ECLI:NL:RBMNE:2018:3859

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
16/705380-18 en 10/741095-17 (tul) (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot doodslag en zware mishandeling door voormalig kickbokser in Almere

Op 15 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een 49-jarige man uit Almere veroordeeld tot 1 jaar gevangenisstraf voor poging tot doodslag, poging zware mishandeling en bedreiging. De man, een voormalig kickbokser, heeft op 25 februari 2018 zijn begeleider in een gebouw van de Victory Outreach kerk in Almere aangevallen. Hij greep de begeleider bij zijn stropdas en trok deze steeds strakker aan, waardoor het slachtoffer gewurgd werd. Daarnaast heeft hij het slachtoffer geslagen en geschopt, terwijl hij dreigende woorden uitsprak zoals 'ik maak je dood'. Het slachtoffer liep ernstige verwondingen op, waaronder een gebroken neus en kneuzingen.

De rechtbank oordeelde dat de verklaring van de verdachte over een alternatieve toedracht van de gebeurtenissen niet aannemelijk was. De rechtbank hechtte waarde aan de verklaringen van getuigen en het letsel van het slachtoffer, wat de verklaring van de verdachte tegensprak. De rechtbank vond dat de lichamelijke integriteit van de begeleider ernstig was geschonden en dat zijn gevoel van veiligheid was aangetast, vooral gezien de relatie tussen verdachte en slachtoffer. Bij de strafoplegging hield de rechtbank rekening met eerdere veroordelingen van de verdachte en de ernst van de feiten. De opgelegde straf was gelijk aan de eis van de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummers: 16/705380-18 en 10/741095-17 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 15 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1968] te [geboorteplaats] (Suriname),
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Almere te Almere.

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 1 augustus 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. A. Drogt en van hetgeen verdachte en zijn raadsvrouw mr. A.M.D. Naarden, advocaat te 's-Gravenhage, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
1.
op 25 februari 2018 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, door het aantrekken van een stropdas om de keel van [slachtoffer] ;
2.
primair
op 25 februari 2018 in Almere [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus, hersenletsel en gebroken jukbeen) heeft toegebracht door hem met een steen en met vuisten in het gezicht te slaan en te schoppen tegen de benen;
subsidiair
op 25 februari 2018 in Almere heeft geprobeerd [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen door hem met een steen en met vuisten in het gezicht te slaan en te schoppen tegen de benen;
meer subsidiair
op 25 februari 2018 in Almere [slachtoffer] heeft mishandeld door hem met een steen en met vuisten in het gezicht te slaan en te schoppen tegen de benen;
3.
op 25 februari 2018 in Almere [slachtoffer] heeft bedreigd door te zeggen: “ik maak je dood”, “ik vermoord je”, “als ik een mes had gehad, had ik je kapot gestoken” en “ik maak je af, ik sla je kapot, ik maak je dood”.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1]
Op 25 februari 2018 heeft [slachtoffer] aangifte gedaan van een poging doodslag gepleegd in Almere. [2] Aangever heeft onder meer het volgende verklaard. [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) greep mij bij mijn keel en zei dat hij zijn spullen wilde hebben. Vervolgens greep hij mij bij mijn stropdas en trok deze aan. Hij sleurde mij aan mijn stropdas het kantoor uit. Ik voelde dat hij de stropdas strakker aantrok. Ik voelde dat als hij harder zou trekken, dat ik weg zou vallen. [3] Terwijl hij mij sloeg riep hij: “ik maak je dood”. Ook riep hij: “ik vermoord je” en “als ik een mes had gehad, had ik je kapot gestoken”. [4] Hij schopte ook een aantal keer tegen mijn benen. [5]
Getuige [getuige] heeft op 25 februari 2018 onder meer het volgende verklaard. Ik zag dat [slachtoffer] (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer] ) een stropdas om zijn nek had. Ik zag dat [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) de stropdas van [slachtoffer] vast had met zijn hand. Ik zag dat [verdachte] het uiteinde van de stropdas van [slachtoffer] vasthield en hieraan trok. [6] [verdachte] trok steeds harder aan de stropdas. Ik zag dat [slachtoffer] weinig lucht kreeg. [7] Ik zag dat [verdachte] met zijn vuist meerdere keren met kracht in het gezicht van [slachtoffer] sloeg. [8] Ik zag dat [verdachte] meer dan 10 keer sloeg en schopte. [9] Ik zag dat [verdachte] met zijn voet meerdere keren tegen [slachtoffer] zijn benen schopte. [10] Ik hoorde [verdachte] tegen [slachtoffer] zeggen: “ik maak je af, ik sla je kapot, ik maak je dood”. [11]
De verbalisanten die op 25 februari 2018 ter plaatse zijn gekomen hebben met betrekking tot het letsel van aangever het volgende gerelateerd. Het slachtoffer had ernstig letsel in zijn gezicht. Er zat een grote zwelling op zijn rechterwang welke zijn oog dichtdrukte. Er zat een snee op zijn neus. Tevens zat er een kleine zwelling op zijn linkerwang. Zijn gehele gezicht was bebloed. [12]
Van het letsel heeft een van de verbalisanten foto’s genomen, die zich in het dossier bevinden. [13]
Uit de geneeskundige verklaring van 9 april 2018, opgemaakt door mevrouw M. Wind, als arts werkzaam bij GGD Flevoland, volgt het volgende. Breuk van de neus. Verder geen breuken in het aangezicht. Verdenking hersenschudding. Forse zwellingen rond de oogkassen, jukbeenderen en onderkaak. [14]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij ex-kickbokser is en dat hij lang aan kickboksen gedaan heeft. [15]
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van feit 1 en feit 2
Betrouwbaarheid verklaring aangever
Door de raadsvrouw is bepleit dat de verklaringen van aangever niet consistent zijn en derhalve van het bewijs moeten worden uitgesloten. De rechtbank overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. Dat de verklaring van aangever, zoals afgelegd bij de politie op
25 februari 2018 vlak na het incident, niet volledig overeenkomt met zijn latere verklaring van 5 april 2018 en zijn bij de rechter-commissaris op 28 juni 2018 afgelegde verklaring, is, gelet op de impact en het letsel ten gevolge van het gebeurde, niet onbegrijpelijk en maakt de aangifte van [slachtoffer] niet onbetrouwbaar. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van [slachtoffer] in de kern consistent zijn. Daarbij komt dat de verklaring van aangever voldoende wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen. Het verweer van de verdediging dat de verklaringen van aangever onvoldoende betrouwbaar zouden zijn, wordt daarom verworpen.
Verklaring getuige [getuige]
De raadsvrouw heeft bewijsuitsluiting bepleit ten aanzien van de verklaring van getuige [getuige] , nu de verdediging het ondervragingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen vanwege het overlijden van de getuige.
De rechtbank overweegt het volgende. Uit rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (zie bijvoorbeeld: EHRM 15 december 2011, Al Khawaja & Tahery en EHRM 10 juli 2012, Vidgen) en de Hoge Raad kan van schending van artikel 6 lid 3 onder d van het EVRM geen sprake zijn als gelegenheid voor de verdediging om de getuige te ondervragen weliswaar heeft ontbroken, maar diens verklaring in belangrijke mate steun vindt in andere bewijsmiddelen. Met andere woorden, bewijs mag niet volledig of beslissend (“sole or decisive") berusten op de verklaring van een getuige, indien de verdediging niet op enig moment in de gelegenheid is gesteld deze getuige behoorlijk te ondervragen.
De rechtbank stelt vast dat de raadsvrouw, vanwege het overlijden van de getuige, niet in de gelegenheid is gesteld om [getuige] als getuige te ondervragen. In dit geval doet zich evenwel niet de situatie voor dat het bewijs dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan alleen berust op de verklaring van getuige [getuige] , nu er steunbewijs is, namelijk de aangifte en het geconstateerde letsel. Er is daarom in dit geval naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van schending van artikel 6, derde lid onder d, van het EVRM, zodat het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.
Alternatief scenario
Door de verdediging is betoogd dat er tussen verdachte en aangever heen en weer is geduwd en dat verdachte aangever heeft meegetrokken tijdens een val, ten gevolge waarvan aangever tegen de deurpost is gevallen en letsel heeft opgelopen. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk en overweegt daartoe dat het letsel van aangever, gelet op de geneeskundige verklaring en de foto’s in het dossier, niet verenigbaar is met de verklaring van verdachte. Ook strookt dit scenario niet met de verklaring van [getuige] . Het verweer wordt derhalve verworpen.
Ten aanzien van feit 1
Poging doodslag
Vastgesteld kan worden dat verdachte de keel van aangever heeft dichtgeknepen door het aantrekken van de stropdas om zijn nek. Het is een feit van algemene bekendheid dat door het dichtknijpen van de keel de dood kan intreden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte door aldus te handelen de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever zou komen te overlijden. Daarmee is sprake van poging doodslag, zodat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen is.
Ten aanzien van feit 2
Vrijspraak van het onder 2 primair ten laste gelegde - zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat niet is komen vast te staan dat het door de verdachte toegebrachte letsel als zwaar lichamelijk letsel moet worden aangemerkt. Daartoe overweegt de rechtbank dat hetgeen uit het dossier is gebleken omtrent de aard van het letsel, de eventuele noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op herstel ontoereikend is om het letsel aan te merken als zwaar lichamelijk letsel. De verdachte zal daarom van het onder 2 primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
Poging zware mishandeling
De rechtbank is van oordeel dat het door verdachte jegens aangever gebruikte geweld, te weten het slaan tegen het gezicht en het schoppen tegen de benen van aangever een poging tot zware mishandeling oplevert. Door aldus te handelen, mede gelet op de frequentie en de duur van de mishandeling, de omstandigheid dat verdachte een voormalig kickbokser is, de mogelijke ernstige gevolgen van een dergelijke mishandeling en de geconstateerde verwondingen van aangever, heeft verdachte de aanmerkelijke kans aanvaard aangever zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.
Partiële vrijspraak van het onder 2 subsidiair ten laste gelegde slaan met baksteen
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte aangever in het gezicht heeft geslagen met een baksteen, zodat verdachte van dit deel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
1.
op 25 februari 2018 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven met dat opzet de keel van voornoemde [slachtoffer] (door het aantrekken van diens stropdas) heeft dichtgeknepen en dichtgeknepen gehouden en voornoemde [slachtoffer] met diens stropdas heeft getracht te wurgen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2. subsidiair
op 25 februari 2018 te Almere, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met de vuist te slaan in het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en meermalen te schoppen tegen de benen van voornoemde [slachtoffer] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
3.
op 25 februari 2018 te Almere, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "ik maak je dood" en "ik vermoord je" en "als ik een mes had gehad, had ik je kapot gestoken" en "ik maak je af, ik sla je kapot, ik maak je dood".
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag
Ten aanzien van feit 2:
poging tot zware mishandeling
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft, gelet op de bepleite vrijspraak, geen strafmaatverweer gevoerd.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dichtknijpen van de keel van aangever door het aantrekken van diens stropdas. Daarbij heeft verdachte aangever met de vuist geslagen in het gezicht en geschopt tegen de benen. Aangever is hierdoor ernstig toegetakeld en heeft aan de mishandeling een gebroken neus en kneuzingen overgehouden. Tevens heeft verdachte aangever bedreigd, door tijdens de mishandeling tegen aangever te roepen dat hij hem zou doden, in verschillende bewoordingen. Deze gebeurtenis moet voor aangever zeer bedreigend geweest zijn. Verdachte heeft met deze daad de lichamelijke integriteit van aangever ernstig geschonden en heeft zijn gevoel van veiligheid en vertrouwen aangetast. Dit geldt temeer omdat aangever de begeleider was van verdachte bij de [kerk] .
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met
  • een uittreksel van de justitiële documentatie betreffende verdachte van 20 juni 2018, waaruit volgt dat verdachte eerder voor geweldsdelicten is veroordeeld;
  • een reclasseringsrapport van Reclassering Nederland van 13 juli 2018, uitgebracht door M. Litjens, reclasseringswerker, waaruit volgt dat de reclassering, door het ontbreken van medewerking door verdachte en een onvolledig beeld over verdachte, niet in staat is een gevaarscriterium vast te stellen en waarin een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wordt geadviseerd.
De rechtbank houdt tevens rekening met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Voorts heeft de rechtbank bij het bepalen van de strafoplegging acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het LOVS en op straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden volstaan met een straf die geen vrijheidsbeneming met zich brengt.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden is.

9.VORDERING TENUITVOERLEGGING

Bij vonnis van de politierechter te Rotterdam van 24 februari 2017 (parketnummer 10/741095-17) is verdachte een gevangenisstraf van 2 weken voorwaardelijk opgelegd. Verdachte heeft zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig gemaakt aan een strafbaar feit. Om die reden zal deze straf alsnog ten uitvoer gelegd worden.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 45, 57, 63, 302, 285, 287 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 2 primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1, 2 subsidiair en 3 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van
12 maanden;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10/741095-17
- wijst de vordering toe;
- gelast de tenuitvoerlegging van de door de politierechter in de rechtbank Rotterdam bij vonnis van 24 februari 2017 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 weken.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.E.M. Kranenbroek, voorzitter, mrs. H.J. Bos en E. Slager, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.J. van Klompenburg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 15 augustus 2018.
Mr. H.J. Bos en mr. E. Slager zijn buiten staat dit vonnis te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet de keel van voornoemde [slachtoffer] (door het aantrekken van diens stropdas) heeft dichtgeknepen en/of dichtgeknepen gehouden en/of voornoemde [slachtoffer] (met diens stropdas) heeft getracht te wurgen, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
2.
Primair
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (gebroken neus en/of hersenletsel en/of gebroken jukbeen), heeft toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk
- eenmaal of meermalen (met een steen en/of met de vuisten) te slaan tegen/op het gezicht, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of
- eenmaal of meermalen te schoppen en/of te trappen tegen de benen, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] ;
subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet eenmaal of meermalen (met een baksteen en/of de vuist) te slaan in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en/of eenmaal of meermalen te schoppen tegen de benen, in elk geval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meer subsidiair
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, opzettelijk [slachtoffer] heeft mishandeld door eenmaal of meermalen (met een baksteen en/of de vuist) te slaan in/op/tegen het gezicht van voornoemde [slachtoffer] en/of eenmaal of meermalen te schoppen tegen de benen, in elk gerval tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] , waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;
3.
hij op of omstreeks 25 februari 2018 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend tegen voornoemde [slachtoffer] gezegd: "ik maak je dood" en/of "ik vermoord je" en/of "als ik een mes had gehad, had ik je kapot gestoken" en/of "ik maak je af, ik sla je kapot, ik maak je dood".

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 25 april 2018, genummerd PL2300-2018060077, opgemaakt door politie Midden-Nederland, genummerd 1 tot en met 1025 Tenzij anders vermeld, zijn dit processen-verbaal in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Pagina 1001.
3.Pagina 1002.
4.Pagina 1002.
5.Pagina 1002.
6.Pagina 1011.
7.Pagina 1012.
8.Pagina 1011.
9.Pagina’s 1011 en 1012.
10.Pagina 1011.
11.Pagina 1012.
12.Pagina 1018.
13.Pagina’s 1014 tot en met 1017.
14.Een geschrift, te weten een forensische geneeskundige verklaring van 9 april 2018, opgemaakt door mevrouw M. Wind, arts bij GGD Flevoland.
15.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 1 augustus 2018.