ECLI:NL:RBMNE:2018:3840

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 augustus 2018
Publicatiedatum
13 augustus 2018
Zaaknummer
16/659729-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor het bezit van hennep en medicijnen zonder voorschrift

Op 13 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 56-jarige man uit Veenendaal. De man werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen, hennep en een grote hoeveelheid medicijnen die niet op zijn naam waren voorgeschreven. De rechtbank heeft vastgesteld dat op 8 maart 2017 in de woning van de verdachte een aanzienlijke hoeveelheid hennep (ongeveer 533 gram) en verschillende soorten medicijnen zijn aangetroffen. De verdachte werd vrijgesproken van de handel in medicijnen, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op de dag van de ontdekking handelingen had verricht die duiden op medicijnhandel. De rechtbank oordeelde dat het enkel aanwezig hebben van de medicijnen niet voldoende was om tot een veroordeling te komen. De verdachte werd ook vrijgesproken van wapenbezit, omdat de verklaring van zijn ex-partner niet voldoende werd ondersteund door ander bewijs. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk, en stelde toezicht door de reclassering verplicht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder psychische problemen en een dreigende woninguitzetting, en kwam tot een lagere straf dan geëist door de officier van justitie.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659729-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 augustus 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 30 juli 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie, mr. N.T.R.M. Franken, en van hetgeen verdachte en mr. M.G.M. Frerix, advocaat te Ede, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is op de zitting gewijzigd. De gewijzigde tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op 8 maart 2017 te [A] een pistool met vijf stuks scherpe munitie voorhanden heeft gehad;
feit 2op 8 maart 2017 te [A] al dan niet met een ander 553 gram hennep opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 3op 8 maart 2017 te [A] heeft gehandeld in medicijnen genoemd op lijst I van de Opiumwet dan wel die medicijnen opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 4op 8 maart 2017 te [A] heeft gehandeld in medicijnen genoemd op lijst II van de Opiumwet dan wel die medicijnen opzettelijk aanwezig heeft gehad;
feit 5op 8 maart 2017 te [A] al dan niet opzettelijk in strijd met het verbod als genoemd in artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet heeft gehandeld door in medicijnen te handelen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen, met uitzondering van de hieronder weergegeven delen van de tenlastelegging, en verwijst daartoe naar de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen. Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde acht zij niet wettig en overtuigend te bewijzen dat verdachte dit feit met een ander heeft gepleegd. Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde heeft zij partiële vrijspraak gevorderd wat betreft het deel van de tenlastelegging dat ziet op de 480 tabletten Methylfenidaat. Uit de tekst op de sticker die op het doosje van deze medicijnen zit, blijkt namelijk dat deze medicijnen aan verdachte zijn uitgegeven en dat hij ze daardoor rechtmatig onder zich had. Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde heeft zij partiële vrijspraak gevorderd wat betreft het deel van de tenlastelegging dat ziet op de 28 stuks Oxycodon Teva 20mg, dit is namelijk al onder 3. ten laste gelegd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van het onder 1., 3., 4. en 5. ten laste gelegde. Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde heeft zij aangevoerd dat verdachte nooit van het wapen in de woning heeft geweten en dat hij het ook nooit voorhanden kan hebben gehad als zijn (ex-)partner dit wapen voor hem had verstopt, zoals zij zelf heeft verklaard. Wat betreft het onder 3. en 4. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw aangevoerd dat niet kan worden aangetoond dat verdachte wetenschap had van het voorhanden hebben van alle soorten medicijnen die in zijn woning zijn aangetroffen en wat het aandeel van zijn (ex-)partner hierin is geweest. Medeplegen is ten aanzien van deze feiten niet ten laste gelegd. Evenmin blijkt uit het dossier dat verdachte in de medicijnen heeft gehandeld. Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde bevindt zich in het dossier geen wettig en zeker geen overtuigend bewijs dat verdachte opzettelijk in deze medicijnen heeft gehandeld. Wat betreft het onder 2. ten laste gelegde heeft de raadsvrouw zich op het standpunt gesteld dat dit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard nu de tenlastelegging is gewijzigd naar medeplegen van dit feit, hetgeen zij dan ook te bewijzen vindt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan. In haar oordeel heeft de rechtbank meegenomen dat verdachte dit feit vanaf het begin af aan heeft ontkend en dat de belastende verklaring van de (ex-)partner van verdachte niet door enig ander feit of andere omstandigheid wordt ondersteund. Hierdoor valt het niet uit te sluiten dat verdachte in het geheel geen weet heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen in zijn woning. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevindt voor het verkopen, afleveren of ter hand stellen van de onder 5. genoemde medicijnen. Wat betreft het ‘in voorraad hebben’ van deze medicijnen overweegt de rechtbank als volgt.
In de woning van verdachte is een grote hoeveelheid geneesmiddelen aangetroffen. Door de Inspectie voor de Gezondheidszorg is vastgesteld dat voor de medicijnen die onder 5. ten laste zijn gelegd geen handelsvergunning in de zin van de Geneesmiddelenwet is afgegeven. Dit is evenwel nog niet voldoende om tot het oordeel te komen dat verdachte deze geneesmiddelen ‘in voorraad’ heeft gehad zoals dit wordt bedoeld in artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet. Het verbod van artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet spitst zich gelet op de Memorie van Toelichting toe op bedrijfsmatige activiteiten. Het strafbaar gestelde ‘in voorraad hebben’ ziet op het bezit van een hoeveelheid geneesmiddelen teneinde die vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. In ieder geval moet het gaan om een voorraad die wordt aangehouden met het oog op handelingen in het economisch verkeer.
De rechtbank overweegt dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte in medicijnen heeft gehandeld met het account [account] . Onvoldoende kan echter worden vastgesteld dat dit is gebeurd met de onder 5. genoemde medicijnen. Deze soorten medicijnen worden niet in de bij het dossier gevoegde advertenties genoemd en bovendien bevinden deze medicijnen zich, zoals blijkt uit de foto’s in het dossier, in een bij het soort medicijn horende medicijnverpakking, anders dan in een gripzakje zoals sommige medicijnen wel in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard de hem voorgeschreven medicijnen wel eens te ruilen voor andere medicijnen. Dit is naar zijn zeggen voor eigen gebruik en niet om daarin te handelen. Aldus kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte de onder 5. genoemde medicijnen in voorraad in zijn woning had met het oog op de hiervoor genoemde handelingen in het economisch verkeer. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 5. ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen [1]
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Op 8 maart 2017 ging verbalisant [verbalisant] naar de woning gelegen aan de [adres] te [A] . Op dit adres woonde een persoon genaamd [verdachte] (hierna: verdachte). [2] In een emmer werden gedroogde henneptoppen aangetroffen. [3]
Tijdens het testen van twee plantendelen uit de emmer met de drugsidentificatietest ‘Cannabis’ trad een duidelijke kleurreactie op. Deze reactie geeft een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. Het gewicht van de inbeslaggenomen henneptoppen betrof ongeveer 533 gram. [4]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het buiten wiet is. De wiet is van afgelopen zomer 2016. Hij neemt wel eens een plukje. Er zit 300-400 gram in de emmer. De wiet is afkomstig van in totaal zes planten. De wietvoorraad is van hem. [5]
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde
Op 8 maart 2017 ging verbalisant [verbalisant] naar dewoning gelegen aan de [adres] te [A] . Op dit adres woonden twee persoon, te weten: [A] en verdachte. [6] [A] wees in de woonkamer naar de secretaire en zei: “Daar zit zijn handel in. Hij handelt in medicijnen”. Door [A] worden diverse tassen, zakjes en doosjes met medicatie gepakt van onder de secretaire. De medicijnen zijn inbeslaggenomen. [7]
Door de Inspectie voor de Gezondheidszorg werd onderzoek gedaan naar de geneesmiddelen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Hierin is het volgende bevonden. [8]
Middel
Verpakking
Merk
Dosis
Oxycodon
1 doosje à 28 tabletten
Teva
20mg
Abstral
1 doosjes à 4 tabletten
Prostrakan
200mg
Oxazepam
6 doosjes à 3 blisters à 10 tabletten
Centrafarm
50mg
Oxazepam
1 doosje à 3 blisters à 10 tabletten
Apotex
50mg
Oxazepam
1 doosje à 3 blisters à 10 tabletten
Teva
50mg
Oxazepam
3 doosjes 62 tabletten
Teva
50mg
Oxazepam
3 doosjes à 3 blisters à 10 tabletten
Accord
10mg
Temazepam
1 doosje à 6 capsules
Teva
10mg
Temazepam
1 doosje à 21 capsules
Aurobindo
10 mg
Lorazepam
1 doosje à 3 blisters à 10 tabletten
Apotex
1mg
Diazepam
1 zetpil
Apotex
5mg/2, 5ml
Oxycodon
1 blister à 10 tabletten
HCI G.L. Pharma
5mg
Oxycodon Teva 20mg bevat als werkzame stof Oxycodonhydrochloride, in samenstelling overeenkomend met Oxycodon. Oxycodon staat op lijst I van de Opiumwet. [9]
Abstral Prostrakan 200mg bevat als werkzame stof Fentanyldiwaterstofcitraat, in samenstelling overeenkomend met Fentanyl. Fentanyl staat op lijst I van de Opiumwet. [10]
Oxazepam Centrafarm 50mg, Oxazepam Apotex 50mg [11] , Oxazepam Teva 50mg en Oxazepam Accord 10mg bevatten als werkzame stof Oxazepam. Oxazepam staat op lijst II van de Opiumwet. [12]
Temazepam Teva 10mg en Temazepam Aurobindo 10mg bevatten als werkzame stof Temazepam. Temazepam staat op lijst II van de Opiumwet. [13]
Lorazepam Apotex 1mg bevat als werkzame stof Lorazepam. Lorazepam staat op lijst II van de Opiumwet. [14]
Diazepam Apotex 5mg/2, 5ml bevat als werkzame stof Diazepam. Diazepam staat op lijst II van de Opiumwet. [15]
Oxycodon HCI G.L. Pharma 5mg bevat als werkzame stof Oxycodonhydrochloride, in samenstelling overeenkomend met Oxycodon. Oxycodon staat op lijst II (de rechtbank begrijpt: lijst I) van de Opiumwet. [16]
Als verdachte door de politie wordt voorgehouden dat een aantal tassen met zakjes en dozen met medicatie is aangetroffen onder de secretaire en hem wordt gevraagd van wie dat is, antwoordt verdachte dat de medicijnen van hem zijn. [17]
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij na zijn aanhouding snel weg wilde van het politiebureau en dat hij daarom sommige feiten toen heeft bekend, terwijl hij deze eigenlijk niet heeft begaan. Ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van het aanwezig hebben van de henneptoppen verklaard dat deze niet van hem, maar van zijn (ex-)partner zijn geweest. Anders dan wat hij bij de politie heeft verklaard, heeft verdachte ter terechtzitting gezegd dat hij zelf niet blowt. Hij wist wel dat de hennep in de woning aanwezig was. De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie over de henneptoppen specifiek en gedetailleerd heeft verklaard en dat daaruit daderkennis blijkt. Dit maakt zijn verklaring dat de hennep van hem is geloofwaardig. Op grond daarvan is de rechtbank wat betreft het onder 2. ten laste gelegde in haar oordeel uitgegaan van verdachtes verklaring bij de politie en niet van de verklaring die hij ter terechtzitting heeft afgelegd. De rechtbank acht het opzettelijk aanwezig hebben van de henneptoppen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen, nu zij uitgaat van verdachtes verklaring bij de politie dat de toppen van hem waren.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde
Hoewel het in de woning aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verschillende medicijnen, die niet aan verdachte zijn voorgeschreven, een indicatie is voor medicijnhandel door verdachte, oordeelt de rechtbank dat daarmee niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de onder 3. en 4. ten laste gelegde medicijnen heeft gehandeld. De rechtbank overweegt hiertoe dat slechts één dag, namelijk de dag van het aantreffen van de medicijnen, ten laste is gelegd en dat niet is gebleken dat verdachte op die dag handelingen heeft verricht die duiden op een handel in deze medicijnen. Het aanwezig hebben van enkele gripzakjes met daarin medicijnen is daarvoor niet voldoende. De rechtbank zal verdachte van die delen van de tenlastelegging die zien op handel vrijspreken.
De rechtbank acht voorts de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat het zo zou kunnen zijn dat de tenlastegelegde medicijnen zonder zijn weten in de woning zouden kunnen liggen, bijvoorbeeld doordat zijn (ex-)partner die medicijnen vanuit een opgekochte inboedel niet bij de apotheek zou hebben ingeleverd, onaannemelijk. Bij de politie heeft verdachte immers, toen hem werd voorgehouden wat er allemaal was aangetroffen onder de secretaire, verklaard dat
allemedicijnen van hem zijn. Deze verklaring wordt ondersteund door het gegeven dat alle op de tenlastelegging genoemde medicijnen en de aan verdachte voorgeschreven medicijnen ook bij elkaar zijn aangetroffen en niet her en der door de woning verspreid, zoals beter zou passen bij verdachtes verklaring ter terechtzitting. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3. en 4. ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid medicijnen heeft begaan.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het deel van het onder 3. ten laste gelegde wat ziet op de 480 tabletten bevattende Methylfenidaat. Uit het dossier blijkt immers dat op alle doosjes van dit medicijn een sticker met daarop de naam van verdachte staat, hetgeen erop duidt dat deze medicijnen aan verdachte zijn voorgeschreven en dat hij deze dus rechtmatig onder zich had. Verdachte zal eveneens worden vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde gedeelte wat ziet op de 28 tabletten Oxycodon Teva 20mg. Dit is immers reeds onder 3. bewezen verklaard. In het dossier bevindt zich voorts geen bewijs voor het aanwezig hebben van meer dan 516 tabletten van diverse soorten Oxazepam. Verdachte zal van het aanwezig hebben van de overige ten laste gelegde 90 tabletten Oxazepam worden vrijgesproken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
op 8 maart 2017 te Veenendaal opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 533 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II;
Ten aanzien van het onder 3. ten laste gelegde
op 8 maart 2017 te Veenendaal opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 28 tabletten met de merknaam Teva 20mg, elk bevattende de werkzame stof Oxycodonhydrochloride (een materiaal bevattende Oxycodon) en
- 4 tabletten met de merknaam Abstral Prostrakan 200mg, elk bevattende de werkzame stof Fentanyldiwaterstofcitraat (een materiaal bevattende Fentanyl),
zijnde Oxycodon en Fentanyl middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Ten aanzien van het onder 4. ten laste gelegde
op 8 maart 2017 te Veenendaal opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 516 tabletten met de merknamen Oxazepam Centrafarm 50 mg of Oxazepam Apotex 50 mg of Oxazepam Teva 50 mg of Oxazepam Accord 10 mg, elk bevattende de werkzame stof Oxazepam en
- 27 capsules met de merknamen Temazepam Teva 10 mg of Temazepam Aurobindo 10 mg, elk bevattende de werkzame stof Temazepam en
- 30 tabletten met de merknaam Lorazepam Apotex 1mg, elk bevattende de werkzame stof Lorazepam en
-1 (zet)pil met de merknaam Diazepam Apotex 5mg/2,5ml, bevattende de werkzame stof Diazepam en
- 10 tabletten met de merknaam Oxycodon HCI G.L. Pharma 5mg, elk bevattende de werkzame stof Oxycodon,
zijnde Oxazepam en Temazepam en Lorazepam en Diazepam en Oxycodon middelen vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 4opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door haar bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat als verdachte een straf wordt opgelegd, dat dit dan een forse taakstraf en een voorwaardelijke straf met de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden dient te zijn. Zowel verdachte als de maatschappij zullen er niet beter van worden als verdachte naar de gevangenis moet en hij daarna zonder woning, hond en begeleiding op straat zal staan.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid henneptoppen en een grote hoeveelheid medicijnen van verschillende soorten die niet op zijn naam zijn uitgegeven. De (legale) handel in medicijnen is verbonden aan allerlei voorschriften en vergunningen. Dit heeft er onder andere mee te maken dat op het gebruik van bepaalde medicijnen controle nodig is in het belang van de volksgezondheid. Zo zijn sommige medicijnen niet voor iedereen geschikt of nodig, zijn sommige combinaties van medicijnen gevaarlijk voor de gezondheid en kunnen medicijnen bijwerkingen of een verslavende werking hebben. Door medicijnen met anderen te ruilen, zijnde de wijze waarop verdachte – naar eigen zeggen – aan de niet op zijn naam staande medicijnen is gekomen, is verdachte verantwoordelijk voor het creëren van gezondheidsrisico’s. Anders dan door verdachte ter terechtzitting verklaard, kan een verkeerd gebruik van medicijnen wel degelijk tot de dood van een persoon leiden. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij deze risico’s, kennelijk, op de koop heeft toegenomen.
Wat betreft de persoon van verdachte heeft de rechtbank acht gelsagen op het volgende.
Uit een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 juni 2018 blijkt dat verdachte weliswaar eerder met justitie in aanraking is geweest voor overtreding van de Opiumwet maar dat dit langer dan vijf jaar geleden is.
Op 6 juni 2018 heeft Reclassering Nederland omtrent verdachte het volgende gerapporteerd. Hoewel niet in directe relatie met onderhavige zaak, is bij verdachte sprake van problematiek op de praktische leefgebieden die recidivegedrag in de hand kan werken. Verdachte is aan het scheiden, dreigt zijn woning kwijt te raken, heeft zijn motivatie voor het verrichten van betaald werk verloren en kampt met psychische problemen. Mede gelet op verdachtes justitiële verleden is om die reden reclasseringstoezicht geïndiceerd.
Nu de rechtbank tot een andere bewezenverklaring komt dan de officier van justitie en voorts meer dan de officier van justitie rekening houdt met de door de verdediging aangevoerde persoonlijke omstandigheden van verdachte, komt de rechtbank tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf voor de duur van 200 uren waarvan 60 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht passend en geboden is. Als verdachte deze taakstraf niet of niet naar behoren verricht, staat hier 100 uren vervangende hechtenis tegenover. Van deze taakstraf dient de tijd die verdachte in verzekering heeft doorgebracht te worden afgetrokken naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling, zoals dit in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht is bepaald.

9.BESLAG

Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
Onttrekking aan het verkeer
De rechtbank zal het in beslag genomen voorwerp, te weten: een vuurwapen, onttrekken aan het verkeer. Dit voorwerp is van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Ten aanzien van het onder 3, 4. en 5. ten laste gelegde
Teruggave aan verdachte
De rechtbank zal teruggave gelasten aan verdachte van het in beslag genomen voorwerp nu verdachte van de hem verweten handel in medicijnen wordt vrijgesproken, te weten:
€ 1.250,-.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36b, 36d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en
  • 2, 3, 10 en 11 van de Opiumwet;
zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1. en 5. ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 2., 3. en 4. ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5. is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6. is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;

Oplegging straf

- veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 200 uren;
- beveelt dat voor het geval verdachte de taakstraf niet of niet naar behoren verricht de taakstraf wordt vervangen door 100 dagen hechtenis;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf in mindering zal worden gebracht berekend naar de maatstaf van 2 uren taakstraf per dag;
- bepaalt dat van de taakstraf een gedeelte van 60 uren niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte:
* zich binnen 5 dagen na onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij Reclassering Nederland, tenzij de reclassering dit niet langer noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het volgende voorwerp:
€ 1.250,-;
- verklaart het volgende voorwerp onttrokken aan het verkeer:
1 stuk wapen, Beretta;
Dit vonnis is gewezen door mr. drs. E. van den Brink, voorzitter, mrs. V. van Dam en Y.N.M. Rijlaarsdam, rechters, in tegenwoordigheid van mr. N. Kruijswijk, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 augustus 2018.
mr. V. van Dam is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 8 maart 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, een vuurwapen van categorie III sub 1° (te weten een pistool van het merk Beretta 1934/1935, kaliber 7,65mm) en/of (daarbij behorende) munitie van categorie III, te weten vijf (5), althans één of meer, kogelpatro(o)n(en), kaliber 7,65mm, voorhanden heeft gehad;
(art 26 lid 1 Wet wapens en munitie)
2.
hij op of omstreeks 8 maart 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 553 gram, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 3 ahf/ond C Opiumwet; art 11 lid 2 Opiumwet)
3.
hij op of omstreeks 8 maart 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 480 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Methylfenidaat PCH Pharmachemie 10 mg), (elk) bevattende de werkzame stof Methylfenidaathydrochloride, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Methylfenidaat, en/of
- 28 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Teva 20mg), (elk) bevattende de werkzame stof Oxycodonhydrochloride, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Oxycodon, en/of
- 4 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Abstral Prostrakan 200mg), (elk) bevattende de werkzame stof Fentanyldiwaterstofcitraat, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende Fentanyl,
zijnde Methylfenidaat en/of Oxycodon en/of Fentanyl, (telkens) (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 2 ahf/ond B Opiumwet; art 2 ahf/ond C Opiumwet; art 10 lid 3 Opiumwet)
4.
hij op of omstreeks 8 maart 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of opzettelijk aanwezig heeft gehad,
- 606 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknamen Oxazepam Centrafarm 50 mg en/of Oxazepam Apotex 50 mg en/of Oxazepam Teva 50 mg en/of Oxazepam Accord 10 mg), (elk) bevattende de werkzame stof Oxazepam, en/of
- 27 capsules, althans een hoeveelheid capsules, (te weten met de merknamen Temazepam Teva 10 mg en/of Temazepam Aurobindo 10 mg), (elk) bevattende de werkzame stof Temazepam, en/of
- 30 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Lorazepam Apotex 1mg), (elk) bevattende de werkzame stof Lorazepam, en/of
-1 (zet)pil, (te weten met de merknaam Diazepam Apotex 5mg/2,5ml), (elk) bevattende de werkzame stof Diazepam, en/of
- 38 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknamen Oxycodon Teva 20mg en/of Oxycodon HCI G.L. Pharma 5mg), (elk) bevattende de werkzame stof Oxycodon,
zijnde Oxazepam en/of Temazepam en/of Lorazepam en/of Diazepam en/of Oxycodon (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II;
(art 3 afh/ond B Opiumwet; art 3 ahf/ond C Opiumwet; art 11 lid 2 Opiumwet)
5.
hij op of omstreeks 8 maart 2017 te Veenendaal, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, al dan niet opzettelijk heeft gehandeld in strijd met het verbod als genoemd in artikel 40 lid 2 van de Geneesmiddelenwet, immers heeft verdachte (opzettelijk) een of meer geneesmiddelen, waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten:
- 30 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Mirtazapine Zydus 15mg), elk bevattende de werkzame stof Mirtazapine, en/of
- 30 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Alprazolam Mylan 0,25mg), elk bevattende de werkzame stof Alprazolam, en/of
- 14 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Paroxetine Biogaran 20mg), elk bevattende de werkzame stof Paroxetine, en/of
- 30 tabletten, althans een hoeveelheid tabletten, (te weten met de merknaam Lorazepam Mylan 1mg), elk bevattende de werkzame stof Lorazepam,
en welke geneesmiddelen niet vallen onder de uitzonderingsbepalingen zoals benoemd in artikel 40 lid 3, onder a tot en met h van de Geneesmiddelenwet, in voorraad heeft gehad, heeft verkocht, heeft afgeleverd, ter hand heeft gesteld;
(art 1 ond 1 sub 1 Wet Economische Delicten; art 40 lid 2 Geneesmiddelenwet)

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar paginanummers betreft dit pagina’s van op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakte processen-verbaal. Deze processen-verbaal zijn als bijlagen opgenomen bij het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van 8 november 2017, genummerd
2.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
3.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
4.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 76.
5.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 88.
6.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 20.
7.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 21.
8.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 103 en pagina 104, voor wat betreft de tabel.
9.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 108.
10.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 108.
11.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 106.
12.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 107.
13.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 107.
14.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 108.
15.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
16.Een proces-verbaal van bevindingen, pagina 111.
17.Een proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 86.