Op 6 augustus 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 47-jarige man uit Amersfoort, die werd beschuldigd van seksueel misbruik van zijn nichtje. De rechtbank heeft de man vrijgesproken, omdat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen die 20 jaar geleden zouden hebben plaatsgevonden. In zedenzaken is het vaak zo dat er slechts twee personen aanwezig zijn bij de vermeende seksuele handelingen: het slachtoffer en de dader. Dit maakt het moeilijk om tot een veroordeling te komen zonder aanvullend bewijs dat de aangifte ondersteunt.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen reden is om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van het slachtoffer, maar de heimelijk opgenomen gesprekken tussen het slachtoffer en de verdachte bieden onvoldoende bewijs. De verdachte sprak in de opname over 'fouten' en 'spijt', maar de rechtbank vond deze verklaringen te vaag en niet specifiek genoeg om de seksuele handelingen vast te stellen. Ook de verklaringen van familieleden, die het verhaal van het slachtoffer bevestigden, werden als onvoldoende beschouwd, omdat deze gebaseerd waren op wat zij van het slachtoffer hadden gehoord.
De rechtbank concludeerde dat er geen wettig bewijs was om de verdachte te veroordelen en sprak hem vrij van de tenlasteleggingen. De benadeelde partij, het slachtoffer, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank heeft bepaald dat de benadeelde partij haar vordering kan indienen bij de burgerlijke rechter.