. Ik voelde mij hierdoor bedreigd. Omdat hij mijn keel vast had heb ik met mijn rechtervuist hem een vuistslag in het gezicht gegeven. Ik zag dat de jongen met het blonde haar bleef staan. (…)”
“(…) Toen zij voor ons fietste zag ik dat één van de jongens van zijn fiets viel. Ik weet niet hoe het kwam, dat de jongen van zijn fiets viel.[voornaam van Partij Z] en ik wilde praten met de jongens, waarom zij nare dingen naar ons riepen. We stapten van onze fietsen en ik zag dat [voornaam van Partij Z] naar één van de jongens liep. Dit was de jongen, die niet was gevallen.Ik zag dat deze jongen voor [voornaam van Partij Z] stond en [voornaam van Partij Z] bij zijn keel greep. Op hetzelfde moment, zag ik dat de jongen, die eerder was gevallen naar [voornaam van Partij Z] liep en hem van achteren op zijn hoofd wilde slaan. Ik liep naar deze jongen toe en gaf hem een harde duw, zodat hij [voornaam van Partij Z] niet kon slaan. (…) Ik heb niet gezien, wat er verder bij [voornaam van Partij Z] is gebeurd. Ik zag wel, dat de jongen die voor [voornaam van Partij Z] stond zijn hand voor zijn mond hield. Ik heb geen bloed gezien. (…).”
“(…) Er ontstond een woordenwisseling tussen [Partij Z] en een van de andere jongens. Die jongen had blond haar. Ik zag dat [voornaam van Partij Z] en de blonde jongen elkander steeds aan het duwen waren. Ze riepen elkaar van alles toe, maar wat er precies gezegd werd, kon ik niet goed horen. En opeens zag ik [voornaam van Partij Z] de blonde jongen een harde vuistslag geven. Die klap kwam links in het gezicht van de blonde jongen. Ik zag dat [voornaam van Partij Z] sloeg met zijn rechtervuist. Later bleek die hand ook onder het bloed te zitten. (…).”4.11. Voor het antwoord op de vraag of het beroep van [Partij Z] op noodweer slaagt kan in het midden worden gelaten of er sprake is geweest van een dreigende houding, schelden en beledigen en duw- en trekwerk. Ook al zou hiervan sprake zijn geweest, dan zijn deze omstandigheden niet van dien aard dat daardoor het geweld jegens [Partij X] gerechtvaardigd was.
– gelet op het proces-verbaal van 11 juni 2013 – de rechtbank ongeloofwaardig voor. De verklaringen van [Partij Y] en [getuige 1] kunnen dan ook niet dienen ter ondersteuning van de stelling van [Partij Z] . Aan bewijslevering wordt daarom niet toegekomen. Dat [Partij X] [Partij Z] bij zijn keel heeft gegrepen voordat [Partij X] in zijn gezicht werd geslagen, is derhalve niet komen vast te staan. Het voorgaande betekent dat een rechtvaardiging voor het door [Partij Z] gebruikte geweld niet kan worden aangenomen. Het beroep op noodweer faalt.
“(…) Hierop hoorden wij, slachtoffer zeggen, dat hij op zijn mond geslagen was en dat hij zijn tanden miste uit zijn mond. Wij zagen dat zijn mond bebloed was en dat er meerdere tanden miste en los zaten. (…).”4.16. Getuige [getuige 2] , die kwam aanfietsen nadat het incident had plaatsgevonden, heeft voorts ten overstaan van de politie verklaard:
“(…) Ik was op een behoorlijke afstand. Ik zag wel dat er iets op de rijbaan van de [straatnaam] gebeurd was. (…) Omdat er gewonden waren, zijn wij toch gestopt. Ik herkende op dat moment ook wie de gewonden waren. (…) Ik zag dat [voornaam van Partij X] als een rund bloedde. Al dat bloed kwam uit z’n mond. Hij stond voorovergebogen. Later had ik in de gaten dat er wat tanden uit z’n mond geslagen waren. (…) Ik heb meteen 112 laten bellen. De politie was er met een minuutje of vijf. (…)Zoals ik al zei de mishandeling zelf heb ik niet zien gebeuren. Ik heb echter een groepje personen zien wegfietsen van de plek waar [voornaam van Partij X] en [voornaam van A] waren. Zij kwamen ons een heel klein stukje tegemoet fietsen en reden vervolgens een zijstraat van de [straatnaam] in. (…) Een van de jongens herkende ik als [Partij Z] . (…).”
4.19. [Partij X] heeft ter onderbouwing van het feit dat nadere kosten moeten worden gemaakt de brief van [B] overgelegd van 13 april 2017 (vgl. r.o. 2.7). De rechtbank overweegt dat uit deze brief blijkt dat aannemelijk is dat nadere kosten ten gevolge van de gebeurtenis zullen volgen. Welke kosten dit zijn, kan de rechtbank nu niet vaststellen. Per schadepost zal te zijner tijd moeten worden gekeken of deze een gevolg is van de onrechtmatige daad van [Partij Z] jegens [Partij X] .
Conclusie
- dagvaarding € 104,79
- griffierecht € 287,00
- salaris advocaat € 1.086,00(2 punten x € 543,00)
Totaal € 1.477,79
4.30. De nakosten, waarvan [Partij X] betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.
Ten aanzien van [Partij Y]4.31. [Partij X] beroept zich jegens [Partij Y] met name op artikel 6:166 BW. Hierin is bepaald dat indien één van tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
4.32. Voor een geslaagd beroep op artikel 6:166 BW is vereist dat degene die de schade rechtstreeks heeft toegebracht een onrechtmatige daad heeft begaan. Daarnaast dient de aangesprokene (in dit geval [Partij Y] ) zelf een bijdrage te hebben geleverd aan de gedragingen in groepsverband, welke bijdrage hem als onrechtmatig handelen kan worden toegerekend. Voorts dient er sprake te zijn van bewust gezamenlijk optreden, en dient het groepsoptreden het gevaar voor schade te scheppen zoals in concreto is toegebracht en wist de aangesprokene dit of behoorde hij dit te begrijpen.
4.33. Volgens [Partij X] heeft [Partij Y] niet ingegrepen, terwijl hij dat wel had kunnen doen en had [Partij Y] aan [A] geen klap hoeven te geven. De rechtbank overweegt dat zowel [Partij Z] als [Partij Y] hebben verklaard dat zij [Partij X] en [A] hebben aangesproken nadat zij zijn gestopt en zijn afgestapt van hun fiets. Naar het oordeel van de rechtbank is dit stoppen en afstappen van de fiets door [Partij Z] en [Partij Y] geen bewust gezamenlijk optreden, waarvan [Partij Y] had behoren te begrijpen dat er een vechtpartij zou ontstaan waarbij letsel zou worden toegebracht. [Partij X] heeft onvoldoende omstandigheden gesteld, noch zijn deze gebleken, die tot een ander oordeel leiden. Weliswaar ware het beter geweest dat [Partij Y] [Partij Z] had weerhouden van het gebruiken van geweld jegens [Partij X] , maar het enkele feit dat hij dit niet, althans onvoldoende, heeft gedaan, betekent niet dat er sprake is van een groepsoptreden in de zin van artikel 6:166 BW. Derhalve worden de vorderingen jegens [Partij Y] afgewezen.
- griffierecht € 78,00
- salaris advocaat € 1.086,00(2 punten x € 543,00)
Totaal € 1.164,00
salaris advocaat € 543,00(1 punt x € 543,00)
Totaal € 622,00