4.3Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak
Ten aanzien van het onder 1. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat niet overtuigend kan worden bewezen dat verdachte het onder 1. ten laste gelegde heeft begaan. In haar oordeel heeft de rechtbank meegenomen dat verdachte dit feit vanaf het begin af aan heeft ontkend en dat de belastende verklaring van de (ex-)partner van verdachte niet door enig ander feit of andere omstandigheid wordt ondersteund. Hierdoor valt het niet uit te sluiten dat verdachte in het geheel geen weet heeft gehad van de aanwezigheid van het wapen in zijn woning. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 1. ten laste gelegde.
Ten aanzien van het onder 5. ten laste gelegde
De rechtbank is van oordeel dat zich in het dossier geen wettig en overtuigend bewijs bevindt voor het verkopen, afleveren of ter hand stellen van de onder 5. genoemde medicijnen. Wat betreft het ‘in voorraad hebben’ van deze medicijnen overweegt de rechtbank als volgt.
In de woning van verdachte is een grote hoeveelheid geneesmiddelen aangetroffen. Door de Inspectie voor de Gezondheidszorg is vastgesteld dat voor de medicijnen die onder 5. ten laste zijn gelegd geen handelsvergunning in de zin van de Geneesmiddelenwet is afgegeven. Dit is evenwel nog niet voldoende om tot het oordeel te komen dat verdachte deze geneesmiddelen ‘in voorraad’ heeft gehad zoals dit wordt bedoeld in artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet. Het verbod van artikel 40, tweede lid van de Geneesmiddelenwet spitst zich gelet op de Memorie van Toelichting toe op bedrijfsmatige activiteiten. Het strafbaar gestelde ‘in voorraad hebben’ ziet op het bezit van een hoeveelheid geneesmiddelen teneinde die vervolgens te verkopen, af te leveren, ter hand te stellen of in te voeren. In ieder geval moet het gaan om een voorraad die wordt aangehouden met het oog op handelingen in het economisch verkeer.
De rechtbank overweegt dat het dossier aanwijzingen bevat dat verdachte in medicijnen heeft gehandeld met het account [account] . Onvoldoende kan echter worden vastgesteld dat dit is gebeurd met de onder 5. genoemde medicijnen. Deze soorten medicijnen worden niet in de bij het dossier gevoegde advertenties genoemd en bovendien bevinden deze medicijnen zich, zoals blijkt uit de foto’s in het dossier, in een bij het soort medicijn horende medicijnverpakking, anders dan in een gripzakje zoals sommige medicijnen wel in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Verdachte heeft verklaard de hem voorgeschreven medicijnen wel eens te ruilen voor andere medicijnen. Dit is naar zijn zeggen voor eigen gebruik en niet om daarin te handelen. Aldus kan niet wettig en overtuigend worden vastgesteld dat verdachte de onder 5. genoemde medicijnen in voorraad in zijn woning had met het oog op de hiervoor genoemde handelingen in het economisch verkeer. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het hem onder 5. ten laste gelegde.
Bewijsmiddelen
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Op 8 maart 2017 ging verbalisant [verbalisant] naar de woning gelegen aan de [adres] te [A] . Op dit adres woonde een persoon genaamd [verdachte] (hierna: verdachte).In een emmer werden gedroogde henneptoppen aangetroffen.
Tijdens het testen van twee plantendelen uit de emmer met de drugsidentificatietest ‘Cannabis’ trad een duidelijke kleurreactie op. Deze reactie geeft een positieve indicatie op de aanwezigheid van hennep. Het gewicht van de inbeslaggenomen henneptoppen betrof ongeveer 533 gram.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat het buiten wiet is. De wiet is van afgelopen zomer 2016. Hij neemt wel eens een plukje. Er zit 300-400 gram in de emmer. De wiet is afkomstig van in totaal zes planten. De wietvoorraad is van hem.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde
Op 8 maart 2017 ging verbalisant [verbalisant] naar dewoning gelegen aan de [adres] te [A] . Op dit adres woonden twee persoon, te weten: [A] en verdachte.[A] wees in de woonkamer naar de secretaire en zei: “Daar zit zijn handel in. Hij handelt in medicijnen”. Door [A] worden diverse tassen, zakjes en doosjes met medicatie gepakt van onder de secretaire. De medicijnen zijn inbeslaggenomen.
Door de Inspectie voor de Gezondheidszorg werd onderzoek gedaan naar de geneesmiddelen die in de woning van verdachte zijn aangetroffen. Hierin is het volgende bevonden.
Middel
Verpakking
Merk
Dosis
Oxycodon
1 doosje à 28 tabletten
Teva
20mg
Abstral
1 doosjes à 4 tabletten
Prostrakan
200mg
Oxazepam
6 doosjes à 3 blisters à 10 tabletten
Centrafarm
50mg
Oxazepam
1 doosje à 3 blisters à 10 tabletten
Apotex
50mg
Oxazepam
1 doosje à 3 blisters à 10 tabletten
Teva
50mg
Oxazepam
3 doosjes 62 tabletten
Teva
50mg
Oxazepam
3 doosjes à 3 blisters à 10 tabletten
Accord
10mg
Temazepam
1 doosje à 6 capsules
Teva
10mg
Temazepam
1 doosje à 21 capsules
Aurobindo
10 mg
Lorazepam
1 doosje à 3 blisters à 10 tabletten
Apotex
1mg
Diazepam
1 zetpil
Apotex
5mg/2, 5ml
Oxycodon
1 blister à 10 tabletten
HCI G.L. Pharma
5mg
Oxycodon Teva 20mg bevat als werkzame stof Oxycodonhydrochloride, in samenstelling overeenkomend met Oxycodon. Oxycodon staat op lijst I van de Opiumwet.
Abstral Prostrakan 200mg bevat als werkzame stof Fentanyldiwaterstofcitraat, in samenstelling overeenkomend met Fentanyl. Fentanyl staat op lijst I van de Opiumwet.
Oxazepam Centrafarm 50mg, Oxazepam Apotex 50mg, Oxazepam Teva 50mg en Oxazepam Accord 10mg bevatten als werkzame stof Oxazepam. Oxazepam staat op lijst II van de Opiumwet.
Temazepam Teva 10mg en Temazepam Aurobindo 10mg bevatten als werkzame stof Temazepam. Temazepam staat op lijst II van de Opiumwet.
Lorazepam Apotex 1mg bevat als werkzame stof Lorazepam. Lorazepam staat op lijst II van de Opiumwet.
Diazepam Apotex 5mg/2, 5ml bevat als werkzame stof Diazepam. Diazepam staat op lijst II van de Opiumwet.
Oxycodon HCI G.L. Pharma 5mg bevat als werkzame stof Oxycodonhydrochloride, in samenstelling overeenkomend met Oxycodon. Oxycodon staat op lijst II (de rechtbank begrijpt: lijst I) van de Opiumwet.
Als verdachte door de politie wordt voorgehouden dat een aantal tassen met zakjes en dozen met medicatie is aangetroffen onder de secretaire en hem wordt gevraagd van wie dat is, antwoordt verdachte dat de medicijnen van hem zijn.
Bewijsoverwegingen
Ten aanzien van het onder 2. ten laste gelegde
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij na zijn aanhouding snel weg wilde van het politiebureau en dat hij daarom sommige feiten toen heeft bekend, terwijl hij deze eigenlijk niet heeft begaan. Ter terechtzitting heeft verdachte ten aanzien van het aanwezig hebben van de henneptoppen verklaard dat deze niet van hem, maar van zijn (ex-)partner zijn geweest. Anders dan wat hij bij de politie heeft verklaard, heeft verdachte ter terechtzitting gezegd dat hij zelf niet blowt. Hij wist wel dat de hennep in de woning aanwezig was. De rechtbank overweegt dat verdachte bij de politie over de henneptoppen specifiek en gedetailleerd heeft verklaard en dat daaruit daderkennis blijkt. Dit maakt zijn verklaring dat de hennep van hem is geloofwaardig. Op grond daarvan is de rechtbank wat betreft het onder 2. ten laste gelegde in haar oordeel uitgegaan van verdachtes verklaring bij de politie en niet van de verklaring die hij ter terechtzitting heeft afgelegd. De rechtbank acht het opzettelijk aanwezig hebben van de henneptoppen wettig en overtuigend bewezen. De rechtbank zal verdachte vrijspreken van het tenlastegelegde medeplegen, nu zij uitgaat van verdachtes verklaring bij de politie dat de toppen van hem waren.
Ten aanzien van het onder 3. en 4. ten laste gelegde
Hoewel het in de woning aanwezig hebben van een grote hoeveelheid verschillende medicijnen, die niet aan verdachte zijn voorgeschreven, een indicatie is voor medicijnhandel door verdachte, oordeelt de rechtbank dat daarmee niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard dat verdachte in de onder 3. en 4. ten laste gelegde medicijnen heeft gehandeld. De rechtbank overweegt hiertoe dat slechts één dag, namelijk de dag van het aantreffen van de medicijnen, ten laste is gelegd en dat niet is gebleken dat verdachte op die dag handelingen heeft verricht die duiden op een handel in deze medicijnen. Het aanwezig hebben van enkele gripzakjes met daarin medicijnen is daarvoor niet voldoende. De rechtbank zal verdachte van die delen van de tenlastelegging die zien op handel vrijspreken.
De rechtbank acht voorts de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte dat het zo zou kunnen zijn dat de tenlastegelegde medicijnen zonder zijn weten in de woning zouden kunnen liggen, bijvoorbeeld doordat zijn (ex-)partner die medicijnen vanuit een opgekochte inboedel niet bij de apotheek zou hebben ingeleverd, onaannemelijk. Bij de politie heeft verdachte immers, toen hem werd voorgehouden wat er allemaal was aangetroffen onder de secretaire, verklaard dat
allemedicijnen van hem zijn. Deze verklaring wordt ondersteund door het gegeven dat alle op de tenlastelegging genoemde medicijnen en de aan verdachte voorgeschreven medicijnen ook bij elkaar zijn aangetroffen en niet her en der door de woning verspreid, zoals beter zou passen bij verdachtes verklaring ter terechtzitting. De rechtbank acht aldus wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 3. en 4. ten laste gelegde opzettelijk aanwezig hebben van een hoeveelheid medicijnen heeft begaan.
Verdachte zal worden vrijgesproken van het deel van het onder 3. ten laste gelegde wat ziet op de 480 tabletten bevattende Methylfenidaat. Uit het dossier blijkt immers dat op alle doosjes van dit medicijn een sticker met daarop de naam van verdachte staat, hetgeen erop duidt dat deze medicijnen aan verdachte zijn voorgeschreven en dat hij deze dus rechtmatig onder zich had. Verdachte zal eveneens worden vrijgesproken van het onder 4. ten laste gelegde gedeelte wat ziet op de 28 tabletten Oxycodon Teva 20mg. Dit is immers reeds onder 3. bewezen verklaard. In het dossier bevindt zich voorts geen bewijs voor het aanwezig hebben van meer dan 516 tabletten van diverse soorten Oxazepam. Verdachte zal van het aanwezig hebben van de overige ten laste gelegde 90 tabletten Oxazepam worden vrijgesproken.
De hiervoor weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.