ECLI:NL:RBMNE:2018:3804

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
15 augustus 2018
Publicatiedatum
10 augustus 2018
Zaaknummer
6673984 UC EXPL 18-1913
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verplichte bijdrage door bewoners van een woonarkenpark aan de Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft de Vereniging van Eigenaars, gevestigd in een woonarkenpark, een vordering ingesteld tegen twee bewoners die hun lidmaatschap hebben opgezegd. De eisende partij vordert een verklaring voor recht dat de gedaagden, zolang zij eigenaar zijn van hun woonark, verplicht zijn om een maandelijkse bijdrage te betalen die gelijk is aan de contributie van de leden. De gedaagden hebben hun lidmaatschap in 2012 opgezegd, maar blijven een deel van de contributie betalen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden, door te wonen op het park met gemeenschappelijke voorzieningen, een verplichting hebben om bij te dragen aan de kosten van de vereniging. De kantonrechter oordeelt dat de vordering van de vereniging toewijsbaar is, omdat de gedaagden profiteren van de voorzieningen en het onderhoud dat de vereniging biedt. De rechtbank heeft ook de achterstand in betaling toegewezen, evenals de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. In reconventie hebben de gedaagden een groot aantal vorderingen ingesteld, maar deze zijn niet toewijsbaar en de zaak wordt verwezen naar de handelskamer. De uitspraak is gedaan op 15 augustus 2018.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6673984 UC EXPL 18-1913 nig/1449
Vonnis van 15 augustus 2018
inzake
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging van Eigenaars [eiseres],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
verder ook te noemen [eiseres] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: Flanderijn & Van Eck,
tegen:

1.[gedaagde sub 1] en

2.
[gedaagde sub 2],
wonend in [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding, het tussenvonnis van 14 maart 2018 en het herstelexploot;
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
  • de conclusie van repliek in conventie (met wijziging van eis) en van antwoord in reconventie;
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie (waarin enkele vorderingen zijn geherformuleerd en andere zijn toegevoegd);
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Inleiding

2.1.
[eiseres] in [vestigingsplaats] is een woonarkenpark met 70 ‘watervilla’s’ en één huis. Het park ligt in de polder buiten de bebouwde kom. Het heeft één toegang met een brug vanaf de [straatnaam] over de sloot en enkele smalle wegen over het terrein. Het park heeft een parkeerterrein en een aansluiting op rioolsysteem en waterleiding, met eigen leidingen vanaf dat aansluitpunt. De waterstand wordt gereguleerd door middel van damwanden tussen het complex en de omliggende polder, een inlaatpomp, duikers en overloop; de sloten worden periodiek uitgebaggerd.
2.2.
Het park is in de jaren zeventig als één geheel aangelegd, met een coöperatieve vereniging voor de gemeenschappelijke taken. In de jaren tachtig is de vereniging [eiseres] opgericht. Dit is geen Vereniging van eigenaars in de zin van boek 5 van het Burgerlijk Wetboek (BW) maar een gewone vereniging in de zin van boek 2 BW, omdat de grond bij de bouw niet gesplitst is in appartementsrechten. De vereniging beheert de gemeenschappelijke ruimten en installaties, waaronder de brug, wegen, parkeerplaatsen en groenvoorzieningen, het eigen rioolsysteem en waterleiding, de afvoer van huisvuil en het beheer van de waterstand. De vereniging heeft hiervoor een (vrijwillig) bestuur, dat verantwoording aflegt aan de ledenvergadering. De kosten worden omgeslagen over de leden door middel van contributie, die op voordracht van het bestuur door de ledenvergadering wordt vastgesteld; de contributie bedroeg sinds 2013 € 70 per maand en sinds 1 juli 2017 € 80 per maand.
2.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wonen op het park sinds 1973. Zij hebben eind 2012 hun lidmaatschap van [eiseres] opgezegd. Sindsdien betalen zij nog een deel van de contributie.
2.4.
[eiseres] vordert in conventie, kort gezegd en na wijziging van eis:
  • een verklaring voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zolang zij eigenaar zijn van [adres] een vergoeding aan [eiseres] verschuldigd zijn gelijk aan de contributie die de leden betalen, en dat zij die maandelijks vooruit moeten betalen;
  • betaling van € 1.466,15 aan achterstand tot en met 2017 en van € 240 per kwartaal vanaf 1 januari 2018 tot de datum van dit vonnis;
  • met buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
[eiseres] heeft haar vordering beperkt tot een maximum van € 25.000.
2.5.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren verweer. In reconventie en na herformulering vorderen zij het volgende (de nummering is de doorlopende paragraafnummering van de conclusie van antwoord):
Herstel van de goede naam
226. Te verklaren voor recht, dat de huidige secretaris (Mevr. [A] ) 1977 heeft genotuleerd dat Dhr. [B] een deel van zijn salaris zwart krijgt.
227. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging geen rechtsopvolger is van de Coöperatieve Vereniging.
228. Te verklaren voor recht, dat de bestuurders van de bewonerscommissie/ oprichters van de Vereniging in gebreken zijn gebleven verantwoording af te leggen voor de ontbrekende 49.000 gulden zoals besproken in de vergadering van 28 maart 1983.
229. Te verklaren voor recht, dat Dhr. [C] en Dhr. [D] niet door de vergadering waren gemachtigd de statuten bij de notaris te laten vastleggen.
230. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging geen akte van oprichting kent.
231. De Vereniging te bevelen uitleg te verschaffen over de bestemming van de op 14 april 1988 opgenomen 30.000 gulden.
232. De Vereniging te bevelen uitleg te verschaffen wat met 14.000 gulden, die op 9 mei 2000 naar privé-rekening penningmeester is overgemaakt, is gebeurd.
233. De Vereniging te bevelen uitleg te verschaffen waarom de 2643.75 gulden, die op 19 oktober 1999 naar privé-rekening penningmeester is overgemaakt, niet via een overschrijving aan de leverancier is betaald.
234. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging de rechtbank heeft misleid door in zaak […] notulen (8 april 2003) op te nemen als productie die essentieel anders zijn dan de notulen zoals bij de notaris gedeponeerd.
235. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging niet voldoet aan de criteria om als drinkwaterdistributeur op te treden.
236. Te verklaren voor recht, dat de bestuurders van de Vereniging de opdracht tot baggeren hebben gegeven zonder mandaat van de vergadering.
237. Te verklaren voor recht, dat de bestuurders van de Vereniging de opdracht tot het slaan van brandputten hebben gegeven zonder mandaat van de vergadering.
238. De eiseres te bevelen uitleg te verschaften over de voorgeschoten 5000 Euro voor de bankgarantie ivm het baggerproject en de afhandeling van de vrijgegeven garantie.
239. Te verklaren voor recht, dat Dhr. [E] als penningmeester de parkwachter zwart heeft betaald voor werkzaamheden in het garageproject.
240. Te verklaren voor recht, dat Dhr. [E] en Dhr. [F] na hun opzegging van hun bestuursfunctie geen rechtsgrond meer hadden op te treden/zich voor te doen als bestuurslid van de Vereniging.
241. Te verklaren voor recht, dat de voorzitter van de Vereniging geen mandaat van de vergadering had de overeenkomst met het Waterschap af te sluiten.
242. De Vereniging te bevelen het verschil tussen het getoonde bedrag voor de bijkomende kosten en offerte van de leverancier te verklaren inzake het damwandenproject.
243. De Vereniging te bevelen uitleg te geven over verschil in datum vervangen meter (Vitens vs Vereniging) en de afschriften van de jaarrekeningen van Vitens van de 3 jaar voorafgaand de vervanging tot en met 2 jaar na de vervanging.
244. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging in […] de rechtbank heeft misleidt door te stellen dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hetzelfde bijdraagt als de leden.
245. Te verklaren voor recht, dat het riool eigendom is van de eigenaar van het perceel waar het riool zich in bevindt.
246. Te verklaren voor recht, dat de hoogte van de bestuursvergoeding niet door de vergadering is vastgesteld.
247. Te verklaren voor recht, dat de bestuurders van de Vereniging de opdracht schoonmaak van de garagedeuren hebben gegeven zonder mandaat van de vergadering.
248. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging onjuiste voorstelling van zake naar de rechtbank doet door te doen voorkomen alsof ze geen kennis heeft van enige onrechtmatigheid in het handelen van de Vereniging en haar (oud-) bestuursleden.
249. Te verklaren voor recht, dat de statuten, met de daaruit voortvloeiende handelingen, de keuze vrijheden van niet-leden in strijd met de wet beperken. Betreffende handelingen van de Vereniging kenmerken zich als oneerlijke handelspraktijken.
250. Te verklaren voor recht, dat de handelswijze van de Vereniging en haar bestuurleden kenmerken vertoont van onbehoorlijk bestuur.
251. De Vereniging te veroordelen tot het sturen van een excuusbrief naar de leden. In de excuusbrief maakt de Vereniging duidelijk dat het bestuur onterecht beweringen van laster en smaad aan het adres van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] heeft gedaan. De excuusbrief bevat de lijst van alle bevindingen/stellingen die de Vereniging niet weerlegt in deze procedure. De excuusbrief bevat de lijst van de verklaringen voor recht uit de sectie “Herstel van de goede naam” (CvA). De excuusbrief bevat uitleg waarom het bestuur niet is ingegaan op uitnodigingen van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] om de bevindingen te bespreken.
252. De Vereniging te veroordelen tot het betalen van een dwangsom van duizend Euro per maand, zolang de Vereniging in gebreke blijft door geen excuusbrief of incomplete excuusbrief te verspreiden onder haar leden. De bepaling van de ingebreke stelling gaat lopen vanaf één maand na dagtekening van het vonnis.
Reikwijdte van de dienstverlening
253. Te verklaren voor recht, dat de handelswijze van de Vereniging met betrekking tot ophalen huisvuil de kenmerken vertoont van “Oneerlijke handelspraktijken”.
254. Te verklaren voor recht, dat de handelswijze van de Vereniging met betrekking tot schoonmaak garagedeuren de kenmerken vertoont van “Oneerlijke handelspraktijken”
255. Te verklaren voor recht, dat de handelswijze van de Vereniging met betrekking tot de vordering voor het vervanging afsluiters de kenmerken vertoont van “Oneerlijke handelspraktijken”
256. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging niet aan de eisen voldoet zoals die worden gesteld aan een drinkwaterdistributeur.
Bijdrage
257. Te verklaren voor recht, dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] naar redelijkheid en billijkheid een bijdrage leveren.
258. Te verklaren voor recht, dat de hoogte van de bijdrage van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voldoende is voor het onderhoud van de basisinfrastructuur.
259. Te verklaren voor recht, dat als [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun woonark verkopen, de koper naar zelfde redelijkheid en billijkheid een bijdrage kan leveren. Toekomstige koper blijft gevrijwaard van procedures over de bijdrage gestart door de Vereniging.
Ongestoord genot van privé-eigendom
260. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging niet langer het recht op ongestoord genot van privé-eigendom aantast. Dit houdt onder meer in dat de Vereniging geen procedures start en verder voert tegen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] .
Recht om te worden vergeten
261. Te verklaren voor recht, dat de Vereniging vanaf 25 mei 2018 het recht om te worden vergeten respecteert. De Vereniging heeft ingang van de GDPR regelgeving geen rechtsgrond meer een administratie bij te houden over niet-leden.
2.6.
Bij repliek in reconventie hebben zij nog enkele aanvullende eisen genoemd, die overigens niet zijn opgenomen in een petitum:
  • een bevel aan de Vereniging om een verklaring op te stellen waarom geen zichtbare stappen zijn gezet naar aanleiding van de zwartbetaling van de parkwachter, en om deze verklaring op te nemen in de gevorderde excuusbrief;
  • een bevel aan de Vereniging om het gevraagde bewijs en antwoorden te geven op de vragen in deze sectie;
  • en een verklaring voor recht dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is dat Vereniging een bijdrage gelijkgesteld aan de contributie aan niet-leden vordert.

3.Beoordeling in conventie

3.1.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] voeren aan dat [eiseres] geen machtiging van de ledenvergadering heeft voor deze procedure. [eiseres] heeft daarop stukken overgelegd van de algemene ledenvergadering van 18 november 2013 waarin staat:
Het bestuur wil de achterstallige contributie van de heer [G] innen door middel van een incassoprocedure. Nu betalen de overige bewoners in feite voor de kosten van voorzieningen waar hij gebruik van maakt. Het bestuur heeft een machtiging nodig van de vergadering om deze procedure te kunnen starten. Deze machtiging geldt dan tevens voor soortgelijke gevallen in de toekomst, namelijk het opzeggen van het lidmaatschap in combinatie met het stoppen van het betalen van contributie en eventuele andere gemeenschappelijke kosten.
De leden hebben hier in grote meerderheid mee ingestemd, en op de ‘tweede vergadering’ van 16 december 2013 (nodig omdat op de eerste vergadering geen quorum was) is dat besluit bekrachtigd. Uit niets blijkt dat deze machtiging inmiddels is ingetrokken. Dit verweer gaat daarom niet op.
3.2.
Het lidmaatschap van een vereniging als deze is opzegbaar. [eiseres] is geen vereniging van eigenaars in de zin van boek 5 BW, en [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] kunnen niet verplicht worden om lid te blijven. [eiseres] is echter ook geen gewone vereniging. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben er indertijd voor gekozen om te gaan wonen op een park met gemeenschappelijke voorzieningen, waar ook toen al een vereniging actief was om die gemeenschappelijke voorzieningen te beheren; zij betwisten niet dat zij toen de verplichting geaccepteerd hebben om lid te worden van die vereniging. Zij hebben ook op grond van de redelijkheid en de billijkheid bepaalde verplichtingen tegenover hun medebewoners en tegenover [eiseres] die hun belangen behartigt, waaronder een verplichting om bij te dragen in de kosten.
3.3.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] betwisten niet, althans niet concreet, dat [eiseres] de kosten maakt die zij via de contributie omslaat over de bewoners. De kantonrechter acht de kosten ook redelijk. Daarbij gaat hij in de eerste plaats af op het oordeel van de leden, die de begroting en jaarrekening ieder jaar goedkeuren. Het feit dat iemand het met bepaalde kosten niet eens is, betekent niet dat die kosten daarom niet redelijk zijn; er zal altijd wel iemand zijn die bepaalde kosten niet zo nodig vindt of die denkt dat het ook goedkoper zou kunnen. [eiseres] hoeft niet te streven naar het absolute minimum aan kosten, omdat dat onvermijdelijk gevolgen zou hebben voor het serviceniveau en het aanzien van het park.
3.4.
[gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] profiteren ook van die kosten. Voor een deel hebben zij direct voordeel van het onderhoud en beheer door [eiseres] , en voor de rest indirect, omdat dat onderhoud en beheer invloed hebben op de waarde van hun eigendom. Dat zij er zelf mogelijk niet voor zouden kiezen om bepaalde kosten te maken, of dat zij ervoor kiezen om van bepaalde diensten geen gebruik te maken, is op zich geen reden waarom zij daaraan niet zouden hoeven bijdragen. Als dat wel zo was, zouden de andere bewoners, die dat in meerderheid wel nuttig vinden, daarvan de kosten moeten dragen, waarna de niet-betalers gratis meeprofiteren.
3.5.
Dat geldt zelfs voor ‘interne kosten’ van [eiseres] zoals bestuurskosten en kosten van ledenvergaderingen. Deze kosten zijn noodzakelijk om beheer en onderhoud van het park te organiseren, om besluitvorming daarover mogelijk te maken en om daarop controle (door de leden) mogelijk te maken. Daarom zullen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] ook daaraan moeten meebetalen.
3.6.
Uit de argumenten die [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] aanvoeren en uit hun eis in reconventie blijkt grote onvrede met de gang van zaken in [eiseres] , en specifiek over allerlei gebeurtenissen van soms tientallen jaren geleden. In spreektaal noemt men dat ‘oude koeien uit de sloot halen’. In het recht spreekt men van verjaring, en [eiseres] beroept zich daar ook op. Op grond van de wet verjaren veel vorderingen in vijf jaar, en vrijwel alle in 20 jaar. Wat verjaard is, is alleen bij uitzondering nog maar relevant. Daarnaast geldt voor de meeste van hun argumenten dat het verband met de vordering onduidelijk is. Ook als er hier of daar iets misgegaan is, ja zelfs als het allemaal waar zou zijn wat zij denken, betekent dat niet dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hun deel van de kosten niet hoeven te betalen, dat wil zeggen: dat zij de andere bewoners daarvoor mogen laten opdraaien. In zo’n geval kan [eiseres] een vordering hebben op degene die de fouten gemaakt zou hebben, maar dat geeft [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] geen rechten tegenover [eiseres] .
3.7.
De conclusie is dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een bijdrage moeten betalen gelijk aan de contributie die de leden betalen. Deze zal maandelijks bij vooruitbetaling voldaan moeten worden, omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] daartegen geen afzonderlijk verweer voeren. De gevorderde verklaring voor recht kan daarom worden toegewezen, evenals de betaling van de achterstand tot en met het lopende kwartaal. Ook de rente kan worden toegewezen, met dien verstande dat over de latere maanden van 2018 de rente pas kan worden toegewezen vanaf de dag waarop die termijn opeisbaar is geworden.
3.8.
[eiseres] vordert een vergoeding van € 230,65 aan buitengerechtelijke incassokosten. Daarop is het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van 2012 niet van toepassing, omdat de hoofdvordering niet gebaseerd is op een overeenkomst. Op grond van de ‘oude’ regeling die hier nog van toepassing is (nu in het Rapport BGK-integraal), is de voorwaarde voor een afzonderlijke vergoeding dat er daadwerkelijk incassowerkzaamheden geweest zijn, die verder gaan dan een of enkele algemene sommatiebrieven. Dat is in dit geval voldoende aannemelijk gemaakt, omdat de eerste sommatiebrieven de vorm hebben van persoonlijke (niet-standaard) brieven van het bestuur, waarin de achterstanden en de consequenties duidelijk gespecificeerd worden. Het bedrag is niet hoger dan wat als een redelijk tarief beschouwd kan worden. Dit onderdeel kan dus worden toegewezen.
3.9.
Omdat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] in het ongelijk gesteld worden, zullen zij ook in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiseres] worden begroot op:
- dagvaarding € 101,05
- griffierecht € 476,00
- salaris gemachtigde €
300,00(2 punten x tarief € 150,00)
Totaal € 877,05

4.Beoordeling in reconventie

4.1.
In reconventie vorderen [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] een groot aantal verklaringen voor recht en andere beslissingen. Dit zijn vorderingen van onbepaalde waarde, waarover de kantonrechter mag beslissen als er duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vordering geen hogere waarde vertegenwoordigt dan € 25.000, volgens artikel 93 sub b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Die duidelijke aanwijzingen zijn er hier niet. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hebben de door hen gevorderde dwangsom beperkt tot € 24.000, maar de verschillende bedragen waarover zij een verklaring voor recht willen, komen (omgerekend in euro’s) neer op een totaal van ruim meer dan € 25.000. De uitzonderingssituaties waarin de kantonrechter de zaak aan zich zou mogen houden vanwege samenhang met de vordering in conventie, zijn hier ook niet aan de orde. De zaak in reconventie zal daarom verwezen worden naar de handelskamer.
4.2.
Daarbij wijst de kantonrechter partijen op het volgende.
  • Bij de handelskamer kunnen zij alleen bij advocaat procederen.
  • Na verwijzing zal [eiseres] extra griffierecht moeten betalen, en ook [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zullen dan griffierecht moeten betalen. De bedragen kunnen worden afgeleid uit de meest recente griffierechttabellen op www.rechtspraak.nl. De verhoging moet binnen vier weken na de hierna te noemen roldatum zijn bijgeschreven op de rekening van de rechtbank.
  • Voor [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] is mogelijk relevant dat van een persoon die onvermogend is, een lager griffierecht wordt geheven, als hij op het tijdstip waarop het griffierecht wordt geheven heeft overgelegd:
o een afschrift van het besluit tot toevoeging als bedoeld in de Wet op de rechtsbijstand, of indien dit niet mogelijk is ten gevolge van omstandigheden die redelijkerwijs niet aan hem zijn toe te rekenen, een afschrift van de aanvraag om een toevoeging dan wel
o een inkomensverklaring van de Raad voor de Rechtsbijstand ten behoeve van vermindering van griffierechten (zonder gebruikmaking van een toevoeging); zie www.rvr.org.
  • Van [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] wordt slechts eenmaal een gezamenlijk griffierecht geheven, als zij bij dezelfde advocaat verschijnen en gelijkluidende conclusies nemen of gelijkluidend verweer voeren.
  • De handelskamer zal beslissen over de proceskosten in reconventie, daarbij rekening houdend met de beslissing in conventie.

5.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
5.1.
verklaart voor recht dat [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] , zolang zij eigenaar zijn van [adres] , een vergoeding aan [eiseres] verschuldigd zijn gelijk aan de contributie die de leden betalen, en dat zij die maandelijks vooruit moeten betalen;
5.2.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] hoofdelijk, in die zin, dat wanneer de een betaalt, de ander tot de hoogte van die betaling zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] te betalen:
€ 1.466,15 aan achterstand tot en met 2017, met de wettelijke rente daarover vanaf 19 februari 2018 tot de voldoening;
€ 240,00 per kwartaal van 1 januari 2018 tot en met september 2018, verminderd met de bedragen die zij feitelijk betaald hebben, met de wettelijke rente over het eerste kwartaal vanaf 19 februari 2018 en daarna steeds vanaf de eerste van de maand waarop die termijn betrekking heeft tot de voldoening;
en € 230,65 aan buitengerechtelijke incassokosten;
5.3.
veroordeelt [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 877,05, waarin begrepen € 300,00 aan salaris gemachtigde;
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.6.
verwijst de zaak in de stand waarin deze zich bevindt naar de rolzitting van de handelskamer van de afdeling Civiel recht van deze rechtbank, locatie Utrecht, Vrouwe Justitiaplein 1, 3511 EX Utrecht, op woensdag 12 september 2018.
Dit vonnis is gewezen door mr. P. Krepel, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 15 augustus 2018.