Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2017 te [geboorteplaats] .
Rechtbank Midden-Nederland
Op 23 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, een mondelinge uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure. De zaak betreft een verzoek van de moeder om de hoofdverblijfplaats van haar minderjarige dochter, geboren in 2017, bij haar te vestigen en om vervangende toestemming te verlenen voor inschrijving op een basisschool in Apeldoorn. De moeder stelt dat een verhuizing naar Apeldoorn in het belang van de minderjarige is, omdat het sociaal veiliger zou zijn en de schoolwisseling beter zou aansluiten bij haar ontwikkeling. De vader verzet zich tegen deze verzoeken en pleit voor handhaving van de huidige situatie, waarin de minderjarige bij hem woont en naar school gaat in Zeist.
Tijdens de zitting hebben beide ouders hun standpunten toegelicht en gereageerd op elkaars argumenten. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van artikel 1:253a van het Burgerlijk Wetboek, waarbij het belang van de minderjarige voorop staat. De rechtbank concludeert dat de huidige opvoedsituatie voldoende veilig is en dat de argumenten van de moeder voor een verhuizing niet opwegen tegen de impact die dit op de minderjarige zou hebben. De rechtbank wijst de verzoeken van de moeder af en adviseert de ouders om gezamenlijk te overleggen over de toekomst van hun dochter, vooral met het oog op de overgang naar de middelbare school.
De uitspraak benadrukt het belang van stabiliteit en continuïteit in de opvoeding van de minderjarige, en de rechtbank moedigt de ouders aan om samen te werken in het belang van hun kind.