ECLI:NL:RBMNE:2018:3904

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
17 augustus 2018
Zaaknummer
16/660163-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal uit een woning door middel van braak met vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 15 augustus 2018 uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning door middel van braak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 9 november 2017 in [woonplaats] samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning. De verdachte heeft met een breekijzer en handschoenen aan zich naar de woning begeven en heeft geprobeerd het raam open te breken. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren en een gevangenisstraf van 1 maand, waarbij de gevangenisstraf voorwaardelijk is met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, omdat het bewijs niet voldoende was om te concluderen dat de verdachte de inbraak had gepleegd. De rechtbank heeft overwogen dat het aangetroffen schoenspoor niet voldoende bewijs opleverde om de verdachte te veroordelen voor het tweede deel van de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de omstandigheden waaronder het feit is gepleegd en de persoonlijke situatie van de verdachte, die zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis aan de voorwaarden heeft gehouden en een dagbesteding heeft.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/660163-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1986] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. A. Boumanjal, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
primair
op 9 november 2017 in [woonplaats] samen met een ander heeft geprobeerd in te breken bij een woning gelegen aan de [adres] , waarbij verdachte met een breekijzer en met handschoenen aan zich naar de woning heeft begeven, via een dakgoot naar de eerste verdieping is geklommen en het raam met het breekijzer heeft opengebroken;
subsidiair
op 9 november 2017 in [woonplaats] samen met een ander een buitenlamp en een raamkozijn van de woning gelegen aan de [adres] heeft vernield;
2.
primair
in de periode van 13 september 2017 tot en met 18 september 2017 in [woonplaats] samen met een ander heeft geprobeerd in te breken in een woning gelegen aan de [adres] , toebehorende aan [benadeelde 1] , waarbij verdachte het raam heeft opengebroken en waarbij de woning is doorzocht;
subsidiair
in de periode van 13 september 2017 tot en met 18 september 2017 in [woonplaats] samen met een ander een buitenlamp en een raamkozijn van de woning gelegen aan de [adres] heeft vernield.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 2 ten laste gelegde en heeft daartoe aangevoerd dat een schoen een verplaatsbaar object is, zodat niet kan worden vastgesteld dat verdachte degene is geweest die het aangetroffen schoenspoor heeft veroorzaakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank acht het onder 2 ten laste gelegde niet te bewijzen en overweegt daartoe het volgende. Bij de woning aan de [adres] in [woonplaats] is een schoenspoor aangetroffen. Het schoenspoor is onderzocht en door de forensische opsporing is geconcludeerd dat dit schoenspoor is veroorzaakt door de schoen van verdachte. Echter, naar het oordeel van de rechtbank is een schoenspoor van verdachte op de plaats delict niet voldoende om vast te kunnen stellen dat verdachte degene is geweest die de inbraak gepleegd heeft. Niet is uit te sluiten dat verdachte zijn schoenen heeft uitgeleend en dat een ander met zijn schoen het schoenspoor heeft achtergelaten. De verdachte zal daarom van het onder 2 ten laste gelegde worden vrijgesproken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde geen verweer gevoerd. De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte een beroep op vrijwillige terugtred toekomt, hetgeen dient te leiden tot ontslag van alle rechtsvervolging.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het onder 2 ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 1 augustus 2018;
  • een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte van
9 november 2017, genummerd PL0900-2017340583-14 opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende een bekennende verklaring van verdachte, doorgenummerde pagina 22 e.v.;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte van
13 november 2017 genummerd PL0900-2017340583-1, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de aangifte van [benadeelde 2] , doorgenummerde pagina 40 e.v.;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor getuige van
9 november 2017 genummerd PL0900-2017340583-13, opgemaakt door de politie Midden-Nederland, houdende de verklaring van [getuige] , doorgenummerde pagina 27 e.v.

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1. primair
op 9 november 2017, omstreeks 02:40 uur, te [woonplaats] , tezamen en in vereniging met een ander, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een woning (gelegen aan de [adres] ), weg te nemen goederen en/of geld, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en zijn mededader en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, waarbij hij, verdachte, en zijn mededader:
- met een breekijzer en met handschoenen aan zich naar voornoemde woning hebben begeven, en vervolgens
- via een dakgoot naar de eerste verdieping zijn geklommen, en aldaar
- zich naar het raam aan de voorzijde hebben begeven, en vervolgens
- het raam met een breekijzer hebben opengebroken,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 primair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN HET FEIT

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet het volgende strafbare feit op:
poging tot diefstal gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

De raadsman heeft ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde bepleit dat sprake was van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht, aangezien het misdrijf niet is voltooid als gevolg van omstandigheden van de wil van de verdachte afhankelijk. Hiertoe is aangevoerd dat verdachte heeft besloten de inbraak niet voort te zetten omdat het niet goed voelde. Verdachte voelde zich angstig en concludeerde uiteindelijk dat hij weg moest gaan.
De officier van justitie is van mening dat verdachte geen beroep kan doen op vrijwillige terugtred, omdat de vrijwillige terugtred niet aannemelijk is geworden. De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat door de getuigen geen discussie is gezien tussen verdachte en zijn medeverdachte en dat verdachte zich niet heeft overgegeven aan de politie toen de politie ter plaatse kwam, hetgeen wel voor de hand had gelegen aangezien verdachte spijt had, aldus de officier van justitie.
De rechtbank stelt voorop dat van vrijwillige terugtred in de zin van artikel 46b van het Wetboek van Strafrecht sprake is, indien de verdachte vrijwillig is teruggetreden voordat het misdrijf is voltooid. Of gedragingen van de verdachte toereikend zijn om de gevolgtrekking te wettigen dat het misdrijf niet is voltooid ten gevolge van omstandigheden die van zijn wil afhankelijk zijn, hangt - mede gelet op de aard van het misdrijf - af van de concrete omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt aan de hand van het onderzoek ter terechtzitting het volgende vast.
Verdachte heeft verklaard dat hij na het openbreken van het raam niet meer naar binnen durfde. Hij voelde zich angstig en wilde zo snel mogelijk weg. Hij heeft toen tegen zijn medeverdachte gezegd: “ik kap ermee”. De medeverdachte heeft toen gezegd: “kom, we gaan naar binnen”. Vervolgens is verdachte het afdakje afgeklommen en weggelopen. De medeverdachte kwam achter verdachte aan en volgde hem, aldus verdachte.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte niet aannemelijk en overweegt daartoe het volgende. Getuige [getuige] heeft niet waargenomen dat er na het openen van het raam een korte discussie heeft plaatsgevonden tussen verdachte en zijn medeverdachte, zoals verdachte heeft verklaard. Integendeel; deze getuige verklaart dat de jongens het raam openden door het raam aan de onderkant naar buiten te trekken en dat zij steeds omkeken en vervolgens samen rustig wegliepen. De werkwijze van verdachten lijkt, blijkens een proces-verbaal van bevindingen, op een terugkerende modus operandi, waarbij de dader eerst zorgt dat er een weg naar binnen wordt gerealiseerd door middel van het verbreken van een raam, waarna de dader met zijn inbrekerswerktuig verdwijnt, om na circa een half uur weer terug te komen om te kijken of er iets veranderd is. Indien er niets is veranderd, slaat de dader zijn slag. [1] Op grond van de hiervoor vermelde omstandigheden verwerpt de rechtbank het beroep op vrijwillige terugtred. Naar het oordeel van de rechtbank waren de gedragingen van verdachte, naar de uiterlijke verschijningsvorm, niet gericht op het staken van het misdrijf ten gevolge van omstandigheden van de wil van verdachte afhankelijk.
Nu evenmin andere gronden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van het feit dan wel de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten, betekent dit dat de verdachte strafbaar is.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 2 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffende.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft het volgende aangevoerd. De eis van de officier van justitie is fors en komt niet overeen met de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS. Verdachte is op de goede weg en heeft een dagbesteding. Een voorwaardelijke straf met eventueel een taakstraf is passend.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning door middel van braak. Door aldus te handelen heeft verdachte geen respect getoond voor andermans eigendom noch voor de persoonlijke leefomgeving van anderen. Daarnaast heeft hij schade aan de woning en overlast veroorzaakt. Een woningbraak (ook een poging daartoe) kan nog lange tijd voor gevoelens van angst en onveiligheid zorgen bij zowel de bewoners van de betreffende woning als bij de buurtbewoners. Verdachte heeft geen rekening gehouden met deze gevolgen, maar alleen gedacht aan zijn eigen financiële gewin.
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met:
  • een uittreksel justitiële documentatie van 20 juni 2018 betreffende verdachte, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten;
  • een reclasseringsadvies van Inforsa van 20 februari 2018, uitgebracht door
M.L. Nieland, reclasseringswerker, waarin de reclassering adviseert in geval van bewezenverklaring een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met daarbij als bijzondere voorwaarden een meldplicht, een behandelverplichting en andere voorwaarden het gedrag betreffende, te weten het deelnemen aan urinecontroles en het op de hoogte houden van de reclassering van wijzigingen.
Tevens houdt de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening met de omstandigheid dat verdachte zich sinds de schorsing van zijn voorlopige hechtenis op 10 november 2017 aan de voorwaarden heeft gehouden en dat hij nu een dagbesteding heeft.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis, en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van
1. maand met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden, passend en geboden zijn.

10.BESLAG

Verbeurdverklaring
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten:
- schoeisel Nike Airmax 92 (goednummer: 2075408)
verbeurd verklaren.
De rechtbank overweegt dat met behulp van dit voorwerp het onder 1 primair bewezen verklaarde feit is begaan.

11.BENADEELDE PARTIJ

[benadeelde 2] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. De benadeelde partij heeft op het daartoe bestemde formulier Verzoek tot Schadevergoeding onder het kopje
4A materiële schadeeen bedrag van € 1.508,00 ingevuld. Onder het kopje
4C vergoede schadeis door de benadeelde partij tevens een bedrag van € 1.508,00 ingevuld. Onder het kopje
4D verzoek tot schadevergoedingis als bedrag totaal niet-vergoede schade ingevuld € 0,00.
11.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.508,00 kan worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. De verzekeringsmaatschappij heeft mogelijk als voorwaarde gesteld dat de benadeelde partij haar vordering inbrengt in de strafzaak, aldus de officier van justitie.
11.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk te verklaren, nu de verzekering de schade reeds heeft vergoed.
11.3
Het oordeel van de rechtbank
Blijkens het verzoek tot schadevergoeding (pagina 3 van 6, onderaan de pagina) heeft de benadeelde partij vergoeding van haar niet-vergoede schade verzocht. Nu het totaal
niet-vergoede schade in dit verzoek € 0,00 bedraagt, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zullen kosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.

12.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 33, 33a, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

13.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 primair ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1 primair meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van
80 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 40 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht, berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
1 maand;
- bepaalt dat de gevangenisstraf niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en/of bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* binnen zeven dagen volgend op het onherroepelijk worden van het vonnis contact op zal nemen met Reclassering Inforsa, Noordse Bosje 43 te Hilversum. Hierna moet hij zich gedurende een door Reclassering Inforsa te bepalen periode blijven melden zo frequent als deze instelling dat gedurende deze periode nodig acht;
* verplicht een behandeling zal volgen onder andere gericht op inzicht ontwikkelen in de scenario’s en risico’s die mogelijk delictgedrag in de hand kunnen werken, bij (Forensische) psychiatrie – FAZ Inforsa of soortgelijke ambulante zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij hij zich zal zouden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
* wordt verplicht tot een korte klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken, als de reclassering dit noodzakelijk acht, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die opname door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven;
* verplicht aan urinecontroles zal deelnemen, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* de reclassering op de hoogte zal houden over eventuele wijzigingen in zijn woonadres, telefoonnummer of anderszins;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- verklaart het volgende voorwerp verbeurd:
 schoeisel Nike Airmax 92 (goednummer: 2075408);
Benadeelde partij
- verklaart [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Bos, voorzitter, mrs. N.E.M. Kranenbroek en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2018.
Mr. H.J. Bos en mr. E. Slager zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
primair
hij op of omstreeks 9 november 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ), weg te nemen goederen en/of geld, omstreeks 02:40 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan (een)
ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, waarbij hij, verdachte, en/of zijn mededader(s):
- met een breekijzer (althans een langwerpig voorwerp) en met handschoenen aan zich naar voornoemde woning heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens)
- via een dakgoot naar de eerste verdieping is/zijn geklommen, en/of (aldaar)
- zich naar het raam aan de voorzijde heeft/hebben begeven, en/of (vervolgens)
- het raam met een breekijzer, althans een scherp en/of puntig en/of langwerpig voorwerp, heeft/hebben opgengebroken en/of geforceerd, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij op of omstreeks 9 november 2017 te [woonplaats] , althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en wederrechtelijk (een) goed(eren), (te weten een buitenlamp en/of het raam(kozijn) van de woning gelegen aan de [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 2] , in elk geval aan (een) ander(en) dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), heeft/hebben vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, de bedraging van die lamp kapot heeft/hebben getrokken en/of met een breekijzer (althans een scherp en/of puntig voorwerp) dat raam(kozijn) heeft/hebben opengebroken/geforceerd, althans aan die goederen heeft/hebben toegebracht;
2.
primair
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2017 tot en met 18 september 2017, te [woonplaats] (gemeente Wijdemeren), althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres] ) heeft weggenomen, goederen en/of geld, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, met voormeld oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, naar die woning is/zijn toegegaan en/of (vervolgens) met een schroevendraaier, althans een scherp en/of puntig voorwerp, het raam(kozijn) heeft/hebben opgengebroken/geforceerd en/of (vervolgens) die woning heeft/hebben doorzocht, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 13 september 2017 tot en met 18 september 2017 te [woonplaats] (gemeente Wijdemeren), althans in het arrondissement Midden-Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk (een) goed(eren) (te weten een buitenlamp en/of een raam(kozijn) toebehorende aan de woning gelegen aan de [adres] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [benadeelde 1] , althans aan (een) ander(en)
dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die lamp heeft/hebben afgebroken en/of dat raam, met een schroevendraaier, althans een
scherp en/of puntig voorwerp, heeft/hebben opengebroken/geforceerd.

Voetnoten

1.Pagina 66.