Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
kantonrechter
verzoek ex artikel 96 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvorderingvan:
1.1. de stichting[verzoekster 1] ,gevestigd te [vestigingsplaats] ,vertegenwoordigd door [A]
2.2. [verzoekster 2] ,wonende te [woonplaats] ,verschenen in persoon,
1.De procedure
- de heer [A] , voorzitter van de raad van commissarissen van [verzoekster 1]
- de heer [B] , lid van de raad van commissarissen van [verzoekster 1]
- mevr. [C] , lid van de raad van commissarissen van [verzoekster 1]
- mevrouw [naam verzoekster 2] .
“het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan pensioenregelingen”.
“het werkgeversdeel van premies voor of bijdragen aan regelingen voor vervroegde uittreding”.
3.Het gezamenlijke verzoek en de standpunten van partijen
4.De beoordeling
“de post beloningen betaalbaar op termijn wordt genormeerd op een niveau dat in directe relatie staat tot de hoogte van de beloning. (…) Hierbij is rekening gehouden met de premies voor het ouderdomspensioen, het nabestaandenpensioen, het arbeidsongeschiktheidspensioen en de overgangspremie VPL (in verband met het overgangsrecht van de FPU).”
in verband met het overgangsrecht van de FPU” inde onder 4.6. geciteerde tekst van de Memorie van Toelichting, leidt de kantonrechter af dat de wetgever (in ieder geval voor topfunctionarissen in dienst van de overheid) niet heeft bedoeld de overgangspremie VPL in alle gevallen deel uit te laten maken van de bezoldiging. De verwijzing naar het overgangsrecht van de FPU duidt erop dat bij de vaststelling van de hoogte van de bezoldiging alleen rekening gehouden moet worden met de overgangspremie VPL bij die werknemers die vallen onder het overgangsrecht van de FPU. In het geval van topfunctionarissen die niet onder de overgangsregeling vallen, dient de overgangspremie VPL derhalve dus niet bij de berekening van de bezoldiging te worden meegenomen.