4.3Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen
feit 1, feit 2 en feit 3:
De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal uit zijn woning aan de [adres] te [woonplaats] tussen 20 februari 2017 omstreeks 21.00 uur en 21 februari 2017 om 09.30 uur. Tussen de genoemde tijdstippen heeft iemand zich toegang verschaft tot de woning. De dader is door inklimmen de woning binnengekomen.
De weggenomen goederen zijn opgenomen in de bijlage goederen, gevoegd bij de aangifte van [slachtoffer 1] . Hieruit blijkt dat onder meer de volgende goederen zijn weggenomen:
- een autosleutel behorend bij een Fiat Punto met kenteken [kenteken] ;
- een autosleutel behorend bij een Toyota;
- een kentekenbewijs;
- een peper- en zoutmolen;
- twee boodschappenpakketten van Emté;
- dertig blikjes Coca Cola en Fanta;
- gereedschappen, waaronder een boormachine, een doppenset, een schroefmachine, een bitjesset en een schuurmachine;
- een Eos spiegelreflexcamera van het merk Canon inclusief twee lenzen en een oplader;
- een kliko;
- twee koffers;
- een Ixus digitale camera van het merk Canon;
- twee dvd-spelers inclusief twee koptelefoons;
- een videocamera van het merk Sony;
- twee paspoorten;
- twee horloges;
- drie halskettingen;
- een e-reader van het merk Sony;
- een waterkoker;
- een homecinemaset van het merk Harman Kardon;
- twee kratten;
- vier nintendo’s.
Bij het sporenonderzoek in de woning aan de [adres] te [woonplaats] zijn onder SIN-nummers AAKV4771NL en AAKF2568NL sporen op een half leeg colablikje veiliggesteld. Een spoor op de uitgetrapte peuk van een shaggie is veiliggesteld onder SIN-nummer AAKF2567NL.
Uit het DNA-onderzoek van het NFI volgt dat alle drie deze sporen, met SIN-nummers AAKF2567NL, AAKV4771NL en AAKF2568NL, afkomstig kunnen zijn van [verdachte] , waarbij de kans dat het DNA matcht met een willekeurig ander persoon dan verdachte kleiner is dan één op één miljard.
Op de telefoon van verdachte is een WhatsAppgesprek aangetroffen met het telefoonnummer van de winkel [naam winkel] te [vestigingsplaats] . Op 21 februari 2017 heeft verdachte een foto van een homecinemaset naar de winkel gestuurd. Verdachte schreef bij deze foto onder meer ‘Harman/Kardon’.Aangever [slachtoffer 1] heeft de bij hem weggenomen homecinemaset op deze foto herkend.
Op de telefoon van verdachte is de applicatie ‘kentekencheck’ geïnstalleerd. Er is onder meer gezocht op het kenteken van een Fiat Punto, te weten [kenteken] .
[slachtoffer 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van twee auto’s, waaronder de zwarte Fiat Punto met het kenteken [kenteken] . Dit is gebeurd tussen 21 februari 2017 om 22.30 uur en 22 februari 2017 om 07.45 uur te [woonplaats] . De autosleutels waren eerder al weggenomen bij de diefstal tussen 20 februari 2017 tot en met 21 februari 2017.
Uit de bijlage goederen, gevoegd bij de aangifte van de diefstal van de auto’s blijkt dat het chassisnummer van de Fiat Punto ZFA199000017133568 betreft.
[slachtoffer 2] heeft aangifte gedaan van diefstal van twee kentekenplaten tussen 21 februari 2017 om 23.00 uur en 22 februari 2017 om 14.30 uur te Montfoort. Het gaat om het kenteken
[kenteken] , toebehorend aan zijn Fiat Punto.
Op 23 februari 2017 omstreeks 05.15 uur is verdachte te Vlist aangetroffen in een Fiat Punto voorzien van het kenteken [kenteken] . Het kenteken was achter de achterruit geklemd. Aan de voorzijde was het kenteken bevestigd met een tie-wrap.
Het chassisnummer van de Fiat Punto betrof ZFA19900001713568.
Verdachte heeft verklaard dat hij binnen in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is geweest en dat hij door het dakraam naar binnen is gegaan.
Met betrekking tot het kenteken [kenteken] heeft verdachte verklaard dat hij wist dat er andere kentekenplaten op het voertuig zaten. De vraag of verdachte begreep dat hij zich hierdoor schuldig maakte aan heling beantwoordde hij met ‘ja’.
Bewijsoverwegingen
feit 1:
Verdachte heeft verklaard dat hij in de woning aan de [adres] te [woonplaats] is geweest omdat hij op dat moment niet bij [E] terecht kon en hij die nacht toch een dak boven zijn hoofd wilde hebben. Toen hij later die nacht naar [E] is gegaan heeft verdachte verteld waar hij die nacht eerder was geweest. Over de homecinemaset heeft verdachte verklaard dat [E] die dan waarschijnlijk heeft gejat. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het dossier onvoldoende overtuigend bewijs bevat dat verdachte degene is geweest die de goederen heeft gestolen. Voor deze diefstal is derhalve een ander dan verdachte verantwoordelijk, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat een ander dan verdachte verantwoordelijk is voor de diefstal uit de woning. De verklaring van verdachte over [E] - met inbegrip van de suggestie dat [E] verantwoordelijk is voor de diefstal – is niet aannemelijk en vindt geen ondersteuning in het dossier. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte in de periode van 20 februari 2017 tot en met 21 februari 2017 uit de woning aan de [adres] te [woonplaats] een veelheid aan goederen heeft weggenomen waarbij hij zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van inklimming. Van medeplegen zal de rechtbank verdachte vrijspreken nu daar onvoldoende bewijs voor is in het dossier.
feit 2:
Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet hoe hij in de Fiat Punto terecht is gekomen. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte door zijn GHB-verslaving niet in staat was om een auto te besturen en dat verdachte daarom dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt hiertoe dat verdachte in de auto is aangetroffen en dat hij kort daarvoor de autosleutel van de Fiat Punto heeft gestolen. Ook blijkt uit het onderzoek aan zijn telefoon dat hij het kenteken van de Fiat Punto heeft gecheckt. De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen het onder feit 2 primair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Van medeplegen zal de rechtbank verdachte vrijspreken nu daar onvoldoende bewijs voor is in het dossier.
feit 3:
De rechtbank acht op grond van de hiervoor opgenomen bewijsmiddelen het onder feit 3 subsidiair ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen. Van het primair ten laste gelegde zal de rechtbank verdachte vrijspreken nu het dossier voor de diefstal van de kentekenplaten onvoldoende bewijs bevat.
feit 4:
Bewijsmiddelen
[slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van diefstal van een kassalade uit zijn kaaswagen tussen 18 januari 2017 omstreeks 22.30 uur en 19 januari 2017 omstreeks 09.00 uur te Montfoort.
Aangever zag dat de hendels van het luik van de kaaswagen in de geopende positie stonden. Aangever heeft samen met de politie de kaaswagen geopend en zag dat een gedeelte van de kassa-unit los in de kaaswagen lag. In de kaaswagen lag as van een sigaret. Deze as is niet van aangever, zijn familie of zijn personeel. Tussen de kazen lag een filter van een sigaret. De buurman die direct naast de kaaswagen woont heeft tegen aangever gezegd dat hij tussen 02.00 en 05.00 uur wakker is geweest en veel lawaai hoorde en dat hij twee mannen met elkaar hoorde praten.
Het filter van de op de plaats delict aangetroffen sigaret is veiliggesteld onder SIN-nummer AAKV4979NL.
Uit het DNA-onderzoek van het NFI volgt dat dit spoor met SIN-nummer AAKV4979NL afkomstig kan zijn van [verdachte] , waarbij de kans dat dit DNA matcht met een willekeurig ander persoon dan verdachte kleiner is dan één op één miljard.
Bewijsoverweging
De verdachte heeft het onder feit 4 ten laste gelegde ontkend. De raadsvrouw heeft aangevoerd dat het enige spoor naar verdachte zijn DNA betreft dat is aangetroffen op een verplaatsbaar voorwerp. Nu dit onvoldoende bewijs is dient verdachte te worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt dat het aangetroffen DNA-materiaal van verdachte op de plaats delict is aangetroffen op een verplaatsbaar object, te weten op het filter van een sigaret. Aangever heeft verklaard dat hij na de ontdekking van het feit op de politie heeft gewacht tot de plaats delict is betreden. Verdachte heeft geen enkele, laat staan aannemelijke, verklaring gegeven hoe het filter van de sigaret met daarop zijn DNA tussen de kazen in de kaaswagen terecht is gekomen, anders dan door betrokkenheid bij de diefstal. Anders dan de raadsvrouw kennelijk meent, is het enkele feit dat het DNA van verdachte op een verplaatsbaar object is aangetroffen, onder de gegeven omstandigheden – de hierboven weergegeven plaats waar het filter is aangetroffen alsmede de omstandigheid dat deze niet van aangever of diens personeel afkomstig is – geen reden om tot het oordeel te komen dat geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is.
Wat betreft het medeplegen is de rechtbank van oordeel dat dit bewezen kan worden nu aangever van zijn buurman heeft gehoord dat deze ’s nachts wakker werd van lawaai en daarbij twee mannen met elkaar heeft horen praten. Verdachte heeft hierover geen verklaring willen afleggen, terwijl deze uiterlijke verschijningsvorm duidt op het medeplegen van de diefstal. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met een ander heeft schuldig gemaakt aan diefstal van de kassalade door middel van verbreking.
feit 5:
Verdachte heeft het onder feit 5 ten laste gelegde bekend en de raadsvrouw heeft geen vrijspraak voor dit feit bepleit. De rechtbank stelt op grond hiervan en op grond van de stukken in het dossier vast dat verdachte dit feit heeft gepleegd. De rechtbank volstaat onder deze omstandigheden met een opsomming van de volgende bewijsmiddelen:
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer 4] van 27 maart 2017;
- een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal van verhoor van verdachte, houdende een bekennende verklaring van verdachte.
feit 6
Bewijsmiddelen
[aangever 1] heeft aangifte gedaan van diefstal van een drietal fietsen op 21 maart 2017.
Dit ging om de volgende fietsen:
- een Wilier Triestina (kobaltblauw, wit en zwart);
- een Cortina Lief (pasteltinten en bloemetjes);
- een Batavus B-ONE (veelkleurig).
De man van aangeefster, [A] , heeft op 4 april 2017 de fietsen van de merken Wilier Triestina en Batavus B-ONE bij [naam winkel] te [vestigingsplaats] aangetroffen.
Uit de factuur van 3 april 2017 van [naam winkel] blijkt dat de manager van [naam winkel] , [B] , de fietsen heeft gekocht van verdachte.Daarnaast is verdachte herkend door verbalisant [verbalisant 1] op de camerabeelden van [naam winkel] bij de verkoop van twee fietsen.
De politie heeft op 22 maart 2017 de Cortina Lief-fiets in Utrecht aangetroffen.
Verdachte heeft verklaard dat hij drie fietsen heeft gekocht voor € 170,-. Twee fietsen heeft hij verkocht bij [naam winkel] en op de andere fiets is hij aangereden in Utrecht. Verdachte is door de politie gewezen op de lage prijs voor drie fietsen en dat hij had kunnen weten dat ze gestolen waren. Verdachte heeft hierop geantwoord dat het achteraf ook stom is.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat de opzetheling niet bewezen kan worden en dat de verklaring van verdachte dat hij het achteraf stom vindt dat hij de fietsen voor € 170,- heeft gekocht beter past bij schuldheling.
De rechtbank overweegt dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat bij de koop van een drietal fietsen voor de prijs van € 170,- deze fietsen door een misdrijf zijn verkregen. Daarmee is sprake van tenminste voorwaardelijk opzet. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van drie fietsen.
feit 7
Bewijsmiddelen
[aangever 2] heeft namens [bedrijfsnaam 1] B.V. aangifte gedaan van diefstal van twee bosmaaiers en een quad op 26 oktober 2017 uit de werkplaats van het [bedrijfsnaam 2] B.V., gevestigd te [vestigingsplaats] .
Aangever heeft verklaard dat hij op de camerabeelden heeft gezien dat de daders eerst twee bosmaaiers wegnamen en deze buiten het terrein legden en dat de daders vervolgens terugkwamen om een quad mee te nemen.
Verbalisant [verbalisant 2] herkent [verdachte] voor de volle 100% op de camerabeelden van aangeefster.
Verdachte heeft verklaard dat hij bij de diefstal was en dat ze met z’n drieën waren.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft naar voren gebracht dat niet bewezen kan worden dat de bosmaaiers ook zijn weggenomen nu dit deel van de aangifte geen verdere steun in het dossier vindt.
De rechtbank overweegt dat aangever heeft verklaard dat hij op 26 oktober 2017 heeft bemerkt dat zowel de bosmaaiers als de quad waren weggenomen uit zijn werkplaats. Op de camerabeelden heeft aangever gezien dat twee jongens eerst de bosmaaiers wegnemen waarna dezelfde jongens terugkomen om de quad weg te nemen. De rechtbank acht op grond van voornoemde bewijsmiddelen wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan diefstal van twee bosmaaiers en een quad.