ECLI:NL:RBMNE:2018:3860

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
16/653336-17, 16/125997-16 (tul) en 16/653148-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernielingen, bedreigingen en belediging van ambtenaren door verdachte in Hilversum

Op 14 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich in een periode van ruim één maand schuldig heeft gemaakt aan meerdere strafbare feiten, waaronder vernielingen, bedreigingen en belediging van ambtenaren in functie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 20 november 2017 een raam van [slachtoffer 1] heeft vernield en deze ook heeft bedreigd. Daarnaast heeft hij op 11 november 2017 [slachtoffer 2] bedreigd. Op 13 oktober 2017 heeft de verdachte een cel van de Politie Midden-Nederland vernield en verbalisanten beledigd en bedreigd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 90 dagen, waarvan 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Tevens is er een taakstraf van 100 uur opgelegd. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij [slachtoffer 1] had bedreigd, en heeft hem daarvan vrijgesproken. De rechtbank heeft rekening gehouden met de recidive van de verdachte en zijn positieve ontwikkeling in de periode na zijn laatste detentie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/653336-17, 16/125997-16 (tul) en 16/653148-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 14 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 31 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. H.J. Lambers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.A. Krikke, advocaat te Bussum, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 20 november 2017 te Hilversum een raam/ruit van [slachtoffer 1] heeft vernield;
2.
op 20 november 2017 te Hilversum [slachtoffer 1] heeft bedreigd;
3.
op 11 november 2017 te Hilversum [slachtoffer 2] heeft bedreigd;
4.
op 13 oktober 2017 te Hilversum een cel van Politie Midden-Nederland heeft vernield, beschadigd of onbruikbaar gemaakt;
5.
op 13 oktober 2017 te Hilversum [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van hun bediening heeft beledigd;
6.
op 13 oktober 2017 te Hilversum [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt verdachte van het onder 2 ten laste gelegde vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is met de officier van justitie en de raadsman van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan. Op grond van het dossier is niet vast te stellen dat verdachte opzet had op de bedreiging.
De rechtbank zal verdachte voor dit feit vrijspreken.

5.WAARDERING VAN HET BEWIJS

5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich ten aanzien van het onder 1, 3 en 5 ten laste gelegde gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Met betrekking tot het onder 4 ten laste gelegde heeft de raadsman betoogd dat het onduidelijk is voor welke vernieling verdachte terechtstaat. Uit het dossier blijkt dat verdachte én om 17:40 uur zou hebben geürineerd én om 19:30 uur. Gelet op deze onduidelijkheid moet verdachte voor dit feit worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder 6 ten laste gelegde heeft de raadsman bepleit dat niet kan worden uitgegaan van de betrouwbaarheid van de aangifte. De aangifte voor de belediging en de aangifte voor de bedreiging zijn innerlijk tegenstrijdig en op elkaar afgestemd. Mocht er naar het oordeel van de rechtbank niettemin sprake zijn van wettig bewijs, dan is er volgens de raadsman in ieder geval geen sprake van overtuigend bewijs zodat vrijspraak zou moeten volgen. De raadsman heeft aangevoerd dat bovendien niet kan worden aangenomen dat de door verdachte geuite bewoordingen bij verbalisanten een redelijke vrees hebben doen ontstaan dat het misdrijf waarmee werd gedreigd ook gepleegd zou worden. Daarbij is van belang dat er sprake was van drie verbalisanten tegenover één verdachte. Dus ook om die reden zou verdachte voor dit feit moeten worden vrijgesproken.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Bewijsmiddelen [1]
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 juli 2018;
  • de aangifte door [slachtoffer 1] op 20 november 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2017, inclusief fotobijlagen. [3]
Feit 3
Bewijsmiddelen [4]
Op 11 november 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft verklaard dat op 11 november 2017 omstreeks 12:06 uur [verdachte] , samen met een hem onbekende vrouw, de [naam] te Hilversum kwam binnen lopen. De vrouw die met hem was vroeg hem of ze de was hier kon doen. Hij vond dit prima en wees haar de weg naar het washok. [verdachte] ging haar helpen. [slachtoffer 2] ging terug naar zijn kantoor. Na ongeveer tien minuten hoorde hij harde klappen vanuit de richting van het washok. Hij vroeg aan de beveiliger [getuige] (de rechtbank begrijpt: [getuige] ) of hij met hem mee wilde lopen. Hij vroeg of er iets aan de hand was. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat er niets aan de hand was. Hij vroeg aan [verdachte] of hij eerlijk wilde zijn omdat hij echt klappen had gehoord, maar [verdachte] bleef ontkennen. Hij zei tegen [verdachte] “Ik vind het niet fijn dat je tegen mij liegt en ik wil nu dat je uit de [naam] vertrekt”. Hij zag dat [verdachte] plotseling helemaal omsloeg en zeer agressief werd. Hij hoorde [verdachte] op agressieve toon roepen: “Ik sloop je en ik pak je”. [5] Hij zag dat [verdachte] naar hem toe liep en zeer agressief uit zijn ogen keek. Hij liep naar achteren omdat hij bang was dat hij hem te lijf ging. [verdachte] bleef agressief en hij hoorde hem roepen: “Ik pak je en sloop je, ik maak je kapot”. “Je weet hoe ik ben en dat als ze me moeten hebben dat de politie mij met acht man moet komen halen”. Hij voelde zich op dat moment zeer bedreigd. Hij dacht echt dat [verdachte] hem ging slaan en liep richting zijn kantoor. Vervolgens zag hij dat beveiliger [getuige] het van hem overnam. [6]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij werkzaam is als beveiliger en op
11 november 2017 dienst had bij de [naam] in Hilversum. Omstreeks 12.30 uur kwam [slachtoffer 2] , een medewerker van [naam] , (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ), naar hem toe en vroeg of hij even mee wilde lopen. Hij is met [slachtoffer 2] meegelopen naar het washok. In het washok zag hij [verdachte] staan. [slachtoffer 2] zei: “ [verdachte] , ik heb klappen gehoord, dit kwam uit het washok”. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat hij dit niet had gedaan. Toen [slachtoffer 2] tegen [verdachte] zei dat hij niet moest liegen zei [verdachte] : “Ja ik lieg niet”. In no time sloegen bij [verdachte] de stoppen door. Hij hoorde [verdachte] naar [slachtoffer 2] schreeuwen: “ [slachtoffer 2] je weet wat nodig is, [slachtoffer 2] 8 man!” Terwijl [verdachte] naar [slachtoffer 2] schreeuwde wees hij [slachtoffer 2] aan met zijn vinger vlak voor het gezicht van [slachtoffer 2] . Dit kwam heel bedreigend en intimiderend over. [7] Ook hoorde hij [verdachte] schreeuwen: “Ik maak je kapot, ik pak je”. Hij zag dat [slachtoffer 2] angstig werd en afstand nam van [verdachte] . [slachtoffer 2] liep steeds meer naar achteren waarop [verdachte] naar voren kwam en als een dolle naar [slachtoffer 2] bleef schreeuwen en intimideren. Hij is tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] gaan staan waarop [verdachte] zijn woedde op hem richtte. [8]
Ter terechtzitting van 31 juli 2018 heeft verdachte verklaard dat hij zich het voorval wel voor de geest kan halen en vast wel iets heeft gezegd, maar zich de precieze bewoordingen niet meer kan herinneren.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Feiten 4, 5 en 6
Partiële vrijspraak
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte verbalisant [verbalisant 2] heeft beledigd of bedreigd. Van dit gedeelte van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen [9]
Op 13 oktober 2017 hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] de heer [verdachte] , geboren op [1985] , (de rechtbank begrijpt: verdachte) aangehouden voor openbare dronkenschap. Omstreeks 16.30 uur liep verbalisant [verbalisant 2] naar zijn cel (de rechtbank begrijpt: de cel van verdachte). Hij zag vervolgens dat er voor de observatiecel urine door de deur naar de gang liep. Verbalisanten hebben aan verdachte gevraagd of hij zijn eigen urine wilde opruimen en hij stemde daarmee in. Verbalisanten waren erg geduldig met verdachte, zo nu en dan nam verdachte aanstalten om wat op te dweilen en daarna begon hij weer te schreeuwen, te wijzen en nam een agressieve houding aan en ging tegenover hen staan. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat verdachte met gebalde vuisten stond en zijn hele lijf was samengetrokken van de spierspanning. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat hij collega [verbalisant 1] bleef uitschelden: “Ik trek je kop van de je romp, kankerlijers, vuile homo, klootzak”. [10]
Op 19 oktober 2017 heeft [verbalisant 1] aangifte gedaan van belediging gepleegd op 13 oktober 2017 te Hilversum. Hij heeft verklaard dat hij door verdachte is beledigd. Hij was op dat moment werkzaam in een opvallend politie-uniform. Verdachte zat vast voor openbare dronkenschap. Hij hoorde dat verdachte hem bleef uitschelden. Hij hoorde hem het volgende zeggen: “kankerlijers, vuile homo, klootzak”. Hij voelde zich door de woorden van verdachte erg beledigd. [11]
Op 19 oktober 2017 heeft [verbalisant 1] aangifte gedaan van bedreiging gepleegd op 13 oktober 2017 te Hilversum. Hij heeft verklaard dat hij door verdachte is bedreigd. Verdachte zat vast voor openbare dronkenschap. Hij was erg geduldig met verdachte, zo nu en dan nam verdachte aanstalten om wat op te dweilen en daarna begon hij weer te schreeuwen, te wijzen en nam een agressieve houding aan en ging tegenover hem staan. Hij zag dat verdachte met gebalde vuisten stond en zijn hele lijf was samengetrokken van de spierspanning. Hij hoorde dat hij hem bleef uitschelden en bedreigen. Hij hoorde hem het volgende zeggen: “Ik trek je kop van de je romp”. Hij voelde zich door de houding en woorden van verdachte bedreigd. Hij had echt het idee dat verdachte hem elk moment kon gaan slaan en mishandelen. [12]
Ter terechtzitting van 31 juli 2018 heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad heeft geplast in de cel.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank merkt op dat de raadsman moet worden nagegeven dat het dossier niet de schoonheidsprijs verdient. Nu de dossierstukken op grote lijnen en op relevante punten overeenkomen, ziet de rechtbank echter geen aanleiding om niet van de betrouwbaarheid van die stukken uit te gaan.
Ten aanzien van de vernieling overweegt de rechtbank dat uit de aangifte voor de vernieling duidelijk blijkt dat deze betrekking heeft op de vernieling die tussen 16:30 uur en 17:35 uur door verdachte is gepleegd. Dat is dan ook het feit waarvoor verdachte terecht staat en wat kenbaar had moeten zijn voor de verdediging. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Met betrekking tot de bedreiging overweegt de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen. De aangifte voor de belediging en de aangifte voor de bedreiging zijn ingediend door dezelfde verbalisant en zien op hetzelfde feitencomplex. Het is dan ook niet opmerkelijk dat beide aangiften overeenkomsten vertonen. Met betrekking tot de gestelde innerlijke tegenstrijdigheid verwijst de rechtbank naar hetgeen eerder is overwogen over het dossier in het algemeen. Dit verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van de stelling van de raadsman dat het handelen van verdachte geen redelijke vrees bij verbalisant [verbalisant 1] kan opwekken dat verdachte de daad bij het woord zou voegen, overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich zeer agressief en explosief gedroeg. Ten tijde van het uiten van de bedreigingen stond hij met gebalde vuisten en met strakgetrokken spieren voor verbalisant. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, volgt uit de verklaringen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat alleen zij tweeën daarbij aanwezig waren. Gelet op die omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank ook objectief gezien sprake van een redelijke vrees voor de dood. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en bedreiging van [verbalisant 1] .

6.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
hij op 20 november 2017 te Hilversum, opzettelijk en wederrechtelijk een raam, toebehorende aan [slachtoffer 1] , heeft vernield door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een baksteen tegen het raam te gooien;
3.
hij op 11 november 2017 te Hilversum, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen “Ik sloop je” en “ik pak je” en “ik maak je kapot” en “je weet hoe ik ben en dat als ze me moeten hebben dat de politie mij met acht man moet komen halen’;
4.
hij op 13 oktober 2017 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een cel, toebehorende aan Politie Midden Nederland, onbruikbaar heeft gemaakt;
5.
hij op 13 oktober 2017 te Hilversum opzettelijk een ambtenaar, te weten [verbalisant 1] gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, in zijn tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem de woorden toe te voegen; “kankerlijers” en “vuile homo’ en “klootzak”;
6.
hij op 13 oktober 2017 te Hilversum [verbalisant 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [verbalisant 1] dreigend de woorden toe te voegen “ik trek je kop van je romp”.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

7.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

7.1
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte van het onder 4 ten laste gelegde moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging, nu er sprake was van overmacht. Verdachte zat vier uur lang in de cel en heeft meerdere keren op de bel gedrukt, maar niemand is gekomen. Hij was dus genoodzaakt om in de cel te plassen.
7.2
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie is van mening dat van overmacht geen sprake was.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het proces-verbaal van bevindingen van 13 oktober 2017, opgemaakt door verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] , volgt dat beide verbalisanten verklaren dat zij naast de bel zaten, maar geen bel hebben gehoord. De rechtbank gaat er dan ook vanuit dat verdachte niet op de bel heeft gedrukt. Dit betekent dat, voor zover er al sprake is geweest van een overmachtssituatie, deze situatie aan verdachte zelf te wijten is geweest. Dit beroep slaagt dan ook niet.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
1.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen
3.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
4.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, onbruikbaar maken
5.
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
6.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

8.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

9.OPLEGGING VAN STRAF

9.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 90 dagen, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 45 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met bijzondere voorwaarden. De officier van justitie heeft de dadelijke uitvoerbaarheid van die bijzondere voorwaarden gevorderd.
Verder heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een Gedragsbeïnvloedende Maatregel (GBM) wordt opgelegd voor de duur van maximaal twee jaar, met de voorwaarde van een contactverbod met [slachtoffer 1] en een locatieverbod voor de omgeving van haar huis, en met de aantekening dat wanneer verdachte deze voorwaarden overtreedt, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van zeven dagen, tot een maximum van 140 dagen.
Tenslotte heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte een taakstraf voor de duur van 100 uur wordt opgelegd, bij niet of niet behoorlijke voldoening te vervangen door 50 dagen hechtenis.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte bij zijn aanhouding ten onrechte transportboeien zijn aangelegd. Dit is in strijd met de werkinstructie van de politie. Er is dan ook sprake van een vormverzuim als bedoeld in artikel 359a Wetboek van Strafvordering. De raadsman verzoekt de rechtbank daarmee rekening te houden bij de straftoemeting.
De raadsman heeft de rechtbank voorts verzocht rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Het gaat nu de goede kant op met verdachte en hij krijgt zijn leven steeds meer op de rails. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou deze positieve ontwikkeling doorkruizen. De verdediging verzoekt de rechtbank om verdachte om die reden een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. Tevens verzoekt de raadsman rekening te houden met de tijd die zijn cliënt in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich in een tijdspanne van ruim één maand schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten. Verdachte heeft zich onder meer schuldig gemaakt aan een tweetal vernielingen. Dit soort feiten leidt tot ergernis en financiële schade bij de betrokkenen. Door het plegen van deze feiten heeft verdachte laten zien geen enkel respect te hebben voor de eigendommen van anderen. Verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan twee bedreigingen. Hij heeft de bedreigde personen met zijn explosieve en agressieve gedrag angst aangejaagd, waardoor zij dachten dat verdachte hen daadwerkelijk zou aanvallen. Dit is gedrag wat absoluut niet getolereerd kan worden. Ten slotte heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van een politieambtenaar in functie. Dit is zeer hinderlijk en respectloos gedrag jegens een politieambtenaar die bezig is zijn werk te doen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank neemt ten nadele van verdachte in aanmerking dat, blijkens de inhoud van een verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 juni 2018, verdachte veelvuldig is veroordeeld voor gelijksoortige feiten en zelfs nog recentelijk in september 2017.
Uit het reclasseringsadvies van Inforsa van 6 maart 2018, opgemaakt door mevr. L. Hoogland, blijkt dat verdachte een lange verslavingsgeschiedenis kent. Zodra hij stopte met het ene middel, verving hij het door het andere middel. De feiten waarvan hij wordt verdacht zijn dan ook allemaal gepleegd onder invloed van alcohol. Verdachte lijkt echter zijn laatste detentie te hebben aangegrepen om zijn leven ten goede te keren. Hij heeft inmiddels orde op zaken gesteld wat betreft zijn financiën en zijn opleiding, en een huurwoning geregeld. Als verdachte abstinent blijft, schat de reclassering dat de kans op recidive aanzienlijk zal afnemen. Verder blijkt uit het advies dat verdachte geen bemoeienis wenst van de reclassering en alles zelf wil oplossen. Hij staat dan ook niet open voor toezicht. Gelet hierop adviseert de reclassering om verdachte een (on-)voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting en de door de raadsman overgelegde e-mail van 27 juli 2018 van B. van Bergen, reclasseringsmedewerker, komt een gelijksoortig beeld naar boven. Verdachte lijkt het tij gekeerd te hebben en zijn leven weer op de rit te hebben. Uit de urinecontroles blijkt dat verdachte sinds november 2017 clean is. Hiermee lijkt ook de stroom aan delicten tot stilstand te zijn gekomen. Daarnaast houdt hij zich aan zijn meldplicht bij de reclassering en hij is druk met het voldoen van zijn taakstraffen. Anders dan in het reclasseringsrapport vermeld staat, heeft verdachte ter terechtzitting verklaard bereid te zijn om mee te werken aan reclasseringstoezicht.
Vormverzuim
De rechtbank overweegt dat in artikel 22 Politiewet staat dat handboeien slechts kunnen worden aangelegd indien de feiten of omstandigheden dit redelijkerwijs vereisen met het oog op gevaar voor ontvluchting, dan wel met het oog op gevaar voor de veiligheid of het leven van de persoon die rechtens van zijn vrijheid is beroofd, van de ambtenaar of van derden.
Uit het proces-verbaal van aanhouding blijkt dat een verbalisant verdachte aansprak en sommeerde om mee te werken. Hierop zei verdachte: “Oké, ik werk mee”. Verbalisant zag daarop dat verdachte uit de schuur kwam en direct aanstalten maakte om de direct daarnaast gelegen deur van een woning binnen te gaan. Verbalisanten pakten daarop de arm van verdachte beet. Zij voelden dat verdachte tegenwerkte en een andere kant op probeerde te gaan dan zij wilden. Hierop hebben verbalisanten hem naar de grond gewerkt en aangehouden.
De rechtbank is van oordeel dat dit een situatie betreft waarin verbalisanten redelijkerwijs tot de beslissing hebben kunnen komen om verdachte te boeien teneinde te voorkomen dat hij zou vluchten. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van een vormverzuim. Dit verweer wordt verworpen.
Eendaadse samenloop dan wel voortgezette handeling
De raadsman heeft betoogd dat er sprake is van eendaadse samenloop ten aanzien van de feiten 5 en 6. De rechtbank overweegt dat er, anders dan bij eendaadse samenloop, geen sprake is van één feit dat onder meerdere delictsomschrijvingen valt. Het gaat immers om verschillende uitingen en verschillende daarmee samenhangende gedragingen. Er is naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen sprake van eendaadse samenloop. De rechtbank gaat evenmin mee met het subsidiaire standpunt van de raadsman dat er sprake is van een voortgezette handeling, nu er geen sprake is geweest van één wilsbesluit en evenmin van gelijksoortige handelingen.
Slotsom
De ernst van de feiten en de veelvuldige recidive maken dat de rechtbank niet anders kan dan volstaan met een vrijheidsbenemend straf. De rechtbank heeft echter ook oog voor het feit dat verdachte sinds november 2017 clean is en zijn leven weer op de rit heeft. Met de officier van justitie acht de rechtbank het daarom niet wenselijk dat deze positieve ontwikkeling wordt doorkruist met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank zal om die reden aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf opleggen gelijk aan de duur van het voorarrest.
De rechtbank neemt ook in aanmerking dat de gunstige ontwikkeling van verdachte nog pril is. Zij zal daarom aan verdachte als stok achter de deur een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen voor de duur van 45 dagen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard mee te willen werken aan reclasseringstoezicht. De rechtbank acht dit ook wenselijk gelet op de relatief korte periode waarin het goed gaat met verdachte. Anders dan de officier van justitie heeft gevorderd zal de rechtbank dit toezicht niet opleggen bij de in deze zaak op te leggen hoofdstraf, maar zal dit verdisconteren in een verlenging van de proeftijd in de zaak met parketnummer 16/125997-16 waarvan de tenuitvoerlegging is gevorderd, zoals hierna zal worden gemotiveerd. De rechtbank acht het niet wenselijk indien twee vormen van toezicht naast en daardoor mogelijk door elkaar gaan lopen. Voorts zal de rechtbank niet aan verdachte de door de officier van justitie gevorderde GBM opleggen, nu verdachte heeft verklaard dat de relatie met [slachtoffer 1] sinds november is beëindigd en de rechtbank geen informatie heeft waaruit anderszins zou blijken.
Nu de rechtbank verdachte een relatief korte gevangenisstraf oplegt, zal zij in aanvulling hierop verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf opleggen voor de duur van 100 uur. Daarmee wordt recht gedaan aan de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan.

10.VORDERINGEN TENUITVOERLEGGING

10.1
De vordering van de officier van justitie
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/125997-16
De officier van justitie vordert de proeftijd van de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen met één jaar te verlengen, plus aanvulling van de bijzondere voorwaarden.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/653148-17
De officier van justitie vordert de voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen toe te wijzen en om te zetten in een onvoorwaardelijke taakstraf voor de duur van 120 uren.
10.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman verzoekt primair om de vorderingen tot tenuitvoerlegging toe te wijzen en om te zetten in taakstraffen, dan wel de proeftijd te verlengen. Subsidiair verzoekt de raadsman om de vorderingen tenuitvoerlegging toe te wijzen indien aan zijn cliënt in de onderhavige strafzaak een gevangenisstraf wordt opgelegd.
10.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/125997-16
Bij vonnis van de meervoudige kamer van de rechtbank Midden-Nederland van 19 september 2017 is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 112 dagen voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank zal de eerder vastgestelde proeftijd met één jaar verlengen. Bij die beslissing is rekening gehouden met de persoon en omstandigheden van de veroordeelde.
Daarnaast zal de rechtbank de reeds bij deze proeftijd bestaande algemene en bijzondere voorwaarden aanvullen met de navolgende bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/653148-17
Bij vonnis van politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 27 september 2017 is aan verdachte onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 31 dagen voorwaardelijk opgelegd.
Gelet op de eerdere overwegingen omtrent het niet willen doorkruisen van de positieve ontwikkeling van verdachte, zal de rechtbank in plaats daarvan een taakstraf gelasten voor de duur van 120 uren.

11.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 14f, 14g, 22c, 22d, 57, 266, 267, 285, 350 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

12.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart onder 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 3, 4, 5 en 6 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 7 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
90 dagen;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 45 dagen, niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- veroordeelt verdachte tot een
taakstrafvan
100 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 50 dagen hechtenis;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/125997-16
- verlengt de bij vonnis van 19 september 2017 door de meervoudige kamer in de rechtbank Lelystad aan de opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf verbonden proeftijd met één jaar;
- voegt aan de reeds bestaande algemene en bijzondere voorwaarden de bijzondere voorwaarde toe dat verdachte:
* zich zal onthouden van het gebruik van alcohol en drugs en zich verplicht ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 16/653148-17
- wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Lelystad bij vonnis van 27 september 2017 opgelegde voorwaardelijke vrijheidsstraf toe;
- gelast in plaats van de vrijheidsstraf het verrichten van een taakstraf voor de duur van 120 uren;
- beveelt dat voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 60 dagen hechtenis;
Voorlopige hechtenis
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.L. Beljaars, voorzitter, mrs. R.B. Eigeman en V.C. Kool, rechters, in tegenwoordigheid van mr. O.S. Salet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2018.
Mr. Beljaars is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
feit 1
hij op of omstreeks 20 november 2017 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam/ruit, in elk geval enig goed, geheel
of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar opzettelijk en wederrechtelijk een (bak)steen tegen en/of door het raam/ruit te gooien;
feit 2
hij op of omstreeks 20 november 2017 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, terwijl die [slachtoffer 1] in een
winkel stond, die [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd; Ik ga je kapot maken op de Kapelstraat ik ga je slopen” en/of is hij, verdachte, (vervolgens) die [slachtoffer 1] naar de woning van die [slachtoffer 1] aan do Kapelstraat gevolgd en/of heeft hij, verdachte, opzettelijk dreigend, nadat
die [slachtoffer 1] voornoemde woning is binnengetreden, eer, (bak)steen tegen en/of door een raam/ruit van haar woning gegooid (in welke woning die [slachtoffer 1] zich bevond);
feit 3
hij op of omstreeks 11 november 2017 te Hilversum, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen “Ik sloop je” en/of “ik verbouw de hele boel hier” en/of “ik pak je” en/of “ik maak je kapot” en/of “je weet
hoe ik ben en dat als ze me moeten hebben dat de politie mij met acht man moet
komen halen”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
feit 4
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Hilversum opzettelijk en wederrechtelijk een cel, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten Politie Midden Nederland, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt;
feit 5
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Hilversum opzettelijk een ambtenaar, te weten
[verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] , gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen; “kankerlijers” en/of “vuile homo’ en/of “klootzak”, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking:
feit 6
hij op of omstreeks 13 oktober 2017 te Hilversum [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [verbalisant 1] en/of [verbalisant 2] dreigend de woorden toe te voegen “ik trek je kop van je romp”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 november 2017, genummerd 2017352658, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1 tot en met 4.
3.Pagina 9 tot en met 17.
4.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 22 november 2017, genummerd 2017352658, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 51. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
5.Pagina 32.
6.Pagina 33.
7.Pagina 42.
8.Pagina 43.
9.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 24 oktober 2017, genummerd 2017312419, opgemaakt door politie Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 52 tot en met 77. Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
10.Pagina 65.
11.Pagina 57.
12.Pagina 59.