ECLI:NL:RBMNE:2018:377

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
7 februari 2018
Publicatiedatum
2 februari 2018
Zaaknummer
5585886 AC EXPL 16-5275
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eenzijdige wijziging van winstdelingsregeling in garantieverzekering en informatieplicht van de verzekeraar

In deze zaak vorderde eiser, die in persoon procedeerde, een schadevergoeding van Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V. wegens eenzijdige wijziging van de winstdelingsregeling van zijn garantieverzekering. Eiser stelde dat Achmea tekortgeschoten was in de nakoming van de overeenkomst door de winstdelingsregeling te wijzigen en hem niet adequaat te informeren over deze wijziging. De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. Eiser had een verzekering afgesloten bij Prudential Leven, die later overgenomen werd door Achmea. Hij betoogde dat de winstbijschrijvingen na de wijziging in de statuten in 1989 aanzienlijk waren gedaald en dat hij hierdoor niet het geprognotiseerde eindbedrag van zijn verzekering had ontvangen. Achmea betwistte de claims van eiser en voerde aan dat de daling van de winstuitkeringen niet het gevolg was van de wijziging in de winstdelingsregeling. De kantonrechter oordeelde dat eiser niet had aangetoond dat de wijziging in de winstdelingsregeling de oorzaak was van de lagere winstuitkeringen. Bovendien werd vastgesteld dat Achmea niet voldoende had ingelicht over de winstuitkeringen, maar dat dit niet leidde tot schade voor eiser. De vordering van eiser werd afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 5585886 AC EXPL 16-5275 WV/1337
Vonnis van 7 februari 2018
inzake
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [eiser] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen:
de naamloze vennootschap
Achmea Pensioen- en Levensverzekeringen N.V.,
gevestigd te Apeldoorn,
verder ook te noemen Achmea,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. P.M. Leerink.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- het “document voor de zitting van 5 juli 2017” van [eiser]
- de antwoordakte van Achmea.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 31 oktober 1986 heeft de vennootschap naar Engels recht The Prudential Assurance Company Ltd (hierna: Prudential Leven) aan een door [eiser] ingeschakelde verzekeringstussenpersoon een offerte uitgebracht voor een garantieverzekering met winstdeling (hierna: de verzekering).
In de offerte is voor deze verzekering is - voor zover relevant - het volgende opgenomen:
“(…)
Het verzekerd kapitaal is zodanig vastgesteld dat de uitkering op de
einddatum inclusief winstbijschrijvingen, volgens onze huidige prognose, gestegen is tot het bedrag van de hypothecaire lening.
Dit kan echter niet worden gegarandeerd en de kans op een beperkte over- of onderdekking blijft aanwezig.
(…)
Het Prudential winstdelingssysteem is gebaseerd op de bedrijfsresultaten van The Prudential Assurance Company Limited, waarbij tenminste 90% van deze resultaten bestemd worden voor verdeling onder de polishouders. Zie voor omschrijving van het Prudential winstdelingssysteem de bijlage.
(…)
Winstprognose
Over de grootte van de toekomstige winstuitkeringen, boven het te garanderen gedeelte, kan uiteraard geen toezegging worden gedaan. Uit gaande van de ervaringen in het verleden en reële verwachtingen in de toekomst is een prognose opgesteld, waarbij veiligheidshalve geen hogere rentestand dan de huidige werd gehanteerd en jaarlijkse winstbijschrijvingen onder het niveau van de huidige bijschrijvingen werden gebruikt.
Volgens deze prognose is de totale uitkering op de einddatum gestegen tot f 150.000,- (…)”
De bijlage bij deze offerte bepaalt - voor zover relevant - het volgende:

Prudential winstdeling
- Het Prudential winstdelingssysteem is gebaseerd op de bedrijfsresultaten van The Prudential Assurance Company Limited.
- Tenminste 90% van het bedrijfsresultaat is bestemd voor houders van polissen met recht op aandeel in de winst.
- Hieruit wordt jaarlijks voor diverse landen van vestiging het winstaandeel vastgesteld.
1. Verzekeringen tegen periodieke premiebetaling
- De winstbijschrijving wordt uitgedrukt in een percentage van het verzekerd kapitaal.
- Deze winstbijschrijving wordt normaal aangewend tot verhoging van het verzekerd kapitaal. Dit geschiedt jaarlijks op de polisverjaardag met uitzondering van de eerste.
- Eenmaal aan het verzekerd kapitaal toegevoegde winstbijschrijvingen kunnen door Prudential nimmer aangetast worden.
- De winstbijschrijvingen zelf komen voor verdere groei in aanmerking d.m.v. een aparte bonus over winstbijschrijvingen.
- Premievrije verzekeringen blijven winstdelend, ongeacht de reden van premievrij worden.
(…)
Prognose
- Over de grootte van de toekomstige winstbijschrijvingen kan, voor zover niet gegarandeerd, uiteraard geen toezegging worden gedaan; bij de opstelling van de prognose is evenwel rekening gehouden met de te verwachten ontwikkeling van rente, sterfte en kosten.
Tot nu toe werden in Nederland de volgende winstbijschrijvingen gerealiseerd:
Boekjaar Verhoging van het kapitaal Bonus over winstbijschrijvingen
1979-1980 2,50 % 3,50 %
1980-1981 2,50 % 3,50 %
1981-1982 2,75 % 4,00 %
1982-1983 2,90 % 4,15 %
1983-1984 2,90 % 4,15 %
1984-1985 2,75 % 4,05 %
1985-1986 2,60 % 3,90 %
(…)
Winstprognose
- Over de grootte van de toekomstige winstuitkering kan uiteraard geen toezegging worden gedaan. Uitgaande van de ervaringen in het verleden en reële verwachtingen in de toekomst is een prognose berekend, waarbij veiligheidshalve geen hogere rentestand dan de huidige wordt gehanteerd.
(…)”
[eiser] heeft deze offerte voor akkoord getekend.
2.2.
Prudential Leven heeft vervolgens aan [eiser] een polis (met polisnummer [...] ) verstrekt voor de verzekering met als ingangsdatum 1 juni 1987, voor een duur van 29 jaar, en derhalve uit te keren bij in leven zijn van verzekerde op 1 juni 2016.
De verzekering bestaat uit 2 onderdelen:
  • onderdeel 1: een verzekerd kapitaal van fl. 42.290,-, vermeerderd met winstbijschrijvingen tot ten minste het garantiekapitaal van fl. 52.440,--
  • onderdeel 2: een verzekerd kapitaal van fl. 58.897,-, vermeerderd met winstbijschrijvingen.
2.3.
De verzekering is gekoppeld aan een hypotheek van [eiser] voor een bedrag van
fl. 150.000,- die is afgesloten bij de bank Mees & Hope NV (thans MNF Bank). Deze hypotheek eindigt op 1 juli 2017.
2.4.
Op 8 juni 1989 heeft Prudential Leven haar statuten gewijzigd waarna de winstdeling niet meer afhankelijk was van de winst van Prudential Leven zelf, maar van de Prudential Portefeuille in Nederland.
2.5.
Op 1 augustus 1995 is Prudential Leven overgenomen door FairGo N.V. Per
1 januari 2001 is deze vennootschap gefuseerd met Avéro Levensverzekeringen N.V. tot Achmea als verkrijgende vennootschap.
Bij Achmea staat onderdeel 1 van de polis van [eiser] geregistreerd onder nummer [nummer 1] en onderdeel 2 onder nummer [nummer 2] .
2.6.
Gedurende de looptijd van de verzekering hebben de volgende winstuitkeringen plaatsgevonden:
2.7.
Bij brief van 1 mei 2008, gericht aan zijn verzekeringstussenpersoon, heeft [eiser] aan Achmea het volgende medegedeeld:
“Ik heb in het kader van een gemengde verzekering twee polissen lopen bij Avéro Achmea,namelijk polisnummer [nummer 2] en polisnummer [nummer 1] .
Voor wat betreft de lopende spaarverzekering met polisnummer [nummer 1] heb ik onlangs nog eens de winstbijschrijvingen van deze polis op een rij gezet.
Het blijkt dat in de eerste 10 jaar van de looptijd van deze polis de winstbijschrijving gemiddeld Euro 402 per jaar bedroeg.
Echter na die eerste 10 jaar is het als het ware bergafwaarts gegaan met de winstbijschrijvingen op deze polis. Nemen we de laatse 3 jaar dan bedroeg de winstbijschrijving in die periode gemiddeld Euro 110 per jaar.
Reeds eerder heb ik mij tot uw kantoor gewend met het verzoek om meer inzicht te geven hoe de winstbijschrijving op deze polis wordt bepaald, en met het verzoek om een getalsmatig overzicht te verstrekken.
Van uw reactie op mijn eerdere verzoek ben ik niets wijzer van geworden, ik kreeg de algemene voorwaarden nog eens toegestuurd.
Uiteraard is ook u bekend dat een dergelijke opstelling van verzekeraars en financiële dienstverleners niet meer acceptabel wordt geacht door instituten als Ombudsman Verzekeringen en Klachteninstituut Finaciele Diensverlening (Kifid).
Ik verzoek u nogmaals mij binnen één maand inzicht te verstrekken in de cijfermatige totstandkoming van de winstbeschrjving op deze polis en mij de specificatie te doen toekomen van de laatste winstbijschrjving die leidde tot een bedrag van Euro 139 (opgave per brief d.d 12 juli 2007 van Avéro Achmea).
Tevens wijs ik u erop dat volgens de huidige stand, het prognosekapitaal van mijn gemengde verzekering ver achterblijft ten opzichte van de de prognose die in 1987 schriftelijk is afgegeven.
Mocht u geen gevolg geven aan dit herhaalde verzoek om mij een cijfermatige specificatie te verschaffen inzake de totstandkoming van de winst(bijschrijving) van deze spaarverzekering met polisnummer [nummer 1] , dan zal ik overgaan tot het indienen van een formele klacht.
(…)”
2.8.
Bij brief van 20 mei 2008 heeft Achmea hierop, via de verzekeringstussenpersoon, als volgt op gereageerd.
“Onlangs ontvingen wij uw brief over polisnummer [nummer 1] . Op 1 juni 2007 heeft de jaarlijkse winstbijschrijving plaatsgevonden. Hiervan heeft meneer [eiser] een winstspecificatie ontvangen. De klant vraagt in zijn brief om een toelichting op deze winstspecificatie. In deze brief geef ik u informatie hierover.
Berekening winstdeling
Het nieuwe verzekerd kapitaal is in 2007 als volgt berekend.
- Over het oorspronkelijk verzekerd kapitaal (exclusief winst) wordt 0,09% bijgeschreven
- Over de reeds bijgeschreven winst wordt 1,09% bijgeschreven
Het oorspronkelijk verzekerd kapitaal op polis [nummer 1] was € 19.190,37.
De reeds bijgeschreven winst bedraagt € 25.048,80 (verzekerd kapitaal na winstbijschrijving 2006) - € 19.190,37 (oorspronkelijk verzekerd kapitaal) = € 5.858,43
Winstdeling over oorspronkelijk verzekerd kapitaal € 19.190,37 + 0,09% = € 19.207,64
Winstdeling over bijgeschreven winst € 5.85843 + 1,09% =
€ 5.922,29
Nieuw verzekerd kapitaal na winstbijschrijving per 1 juni 2007: € 25.129,93
Winstdelingspercentages
In de bijlage vindt u een lijst met de winstdelingspercentages van de afgelopen jaren.
(…)”
In de bijlage is het volgende overzicht opgenomen:
2.9.
Op de expiratiedatum zijn door Achmea aan [eiser] de volgende bedragen uitgekeerd:
  • terzake onderdeel 1 van de polis: € 25.697,24
  • terzake van onderdeel 2 van de polis:
  • totaal: € 52.490,35.
3. Het geschil en de beoordeling daarvan
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van Achmea om aan hem te betalen een bedrag van € 15.500,--, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van Achmea in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt [eiser] in de kern dat Achmea toereken-baar tekortgeschoten is in de nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomst althans tekortgeschoten is in de (wettelijke) zorgplicht door:
a. eenzijdig de overeengekomen winstdelingsregeling te wijzigen, namelijk van winstdeling op basis van 90% van de winst van de verzekeraar naar een winstdeling op basis van een door de verzekeraar getroffen voorziening,
b. [eiser] niet in te lichten over de statutenwijziging, geen winstwaarschuwing te sturen en onvolledig in te lichten over de gedane winstuitkeringen, en
c. [eiser] niet adequaat te adviseren over het niet halen van de prognose.
Bezwaar Achmea tegen “document voor zitting van 5 juli 2017” van [eiser]
3.3.
In haar antwoordakte van 2 augustus 2017 heeft Achmea bezwaar gemaakt tegen indiening door [eiser] van zijn “document voor de zitting van 5 juli 2017”, nu hij in dit document niet uitsluitend reageert op de producties die Achmea bij conclusie van dupliek in het geding heeft gebracht, maar alle stellingen bespreekt die zijn opgenomen in deze conclusie.
3.4.
De kantonrechter is van oordeel dat het bezwaar terecht is. Met een conclusie van dupliek wordt het debat tussen partijen in beginsel gesloten. Bij brief van 8 juni 2017 heeft de kantonrechter [eiser] uitsluitend toestemming gegeven te reageren op de bij die conclusie gevoegde producties. Dit betekent dat dit “document” van [eiser] buiten beschouwing moet blijven, met uitzondering van dat deel dat een reactie vormt op de door Achmea ingediende productie 8.
Verplichting tot schadevergoeding?
3.5.
[eiser] vordert het verschil (na afronding) tussen het garantiebedrag dat hij heeft ontvangen (€ 52.490,35) en het bedrag dat bij aangaan van het contract is geprognotiseerd
(fl. 150.000,-- = € 68.067,00). [eiser] erkent dat dat verschil niet is gegarandeerd, maar stelt dat hij recht heeft op dit bedrag als schadevergoeding wegens schending door Achmea van de onder 3.2 bedoelde verplichtingen
3.6.
Voor toekenning van een schadevergoeding gelden 3 vereisten:
- een toerekenbare tekortkoming of onrechtmatige daad van de gedaagde partij,
- schade die is geleden door de eisende partij,
- die het gevolg is van deze tekortkoming of onrechtmatige daad (juridisch wordt dit laatste vereiste “causaal verband” genoemd).
3.7.
De stelplicht en bewijslast van het voldoen aan deze vereisten rust op [eiser] (artikel 150 Rv). [eiser] heeft geen bewijsaanbod gedaan, zodat de beoordeling dient plaats te vinden op basis van wat [eiser] heeft gesteld en als bewijs heeft overgelegd.
Ad a) eenzijdige wijziging winstdelingsregeling
3.8.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [eiser] niet aangetoond of tenminste aannemelijk gemaakt dat het feit dat hij niet voldoende winstuitkeringen heeft ontvangen om het beoogde kapitaal van fl. 150.000,-- te halen een gevolg was van de door hem bedoelde wijziging in de winstdelingsregeling. Uit het door [eiser] overgelegde overzicht van daadwerkelijk gedane winstuitkeringen (productie 24 bij dagvaarding) blijkt dat na de statutenwijziging in 1989 de winstuitkeringen stegen. Over de periode van 1 juni 1988 tot
1 juni 1989 bedroeg de winstuitkering over onderdeel 1 van de polis € 383,81, en het jaar erna € 395,24. De jaren daarop steeg deze verder naar € 407,04 (juni 1991), € 419,29 (juni 1992) en € 432,00 (juni 1993). Pas per 1 juni 1999 dook de winstuitkering in absolute getallen onder die van het jaar waarin de winstdeling nog werd berekend op basis van 90% van de winst van de verzekeraar (1988-1989). Over de jaren tot 1999 liep de getroffen voorziening dus in de pas met de periode dat sprake was van een uitdeling van 90% van de winst. Dit geldt niet alleen in absolute getallen, maar ook voor de winstpercentages die jaarlijks werden vastgesteld. Zie de bijlage bij de brief van Achmea aan [eiser] van 20 mei 2008 (productie 17 van [eiser] ; zie 2.8). Deze bleef over de periode 1989 tot en met 1993 stabiel op 2,00% (winstpercentage over kapitaal) en 3,00% (winst over winstaandeel). Pas in 2000 begonnen de uitkeringen en percentages substantieel te dalen. Gelet op het tijdsverloop van 11 jaar tussen de wijziging van de winstdelingsregeling en de daling van de winstuitkering acht de kantonrechter niet aannemelijk dat die daling een gevolg is van de statutenwijziging.
3.9.
[eiser] stelt weliswaar dat indien de winstbijschrijving bepaald zou zijn op basis van 90% van het bedrijfsresultaat, het “ondenkbaar” is dat de winstuitkering over de laatste 9 jaar van de looptijd zou uitkomen binnen een bandbreedte van € 61,30 en € 66,00 (paragraaf 31.4 van de dagvaarding), maar hij onderbouwt dat verder niet. Dat had wel op zijn weg gelegen, omdat Achmea voor dat sterk terugvallen een andere aannemelijk reden heeft aangedragen, namelijk dat die laatste 9 jaar vielen in de periode van de financiële crisis. Op [eiser] rust - zoals gezegd - de bewijslast van het bestaan van causaal verband tussen de wijziging van de winstdelingsregeling en het niet halen van het geprognotiseerde eindbedrag, en in dat bewijs is [eiser] niet geslaagd.
Ad b) onvolledig/niet ingelicht of gewaarschuwd
3.10.
Gelet op het feit dat het causaal verband tussen de wijziging van de winstdelings-regeling en het teruglopen van de winstuitkeringen niet is komen vast te staan, ontbreekt ook het causaal verband tussen het niet meedelen van die wijziging door (de rechtsvoorganger van) Achmea aan [eiser] en de door hem gevorderde schadevergoeding.
3.11.
Achmea heeft niet (voldoende gemotiveerd) betwist dat over onderdeel 2 van de polis in de periode 2003-2008 geen winstbrieven zijn gestuurd aan [eiser] . In zoverre heeft Achmea haar informatieplicht geschonden door [eiser] onvolledig in te lichten over de gedane winstuitkeringen.
3.12.
Over onderdeel 1 van de polis zijn (op een enkele uitzondering na: 2012, 2014 en 2015; zie producties 21 en 23 van [eiser] ) wel jaarlijks winstbrieven gestuurd, maar [eiser] stelt ter zake dat van de winstbrieven over de periode 2004-2009 twee versies bestonden en dat deze geen of verschillend inzicht boden in de winstdelingssystematiek. Hij wijst in dit kader op de winstbrieven over deze jaren die hij heeft overgelegd als producties 2-4 bij conclusie van repliek.
3.13.
De kantonrechter volgt [eiser] niet in deze stelling. Uit de winstbrieven over 2004, 2005 en 2007 die [eiser] bij conclusie van repliek als “tweede versie” heeft overgelegd, blijkt dat telkens de daarop vermelde datum “31 mei 2016” is doorgehaald. Daaruit blijkt dat die versie niet in het betreffende jaar, maar in 2016 (in reactie op vragen daarover van [eiser] ) is opgemaakt, zodat van onjuiste of verwarrende informatie op dit punt in de jaren 2004, 2005 en 2007 geen sprake is geweest.
3.14.
Op basis van deze winstbrieven voor onderdeel 1 van de polis kon [eiser] zien dat de winstuitkeringen vanaf 2000 sterk terugliepen, en zelfs in 2008 maar € 66,93 bedroeg. [eiser] heeft dat in 2008 ook gesignaleerd, want in zijn brief van 1 mei 2008 aan Achmea (via zijn tussenpersoon; productie 16 bij dagvaarding; zie 2.7) schrijft hij dat de winstbijschrijvingen over de eerste 10 jaar gemiddeld € 402 per jaar bedroeg en dat het nadien bergafwaarts is gegaan tot (in de laatste 3 jaar voor 2008) gemiddeld € 110 per jaar. Nu hij deze daling zelf kon constateren en ook heeft geconstateerd, valt niet in te zien waarom aangenomen moet worden dat [eiser] door het ontbreken van enkele winstbrieven schade heeft geleden tot het door hem gevorderde bedrag.
3.15.
Voor zover al op een verzekeraar terzake van een verzekeringsproduct als het onderhavige een waarschuwingsplicht rust, zoals [eiser] stelt, geldt dat [eiser] zelf al had geconstateerd dat de winstbijschrijvingen na de eerste 10 jaar sterk bergafwaarts waren gegaan en dus ook sterk verschilden van de winstbijschrijvingen ten tijde van het geven van de winstprognose. Gelet hierop moest [eiser] begrijpen dat alleen een buitengewone verhoging van de winstbijschrijvingen over de 8 jaar van 2008 tot de einddatum (2016) alsnog tot het halen van deze prognose zou kunnen leiden. Hij heeft dat in wezen ook begrepen, nu hij in deze brief schrijft dat “het prognosekapitaal” volgens “de huidige stand” “ver achterblijft ten opzichte van de prognose die in 1987 schriftelijk is afgegeven”.
Dat Achmea in een aantal winstbrieven heeft aangegeven dat de winstprognose werd gehandhaafd, maakt dat niet anders, omdat de overgelegde winstbrieven waarin een mededeling van die strekking is gedaan dateren van 1989 en 1990 (producties 13 en 14 van [eiser] ). Niet gesteld of gebleken is dat Achmea een dergelijke mededeling in de nadien verstuurde winstbrieven heeft gehandhaafd. Gelet op de financiële crisis die uitbrak in 2007/2008 was het echter niet aannemelijk dat de rentestand (waarop de prognose was gebaseerd; zie pagina 3 van de bijlage bij de offerte uit 31 oktober 1986 (productie 3 bij dagvaarding)) in die laatste 8 jaar zo sterk zou stijgen dat alsnog de prognose zou worden gehaald. Als [eiser] het beoogde eindbedrag alsnog wilde halen had hij dus advies moeten inwinnen bij zijn assurantietussenpersoon over hoe dat alsnog kon worden bereikt. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] dat heeft gedaan.
3.16.
Gelet op het feit dat [eiser] in 2008 al wist dat de winstbijschrijvingen achterbleven bij de gegevens waarop de prognose was gebaseerd, en daarop geen actie heeft ondernomen, acht de kantonrechter niet aannemelijk dat als Achmea in 2008 of de jaren daarvoor een winstwaarschuwing zou hebben gegeven, [eiser] wel advies bij zijn assurantietussenpersoon zou hebben ingewonnen, en vervolgens ook zodanige maatregelen zou hebben getroffen (in de vorm van het treffen van een aanvullende verzekering, zoals [eiser] stelt) dat daarmee alsnog het beoogde eindkapitaal zou worden bereikt. Overigens zouden voor een dergelijke aanvullende verzekering ook aanvullende premies moeten worden betaald, en [eiser] heeft niet gesteld dat hij daartoe bereid was om dit ‘gat’ te dichten.
3.17.
Ook hier geldt dus dat het vereiste causaal verband tussen de schending van een informatieplicht en (eventuele) waarschuwingsplicht en de door [eiser] gevorderde schade ontbreekt.
Ad c) niet adequaat geadviseerd
3.18.
Voor zover [eiser] met zijn beroep op de uitspraak van het KiFiD van 19 mei 2015 (productie 37 van [eiser] ) wil betogen dat op Achmea een plicht rustte om hem adequaat te adviseren over zijn verzekeringsproduct, volgt de kantonrechter hem hierin niet. In deze KiFid-zaak was de financieel dienstverlener tevens de adviseur van de consument.
In de onderhavige situatie wordt echter alleen de verzekeraar aangesproken die met tussenkomst van een financieel dienstverlener, de verzekeringstussenpersoon, een verzekeringsproduct met de consument heeft afgesloten, zodat deze zaken niet vergelijkbaar zijn. In een dergelijke situatie waarin:
- geen sprake is van een complex risicovol product (er was sprake van een levensverzekering met een gegarandeerd eindbedrag; alleen het halen van het geprognotiseerde bedrag was onzeker);
- de verzekeraar niet als adviseur is opgetreden ter zake van het afsluiten van het verzekeringsproduct, maar dit is gedaan door een door verzekeringnemer ingeschakelde verzekeringstussenpersoon op wie een adviesplicht rust,
- de aan de verzekering gekoppelde hypotheek niet is afgesloten bij Achmea, maar bij een derde (Mees en Hope NV), en [eiser] ter zake is geadviseerd door dezelfde verzekeringstussenpersoon,
strekt de zorgplicht van de verzekeraar naar het oordeel van de kantonrechter niet zo ver dat hij verzekeringnemer ook - in het licht van de achterblijvende waardeontwikkeling - de verzekeringnemer actief moet adviseren over zijn verzekeringsproduct.
Conclusie
3.19.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering van [eiser] moet worden afgewezen. [eiser] zal, als in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van het geding worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af,
4.2.
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Achmea, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 600,-- aan salaris gemachtigde, te voldoen binnen 14 dagen na de datum van dit vonnis, bij gebreke waarvan voormeld bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de vijftiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
4.3.
verklaart onderdeel 4.2 van dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.C. Burgers, kantonrechter, bijgestaan door mr. W.A. Visser als griffier, en is in het openbaar uitgesproken op 7 februari 2018.