8.3Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de maatregel heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan
De rechtbank stelt vast dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het bewezen geachte feit. Verdachte heeft [naam] , de hond van [benadeelde] , met een mes gestoken, waardoor deze uiteindelijk is komen te overlijden. Door zo te handelen heeft verdachte onnodig leed en pijn veroorzaakt bij de hond. Bovendien heeft dit geleid tot verdriet bij de familie [familie] , die zeer gesteld was op de hond.
De rechtbank overweegt dat uit het overwogene onder het kopje
strafbaarheid van verdachtevolgt dat verdachte heeft gehandeld terwijl hij in een psychose verkeerde. Hij zag de hond als het symbool van het kwaad en wilde deze uitschakelen. Uit de rapporten en het procesdossier blijkt dat verdachte al sinds begin 2018 in deze psychose verkeerde en dat tijdens die psychose de politie meerdere meldingen heeft ontvangen over het gedrag van verdachte. Zo heeft verdachte met wapens als een bijl en een hamer rondgelopen en een vrouw van haar fiets getrokken. Van belang is dat dergelijk verontrustend gedrag in de toekomst zoveel mogelijk wordt voorkomen.
Persoon van de verdachte
Bij haar beslissing heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de Pro Justitia rapportages psychiatrisch en psychologisch onderzoek zoals genoemd onder rubriek 6 in dit vonnis.
Uit het rapport van de psychiaters blijkt dat er op de (middel)lange termijn sprake is van een hoog recidiverisico indien er geen adequate behandeling en begeleiding is voor verdachte.
In het geval er wel adequate behandeling/begeleiding wordt aangeboden, zal (gezien o.a. de motivatie van verdachte zich hieraan te committeren) het recidiverisico aanzienlijk verlaagd kunnen worden.
Verdachte behoeft aansluitend op de detentie klinische behandeling om te voorkomen dat hij wederom in een situatie komt zoals die zich heeft opgebouwd voorafgaand aan het tenlastegelegde. Gedurende deze klinische behandeling zal aandacht moeten zijn voor het vergroten van zijn inzicht in risicovolle situaties en risicosignalen. Daarnaast is het aangewezen zijn copingvaardigheden te vergroten en behoeft hij psycho-educatie ten aanzien van de ASS. Aansluitend op de klinische behandeling zal verdachte aangewezen zijn op een beschermde of begeleide woonvorm en is het hebben van structuur in de vorm van in elk geval dagbesteding van groot belang. Daarnaast is begeleiding door een SPV-er en psychiater aangewezen om te monitoren en tijdig in te kunnen grijpen als er signalen zijn van een dreigende psychotische decompensatie. Deze monitoring kan geschieden bij een forensische polikliniek in de omgeving waar verdachte gaat wonen.
Bovenstaande behandeling/begeleiding zou, naar het oordeel van de psychiater – nu het tenlastegelegde in het geheel niet aan verdachte toe te rekenen valt – kunnen plaatsvinden in het kader van het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
Uit het rapport van de psychologen volgt dat verdachte momenteel psychiatrisch stabiel is, medicatie gebruikt en weinig stress ervaart in de gestructureerde detentiesetting. Echter gezien het gegeven dat ASS van structurele aard is en bij verdachte zal blijven bestaan, alsmede zijn psychotische kwetsbaarheid, hij moeilijkheden ervaart met het aangaan van sociale relaties, waardoor hij mogelijk in een sociaal isolement terecht komt, hij na detentie geen werk en/of dagbesteding en vaste huisvesting heeft, vooralsnog niet over voldoende copingvaardigheden beschikt, en klachten deels seizoensgebonden en dus terugkerend zijn, wordt het risico ingeschat als matig tot hoog op (middel)lange termijn indien geen adequate hulpverlening wordt aangeboden.
Klinische behandeling wordt noodzakelijk geacht om het recidivegevaar op (middel)lange termijn te verlagen. Hierbij dient specifiek aandacht te zijn voor het omgaan met stress, oftewel copingvaardigheden, en persoonlijke steun. Ter risicohantering zal ingestoken moeten worden op hulpverlening (ten aanzien van zowel psychiatrische problematiek als sociale en praktische ondersteuning), een rustige woonsituatie, werk en/of dagbesteding en toezicht. De doelen zoals eerder opgesteld bij Kwintes (medicatie, onderhoudsgesprekken, ondersteuning in contact met kinderen en huisvesting) lijken passend voor verdachte. Toezicht zal echter meer frequent moeten plaatsvinden, en bij het signaleren van een hoog risico periode zal er een mogelijkheid moeten zijn om de zorgintensiteit te verhogen. Hiernaast is het voortzetten van medicatie vooralsnog geïndiceerd en dient dit gemonitord te worden door een ambulante psychiater.
Bovenstaande klinische behandeling kan worden uitgevoerd in het kader van het bepaalde van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht met een verplichte behandeling in een psychiatrische inrichting voor de duur van (maximaal) één jaar.
Slotsom
In beide rapportages wordt geadviseerd om verdachte in het kader van het bepaalde in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht verplicht te laten behandelen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar. De rechtbank conformeert zich aan deze adviezen en is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de veiligheid van verdachte, van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen en goederen het opleggen van de maatregel van plaatsing van verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal één jaar eist. Deze maatregel zal dan ook aan verdachte worden opgelegd.