Uitspraak
gevestigd te Amsterdam,
eiseres, hierna te noemen: Certa Legal,
advocaat mr. J.G.A. Struycken ,
1.[verweerster sub 1] ,
wonende te [woonplaats] , domicilie kiezende te [plaats] ,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[verweerder sub 2] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , domicilie kiezende te [plaats] ,
3.[verweerster sub 3] ,
wonende te [woonplaats] , domicilie kiezende te [plaats] ,
4. de vennootschap naar buitenlands recht[verweerster sub 4] LTD.,
gevestigd te [vestigingsplaats] (Verenigd Koninkrijk), domicilie kiezende te Badhoevedorp,
advocaat mr. E. Doornbos.
1.De procedure
- de procesinleiding met zeventien producties
- het verweerschrift met drie producties
- de comparitieaantekeningen van de zijde van Certa Legal
- de mondelinge behandeling op 22 mei 2018
2.De feiten
e-mail geschreven:
(het advocatenkantoor Ekelmans en Meijer, toevoeging rechtbank)de diverse dossiers heb ontvangen, leg ik voor de goede orde graag nog even het volgende vast, zoals eerder besproken.
( [verweerster sub 3] , toevoeging rechtbank)is op de hoogte van de tarieven die Certa hanteert en ik ben van de redenen om de samenwerking met Ekelmans te beëindigen, op de hoogte.’
Butselaar , toevoeging rechtbank)reeds uitgelegd waarom gelden niet eenvoudig kunnen worden losgemaakt, het betreft hier nl geen direct opvraagbare rekening ten behoeve van [verweerster sub 1] ! (…) […] weet inmiddels alles van mijn eigen positie (!) maar ik maak desondanks zelf geld vrij voor [verweerster sub 1]
( [verweerster sub 1] , toevoeging rechtbank)te weten
OVERWEGENDE DAT:
(Certa Legal, toevoeging rechtbank)juridische en fiscaalrechtelijke diensten heeft verricht aan zowel [verweerder sub 2] en aan [verweerster sub 1] , welke werkzaamheden reeds gedeeltelijk zijn gedeclareerd aan [onderneming 1] BV en gedeeltelijk nog zullen worden gedeclareerd aan [verweerster sub 4] ltd.
3.Het geschil
4.De beoordeling
“op zijn conto”hebben gekregen en dit kwalificeert als een betaling door een derde in de zin van artikel 6:35 BW, aldus [verweersters c.s.] Eén en ander zou volgen uit een door [verweersters c.s.] overgelegde verklaring van Butselaar van 23 januari 2018. Naar het oordeel van de rechtbank valt uit die verklaring echter in het geheel niet af te leiden dat enige betaling op de vorderingen van Certa Legal is verricht. Los daarvan ziet de rechtbank zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in hoe artikel 6:35 BW in dit verband [verweersters c.s.] zou bevrijden van een betalingsverplichting jegens Certa Legal. [verweersters c.s.] hebben hun verweer op dit punt niet, althans onvoldoende onderbouwd, zodat de rechtbank dit zal passeren.
“formeel noch informeel”opdracht aan Certa Legal hebben gegeven om voor hen te werken. Daartoe voeren zij aan dat zij nooit een document hebben getekend waarmee een opdracht zou zijn gegeven; evenmin is er overleg met hen geweest over bijvoorbeeld de uurtarieven. Die twee omstandigheden zijn echter naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om de door Certa Legal gestelde opdracht te kunnen betwisten. Om als opdrachtgever te kunnen kwalificeren, is niet noodzakelijk dat de opdrachtgever de opdracht in eigen persoon verstrekt. Dat kan ook door een derde namens de opdrachtgever zijn gedaan. Evenmin is vereist dat de opdracht uit een document blijkt. Dit kan ook worden afgeleid uit de omstandigheden van het geval.
“dus echt allemaal als voorschot doen en voor haar ( [verweerster sub 1] , toevoeging rechtbank) voldoen”. Verder is relevant de e-mail van 2 november 2015 (zie sub 2.10.) waarin [verweerster sub 3] schrijft dat [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] niet eerder dan in mei 2016 over liquide middelen beschikken en dat daarom [verweerster sub 4] garant voor hun verplichtingen zal staan. [verweerster sub 3] heeft verder nog op 1 februari 2016 aan Butselaar geschreven dat
“ [verweerster sub 4] (…) opdracht [heeft] gegeven aan Certa Legal “ten behoeve van” (…) [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] ”en omdat zij op dat moment niet over vermogen beschikten, [verweerster sub 4] de overeenkomst met Certa Legal (naar de rechtbank begrijpt wordt hiermee gedoeld op de Overeenkomst van november 2015) heeft gesloten, waarin [verweerster sub 4] zich voor hun verplichtingen garant stelde.
“litigation funder”, zoals Certa Legal heeft gesteld, kan zo zijn, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, ziet de rechtbank niet in dat [verweerster sub 3] daarmee tevens persoonlijk als opdrachtgever in de zin van artikel 7:400 e.v. BW dient te worden beschouwd. Bovendien zegt Certa Legal zelf dat [verweerster sub 3] zich niet altijd naar het zijn van
litigation funderheeft gedragen. Ten slotte voert Certa Legal nog aan dat [verweerster sub 3] aan haar een kopie van haar paspoort heeft verstrekt en dat het [verweerster sub 3] is geweest die e-mails heeft gestuurd waarin zij stelt dat zij zal betalen. Het sturen van een kopie paspoort kan verschillende doelen dienen, maar is onvoldoende om [verweerster sub 3] rechtens te kunnen kwalificeren als opdrachtgever. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat [verweerster sub 3] in de door Certa Legal overgelegde stukken steeds in de ‘ik’-vorm spreekt, als zij betalingstoezeggingen doet. Ook deze omstandigheid kan, in het licht van het hiervoor overwogene, niet tot de conclusie leiden dat [verweerster sub 3] als mede-opdrachtgever moet worden beschouwd. Dat [verweerster sub 3] zich persoonlijk garant zou hebben gesteld voor de betalingsverplichtingen van [verweerster sub 1] , heeft [verweerster sub 3] gemotiveerd betwist en is door Certa Legal niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank aan die stelling voorbij gaat.
“ten behoeve van [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] ”, is daarvoor onvoldoende. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, heeft Certa Legal kunnen en moeten begrijpen dat [verweerster sub 4] (en haar rechtsvoorganger [onderneming 1] ) aanvankelijk niet meer dan een factuuradres voor [verweerster sub 1] was die (enige tijd later) de betaling van een groot aantal declaraties van [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] heeft gegarandeerd. [verweerster sub 4] heeft het bestaan van de in de Overeenkomst opgenomen garantie niet betwist.
reeds lange tijd (…) te kennen [heeft] gegeven dat [zij] de wijze van declareren van Certa ondoorzichtig vond (onder meer vanwege het ontbreken van specificaties). Ook over de hoogte was [zij] allerminst tevreden.
(…)”Certa Legal heeft betwist dat aan [verweersters c.s.] enig opschortingsrecht toekomt. Volgens Certa Legal heeft zij bij alle declaraties een specificatie van de werkzaamheden en tijd gestuurd. [verweersters c.s.] hebben haar ook nooit laten weten tegen welke declaraties zij precies bezwaar hadden en waarom. Bovendien hebben [verweersters c.s.] diverse betalingen op de declaraties gedaan en betalingstoezeggingen gedaan ten aanzien van andere (nog openstaande) declaraties, waarmee de verschuldigdheid ervan impliciet wordt erkend. Volgens Certa Legal hebben [verweersters c.s.] niet voldaan aan de klachtplicht ex artikel 6:89 BW, zodat zij niet bevoegd zijn betaling op te schorten.
€ 45.000,00 op of rond 11 februari 2016 (zie 2.8. en 2.12.). Het is onwaarschijnlijk dat dergelijke omvangrijke bedragen zijn betaald zonder dat daarvoor door Certa Legal enig inzicht is gegeven in de werkzaamheden die daarvoor zijn verricht en de tijd die daaraan is besteed. Hetzelfde geldt voor de betalingstoezeggingen die [verweerster sub 3] namens [verweerster sub 1] en [verweerder sub 2] deed voor de daarna nog resterende declaraties. Verder heeft Certa Legal ten minste twee keer een overzicht van openstaande declaraties verstuurd; dat was in november 2015 als bijlage bij de Overeenkomst, waarna de hiervoor genoemde betaling van
€ 45.000,00 heeft plaatsgevonden, en nog een keer bij e-mail van 17 februari 2016. Uit niets blijkt dat namens [verweerster sub 1] en/of [verweerder sub 2] toen over de declaraties zelf of over het ontbreken van specificaties daarbij is geklaagd, terwijl Certa Legal in laatstgenoemde e-mail heeft gezegd dat als er nog vragen zijn, men haar wel wist te vinden. Verder blijkt uit geen enkel overgelegd stuk (van vóór 1 juli 2016, zie hierna) dat ooit over de hoogte van de declaraties is geklaagd, zoals Certa Legal in haar e-mail aan [verweerster sub 3] van 1 juli 2016 ook zelf schrijft. Integendeel, in augustus 2015 liet [verweerster sub 3] aan Certa Legal weten zich te storen aan absurde nota’s, maar meldde daarbij dat zij daarmee niet doelde op de nota’s van Certa Legal. Het is eerst op 1 juli 2016, in een e-mail waarin [verweerster sub 3] haar vertrouwen in Certa Legal opzegt, dat zij meldt dat er (citaat)
“bij ons zeer grote vragen gerezen [zijn] bij de hoogte van jouw declaratie.”Over welke van de vele op dat moment openstaande declaraties van Certa Legal zij het heeft, wordt daarin niet duidelijk gemaakt. Een verzoek om enige specificatie is hierin evenmin opgenomen, noch is daaruit af te leiden. Daarnaast is ook in het verweerschrift van [verweersters c.s.] een aanwijzing te vinden voor de onjuistheid van hun stelling dat zij nooit specificaties hebben ontvangen. Zij stellen namelijk in randnummer 10 daarvan dat Certa Legal (citaat)
“in haar declaraties ook opgenomen [heeft] gesprekken en correspondentie omtrent de facturen”, reden waarom (volgens [verweersters c.s.] ) in deze procedure niet separaat buitengerechtelijke incassokosten kunnen worden gevorderd. Dit duidt er naar het oordeel van de rechtbank op dat in of bij de declaraties is gespecificeerd welke tijd Certa Legal voor die werkzaamheden in rekening heeft gebracht.
€ 17.000,00, wat ziet op de memorie van grieven waarvoor in de Overeenkomst een vast bedrag is afgesproken. Daarnaast zal [verweerster sub 4] naast [verweerder sub 2] hoofdelijk worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 15.585,29. Dit bedrag ziet op alle in genoemd overzicht (2.21.) vermelde declaraties van [verweerder sub 2] daterend van voor 1 januari 2016, behalve die met nummer 116827 (van € 1.876,01) nu die van na genoemde datum is. Ter zitting heeft [verweerster sub 4] weliswaar (en voor het eerst) gesteld dat zij de declaraties van [verweerder sub 2] nooit heeft ontvangen, maar dit is door Certa Legal betwist en door [verweerster sub 4] niet nader onderbouwd, zodat de rechtbank daaraan voorbij gaat. Maar zelfs als dat al juist zou zijn, doet dat niet af aan haar verplichting de declaraties van [verweerder sub 2] te betalen nu zij in de Overeenkomst betaling ervan zonder enig voorbehoud heeft gegarandeerd. Bij gebreke van enig verweer dienaangaande, zal [verweerster sub 4] tevens worden veroordeeld de wettelijke handelsrente ex artikel 6:119a BW over het door haar verschuldigde te betalen als na te melden.
“inzake de Pensioen- en vermogensgeschillen”wordt eveneens afgewezen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, begrijpt de rechtbank niet op welke van de in het overzicht (2.21.) genoemde declaraties dit ziet en waarom. Certa Legal heeft op dit punt niets gesteld.
2.148,00(2,0 punt × tarief € 1.074,00)
5.De beslissing
- (indien [verweerster sub 1] betaalt) de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover, sinds de vervaldatum van de openstaande declaraties tot het moment van de volledige betaling,
hetzij
- (indien [verweerster sub 4] betaalt) de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW daarover, sinds de vervaldatum van de openstaande declaraties tot het moment van de volledige betaling,
€ 15.585,29, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW daarover, sinds de vervaldatum van de openstaande declaraties tot het moment van de volledige betaling,
€ 1.876,01 (zijnde het verschil tussen € 15.585,29 en € 17.461,30), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW daarover, sinds de vervaldatum van de openstaande declaraties tot het moment van de volledige betaling,
€ 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [verweerster sub 1] , [verweerder sub 2] en [verweerster sub 4] niet binnen 14 dagen na datum van het vonnis aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van
€ 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de voldoening,