Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[gedaagde sub 1] ,
[gedaagde sub 2],
[gedaagde sub 3],
[gedaagde sub 4],
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 27 juli 2018 een vonnis gewezen in kort geding, waarin de eiseres, een vereniging, vorderingen heeft ingesteld tegen een aantal gedaagden die zich als interim bestuur van de vereniging hebben gepresenteerd. De eiseres stelt dat de gedaagden zich ten onrechte als bestuurders voordoen, terwijl het legitieme bestuur op 27 maart 2018 is gekozen. De gedaagden hebben op 29 juni 2018 een bijeenkomst gehouden, waar zij zichzelf als interim bestuur hebben benoemd, maar de eiseres betwist de rechtsgeldigheid van deze bijeenkomst en de besluiten die daar zijn genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagden sub 1 tot en met 3 met onmiddellijke ingang moeten worden verboden zich voor te doen als bestuur van de vereniging. De voorzieningenrechter oordeelt dat de verkiezing van het bestuur op 27 maart 2018 niet in overeenstemming met de statuten heeft plaatsgevonden, en dat de gedaagden niet als bestuurders kunnen worden aangemerkt. De vorderingen van de eiseres om de inschrijving van het legitieme bestuur bij de Kamer van Koophandel te herstellen en de machtigingen bij de bank te herstellen zijn grotendeels toegewezen. De gedaagden zijn hoofdelijk veroordeeld tot het betalen van een dwangsom voor elke dag dat zij in strijd met het vonnis handelen.
De uitspraak benadrukt het belang van de statutaire procedures binnen verenigingen en de rechtsgeldigheid van bestuursverkiezingen. De rechter heeft de proceskosten gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk aan de uitspraak moeten voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.