5.3Het oordeel van de rechtbank
Het feit is door verdachte begaan. Verdachte heeft het ten laste gelegde feit bekend. De raadsman heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting van 31 juli 2018;
- de aangifte door [slachtoffer 1] op 20 november 2017;
- het proces-verbaal van bevindingen van 20 november 2017, inclusief fotobijlagen.
Op 11 november 2017 heeft [slachtoffer 2] aangifte gedaan van bedreiging. Hij heeft verklaard dat op 11 november 2017 omstreeks 12:06 uur [verdachte] , samen met een hem onbekende vrouw, de [naam] te Hilversum kwam binnen lopen. De vrouw die met hem was vroeg hem of ze de was hier kon doen. Hij vond dit prima en wees haar de weg naar het washok. [verdachte] ging haar helpen. [slachtoffer 2] ging terug naar zijn kantoor. Na ongeveer tien minuten hoorde hij harde klappen vanuit de richting van het washok. Hij vroeg aan de beveiliger [getuige] (de rechtbank begrijpt: [getuige] ) of hij met hem mee wilde lopen. Hij vroeg of er iets aan de hand was. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat er niets aan de hand was. Hij vroeg aan [verdachte] of hij eerlijk wilde zijn omdat hij echt klappen had gehoord, maar [verdachte] bleef ontkennen. Hij zei tegen [verdachte] “Ik vind het niet fijn dat je tegen mij liegt en ik wil nu dat je uit de [naam] vertrekt”. Hij zag dat [verdachte] plotseling helemaal omsloeg en zeer agressief werd. Hij hoorde [verdachte] op agressieve toon roepen: “Ik sloop je en ik pak je”.Hij zag dat [verdachte] naar hem toe liep en zeer agressief uit zijn ogen keek. Hij liep naar achteren omdat hij bang was dat hij hem te lijf ging. [verdachte] bleef agressief en hij hoorde hem roepen: “Ik pak je en sloop je, ik maak je kapot”. “Je weet hoe ik ben en dat als ze me moeten hebben dat de politie mij met acht man moet komen halen”. Hij voelde zich op dat moment zeer bedreigd. Hij dacht echt dat [verdachte] hem ging slaan en liep richting zijn kantoor. Vervolgens zag hij dat beveiliger [getuige] het van hem overnam.
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij werkzaam is als beveiliger en op
11 november 2017 dienst had bij de [naam] in Hilversum. Omstreeks 12.30 uur kwam [slachtoffer 2] , een medewerker van [naam] , (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 2] ), naar hem toe en vroeg of hij even mee wilde lopen. Hij is met [slachtoffer 2] meegelopen naar het washok. In het washok zag hij [verdachte] staan. [slachtoffer 2] zei: “ [verdachte] , ik heb klappen gehoord, dit kwam uit het washok”. Hij hoorde [verdachte] zeggen dat hij dit niet had gedaan. Toen [slachtoffer 2] tegen [verdachte] zei dat hij niet moest liegen zei [verdachte] : “Ja ik lieg niet”. In no time sloegen bij [verdachte] de stoppen door. Hij hoorde [verdachte] naar [slachtoffer 2] schreeuwen: “ [slachtoffer 2] je weet wat nodig is, [slachtoffer 2] 8 man!” Terwijl [verdachte] naar [slachtoffer 2] schreeuwde wees hij [slachtoffer 2] aan met zijn vinger vlak voor het gezicht van [slachtoffer 2] . Dit kwam heel bedreigend en intimiderend over.Ook hoorde hij [verdachte] schreeuwen: “Ik maak je kapot, ik pak je”. Hij zag dat [slachtoffer 2] angstig werd en afstand nam van [verdachte] . [slachtoffer 2] liep steeds meer naar achteren waarop [verdachte] naar voren kwam en als een dolle naar [slachtoffer 2] bleef schreeuwen en intimideren. Hij is tussen [slachtoffer 2] en [verdachte] gaan staan waarop [verdachte] zijn woedde op hem richtte.
Ter terechtzitting van 31 juli 2018 heeft verdachte verklaard dat hij zich het voorval wel voor de geest kan halen en vast wel iets heeft gezegd, maar zich de precieze bewoordingen niet meer kan herinneren.
Op grond van deze bewijsmiddelen is de rechtbank van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan.
De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte verbalisant [verbalisant 2] heeft beledigd of bedreigd. Van dit gedeelte van de tenlastelegging zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Op 13 oktober 2017 hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 1] de heer [verdachte] , geboren op [1985] , (de rechtbank begrijpt: verdachte) aangehouden voor openbare dronkenschap. Omstreeks 16.30 uur liep verbalisant [verbalisant 2] naar zijn cel (de rechtbank begrijpt: de cel van verdachte). Hij zag vervolgens dat er voor de observatiecel urine door de deur naar de gang liep. Verbalisanten hebben aan verdachte gevraagd of hij zijn eigen urine wilde opruimen en hij stemde daarmee in. Verbalisanten waren erg geduldig met verdachte, zo nu en dan nam verdachte aanstalten om wat op te dweilen en daarna begon hij weer te schreeuwen, te wijzen en nam een agressieve houding aan en ging tegenover hen staan. Verbalisant [verbalisant 2] zag dat verdachte met gebalde vuisten stond en zijn hele lijf was samengetrokken van de spierspanning. Verbalisant [verbalisant 2] hoorde dat hij collega [verbalisant 1] bleef uitschelden: “Ik trek je kop van de je romp, kankerlijers, vuile homo, klootzak”.
Op 19 oktober 2017 heeft [verbalisant 1] aangifte gedaan van belediging gepleegd op 13 oktober 2017 te Hilversum. Hij heeft verklaard dat hij door verdachte is beledigd. Hij was op dat moment werkzaam in een opvallend politie-uniform. Verdachte zat vast voor openbare dronkenschap. Hij hoorde dat verdachte hem bleef uitschelden. Hij hoorde hem het volgende zeggen: “kankerlijers, vuile homo, klootzak”. Hij voelde zich door de woorden van verdachte erg beledigd.
Op 19 oktober 2017 heeft [verbalisant 1] aangifte gedaan van bedreiging gepleegd op 13 oktober 2017 te Hilversum. Hij heeft verklaard dat hij door verdachte is bedreigd. Verdachte zat vast voor openbare dronkenschap. Hij was erg geduldig met verdachte, zo nu en dan nam verdachte aanstalten om wat op te dweilen en daarna begon hij weer te schreeuwen, te wijzen en nam een agressieve houding aan en ging tegenover hem staan. Hij zag dat verdachte met gebalde vuisten stond en zijn hele lijf was samengetrokken van de spierspanning. Hij hoorde dat hij hem bleef uitschelden en bedreigen. Hij hoorde hem het volgende zeggen: “Ik trek je kop van de je romp”. Hij voelde zich door de houding en woorden van verdachte bedreigd. Hij had echt het idee dat verdachte hem elk moment kon gaan slaan en mishandelen.
Ter terechtzitting van 31 juli 2018 heeft verdachte verklaard dat hij inderdaad heeft geplast in de cel.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
De rechtbank merkt op dat de raadsman moet worden nagegeven dat het dossier niet de schoonheidsprijs verdient. Nu de dossierstukken op grote lijnen en op relevante punten overeenkomen, ziet de rechtbank echter geen aanleiding om niet van de betrouwbaarheid van die stukken uit te gaan.
Ten aanzien van de vernieling overweegt de rechtbank dat uit de aangifte voor de vernieling duidelijk blijkt dat deze betrekking heeft op de vernieling die tussen 16:30 uur en 17:35 uur door verdachte is gepleegd. Dat is dan ook het feit waarvoor verdachte terecht staat en wat kenbaar had moeten zijn voor de verdediging. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Met betrekking tot de bedreiging overweegt de rechtbank dat zij geen aanleiding ziet om aan de betrouwbaarheid van de aangifte te twijfelen. De aangifte voor de belediging en de aangifte voor de bedreiging zijn ingediend door dezelfde verbalisant en zien op hetzelfde feitencomplex. Het is dan ook niet opmerkelijk dat beide aangiften overeenkomsten vertonen. Met betrekking tot de gestelde innerlijke tegenstrijdigheid verwijst de rechtbank naar hetgeen eerder is overwogen over het dossier in het algemeen. Dit verweer wordt verworpen.
Ten aanzien van de stelling van de raadsman dat het handelen van verdachte geen redelijke vrees bij verbalisant [verbalisant 1] kan opwekken dat verdachte de daad bij het woord zou voegen, overweegt de rechtbank dat uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte zich zeer agressief en explosief gedroeg. Ten tijde van het uiten van de bedreigingen stond hij met gebalde vuisten en met strakgetrokken spieren voor verbalisant. Anders dan de raadsman heeft aangevoerd, volgt uit de verklaringen van [verbalisant 1] en [verbalisant 2] dat alleen zij tweeën daarbij aanwezig waren. Gelet op die omstandigheden is er naar het oordeel van de rechtbank ook objectief gezien sprake van een redelijke vrees voor de dood. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
De rechtbank is van oordeel dat wettig en overtuigend is bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan belediging en bedreiging van [verbalisant 1] .