ECLI:NL:RBMNE:2018:3722

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
6 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
464811 / HA RK 18-239
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over wrakingsverzoek in civiele procedure

Op 6 augustus 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. A.S. Penders, de behandelend rechter in een kort geding. Het verzoek tot wraking was ingediend op 1 augustus 2018, naar aanleiding van een beslissing die de rechter op 30 juli 2018 had genomen in een kort geding met zaaknummer 463742 KG-ZA18/435. De wrakingskamer heeft besloten om af te zien van een mondelinge behandeling van het verzoek.

De wrakingskamer overweegt dat op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) een rechter gewraakt kan worden indien er feiten of omstandigheden zijn die de onpartijdigheid van de rechter in gevaar kunnen brengen. Echter, het verzoek tot wraking kan niet meer worden toegewezen als de rechter al een einduitspraak heeft gedaan, zoals in dit geval het schriftelijk vonnis van 30 juli 2018. Dit vonnis markeert het einde van de behandeling van de zaak, waardoor het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is.

De wrakingskamer concludeert dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in zijn verzoek. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing. De griffier is opgedragen om deze beslissing te zenden aan de betrokken partijen, inclusief de gewraakte rechter en de voorzitter van de afdeling civiel recht en bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Zaaknummer/rekestnummer: 464811 / HA RK 18-239
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 6 augustus 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
(verder te noemen: verzoeker),

1.De procedure

1.1.
Verzoeker heeft een verzoek ingediend tot wraking van mr. A.S. Penders als behandelend rechter (hierna te noemen: de rechter), die op 30 juli 2018 een beslissing heeft genomen in het kort geding met het zaaknummer 463742 KG-ZA18/435. Het verzoek is gedateerd op 1 augustus 2018. Op 3 augustus 2018 heeft verzoeker een aanvullend stuk en een afschrift van het vonnis van 30 juli 2018 aan de wrakingskamer verstrekt. Op 4 augustus 2018 heeft de verzoeker een aanvullend stuk aan de wrakingskamer verstrekt.
1.2.
De wrakingskamer heeft, gelet op het volgende, afgezien van een mondelinge behandeling.

2.De beoordeling

2.1.
Op grond van artikel 36 Rv kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2.
Het middel van wraking is toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die daarover vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechters die deze uitspraak hebben gedaan.
2.3.
De rechter heeft op 30 juli 2018 een schriftelijk vonnis gewezen in de vorm van een zogenoemd kop-staart-vonnis waarin staan vermeld de namen van de procespartijen, het verloop van de procedure, de beslissing en de mededeling dat de schriftelijke uitwerking zo snel mogelijk zal volgen. Middels dit vonnis, ook al is het niet volledig, is de behandeling van het kort geding geëindigd.
2.4.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat verzoeker niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in het onderhavige wrakingsverzoek.
2.5.
Op grond van deze kennelijke niet-ontvankelijkheid kan, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1, gelezen in samenhang met paragraaf 4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank, een mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek achterwege blijven.
2.6.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer dat op 26 juli 2018 mondeling is beslist op het eerdere wrakingsverzoek van verzoeker met zaaknummer/rekestnummer 464249 / HA RK 18-229 en dat de behandeling van het kort geding op 30 juli 2018 om 10.00 uur is voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek. Dat de schriftelijke motivering van de mondelinge beslissing van de wrakingskamer op 30 juli 2018 om 14.11 uur aan verzoeker werd verstrekt maakt niet dat de rechter het kort geding niet eerder kon voortzetten.

3.De beslissing

De wrakingskamer:
3.1.
verklaart het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk;
3.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing te zenden aan verzoeker, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel recht en bestuursrecht en de president van deze rechtbank.
Deze beslissing is gegeven door mr. C.A. de Beaufort, voorzitter, mrs. R.M. Berendsen en
G. Perrick als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. F.G.T. Russcher-Jansen, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.