Op 31 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, een verkort vonnis gewezen in de strafzaak tegen een verdachte, geboren in 1999, die wordt beschuldigd van diefstal door middel van een babbeltruc. De verdachte heeft op of omstreeks 30 mei 2017 in Amersfoort, samen met een ander, een gouden horloge en drie gouden kettingen gestolen van een bejaarde vrouw. De rechtbank heeft het vonnis op tegenspraak gewezen, waarbij de officier van justitie, mr. H. Leepel, en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. B.H.J. van Rhijn, hun standpunten hebben gepresenteerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren om de vervolging te schorsen.
De rechtbank heeft het bewijs beoordeeld en kwam tot de conclusie dat het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen was. De verdachte is schuldig bevonden aan diefstal door twee of meer verenigde personen. De rechtbank heeft rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het is gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor vermogensdelicten en dat er een grote kans op herhaling bestaat.
De officier van justitie heeft een jeugddetentie van 30 dagen geëist, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De verdediging heeft zich hierbij aangesloten. De rechtbank heeft deze eis overgenomen en de verdachte veroordeeld tot een jeugddetentie van 30 dagen, die niet ten uitvoer zal worden gelegd, mits de verdachte zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. De beslissing is gebaseerd op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.