ECLI:NL:RBMNE:2018:3668

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
2 augustus 2018
Zaaknummer
16/705624-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak woninginbraak te Naarden

Op 13 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak in Naarden op 20 maart 2018. De rechtbank heeft de zaak behandeld op tegenspraak, waarbij de officier van justitie, mr. G.A. Hoppenbrouwers, de verdachte beschuldigde van het inbreken in een woning tussen 03:00 en 04:10 uur. De officier van justitie baseerde haar bewijs op getuigenverklaringen, camerabeelden en forensisch bewijs, waaronder glassporen op kleding van de verdachte. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. M.A.C. van Vuuren, pleitte voor vrijspraak, stellende dat er onvoldoende bewijs was om de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak te bewijzen.

De rechtbank heeft de aangifte en verklaringen van getuigen in overweging genomen, maar concludeerde dat de bewijsvoering niet voldoende was om de verdachte wettig en overtuigend schuldig te verklaren. De rechtbank merkte op dat de camerabeelden niet scherp genoeg waren en dat de herkenning door verbalisanten niet betrouwbaar was. Ook het forensisch bewijs was niet overtuigend genoeg, omdat er geen directe link kon worden gelegd tussen de verdachte en de in beslag genomen kleding. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de woninginbraak en sprak hem vrij.

Daarnaast heeft de rechtbank de vorderingen van benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer] en [A], behandeld. De rechtbank verklaarde [slachtoffer] niet-ontvankelijk in zijn vordering, omdat niet bewezen was dat de verdachte de inbraak had gepleegd. De vordering van [A] werd eveneens niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank compenseerde de proceskosten en wees de vordering tot tenuitvoerlegging af, gezien de vrijspraak van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/705624-18; 96-202756-15 (tul) (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats]
wonende te [postcode] [woonplaats] , [adres]

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 29 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. G.A. Hoppenbrouwers en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. M.A.C. van Vuuren, advocaat te Amsterdam, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
op 20 maart 2018 tussen 3:00 uur en 4:10 uur, al dan niet samen met (een) ander(en), heeft ingebroken in een woning aan de [adres] in Naarden.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. Zij heeft daarbij gewezen op de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [A] . Hieruit volgt dat er op 20 maart 2018 ’s nachts is ingebroken in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Voor wat betreft de betrokkenheid van verdachte heeft de officier van justitie verwezen naar de herkenning door drie verbalisanten van de verdachte op de camerabeelden die bij de woning zijn gemaakt. Verder zijn er op de onder verdachte in beslaggenomen kledingstukken glassporen aangetroffen die matchen met het glas van de woning. Daarnaast zijn er tapgesprekken waaruit onder meer blijkt dat verdachte de desbetreffende nacht “nog wat te doen heeft”. Bovendien blijkt uit de tapgegevens dat verdachte op 20 en 21 maart 2018 meerdere keren op de website van www.gooinieuws.nl heeft gezocht naar het nieuwsbericht “veel snelle nachtelijke inbraken”.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het ten laste gelegde. Uit de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [A] volgt dat er een woninginbraak is gepleegd. Verdachte ontkent deze inbraak te hebben gepleegd. Het strafdossier bevat onvoldoende direct bewijs voor de betrokkenheid van verdachte. Gelet hierop dient verdachte volgens de raadsman te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op grond van de aangifte van [slachtoffer] en de verklaring van [A] kan worden vastgesteld dat er op 20 maart 2018 ’s nachts een woninginbraak is gepleegd in de woning aan de [adres] in [woonplaats] . Daarbij zijn meerdere waardevolle goederen meegenomen. Verder is op de camerabeelden te zien dat deze inbraak door in ieder geval twee personen is gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte één van deze daders is. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in overweging.
In het dossier bevinden zich drie processen-verbaal van herkenning. Alle drie de verbalisanten zeggen verdachte ambtshalve te herkennen op de camerabeelden van de woning. Verbalisant [verbalisant 1] herkent verdachte aan zijn magere postuur, haardracht en aan zijn dikke wenkbrauwen. Verbalisant [verbalisant 2] herkent verdachte aan zijn opvallende lok haar en de wenkbrauwen. Verbalisant [verbalisant 3] ten slotte herkent verdachte aan zijn gelaat, opvallende volle wenkbrauwen, lange lok van het kapsel en minimale gezichtsbeharing. De rechtbank heeft zelf ook de camerabeelden bekeken en daarbij waargenomen dat de beelden niet scherp zijn en (de gezichten van) beide daders niet duidelijk in beeld zijn. Daarnaast merkt de rechtbank op dat onbekend is hoe het proces van deze herkenningen is verlopen en welke waarborgen daarbij al dan niet in acht zijn genomen. Uit het dossier volgt bijvoorbeeld niet hoeveel verbalisanten naar de beelden hebben gekeken, hoeveel van hen verdachte wel of niet hebben herkend, of ze gezamenlijk deze beelden hebben bekekenen en of er onderling gesproken is over deze beelden. Deze omstandigheden maken dat de rechtbank van oordeel is dat aan de herkenningen door verbalisanten minder bewijswaarde kan worden gehecht dan door de officier van justitie is betoogd.
Voorts zit in het dossier een rapport van het NFI over het vergelijkend glasonderzoek. Hierbij zijn kledingstukken onderzocht op glassplinters. De aangetroffen glassplinters zijn vergeleken met het glas uit de woning. De rechtbank merkt op dat uit het dossier niet blijkt dat aan de onder verdachte inbeslaggenomen kleding SIN-nummers zijn gekoppeld. Dit leidt ertoe dat niet kan worden vastgesteld of de onder verdachte in beslag genomen kleding dezelfde kleding is als die door het NFI is onderzocht. Indien en voor zover dit wel om dezelfde kleding gaat, levert dit naar het oordeel van de rechtbank nog geen direct bewijs op voor betrokkenheid van verdachte. De politie heeft verdachte 2 op de camerabeelden aangewezen als verdachte. Verdachte 2 heeft volgens de politie een donkerkleurige jas/hoody aan met op de achterzijde een embleem of stiksel. Deze omschrijving komt overeen met de eigen waarneming van de rechtbank van de camerabeelden. Het onder verdachte in beslag genomen kledingstuk (ervan uitgaande dat dit ook door het NFI is onderzocht) wordt echter omschreven als Nike Hoodie rood met zwarte accenten, zwarte streep. Deze omschrijving past niet bij de kleding die verdachte volgens de politie op de camerabeelden zou dragen. Dit betekent dat zelfs als er al een link zou worden aangenomen tussen de onder verdachte in beslag genomen kleding en het NFI rapport over het vergelijkend glasonderzoek, daarmee nog steeds geen aanwijzing ontstaat dat verdachte verdachte 2 op de beelden is en dus betrokken bij de woninginbraak.
Verder heeft de officier van justitie gewezen op de tapgesprekken. Deze tapgesprekken hebben echter betrekking op gesprekken die de dag ná het tenlastegelegde feit zijn gevoerd. Dit maakt dat deze gesprekken geen bewijs kunnen leveren voor betrokkenheid van verdachte bij de inbraak. Aan het feit dat verdachte op 20 en 21 maart 2018 meerdere keren op zijn telefoon heeft gezocht naar het nieuwsbericht “veel snelle nachtelijke inbraken”, kan voorts geen voor het bewijs doorslaggevende rol aan worden toebedeeld.
Ten slotte merkt de rechtbank op dat uit het sporenonderzoek is gebleken dat de op de plaats delict aangetroffen sporen niet afkomstig zijn van verdachte.
Het voorgaande maakt dat er naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat verdachte betrokken is geweest bij de woninginbraak aan de [adres] te [woonplaats] . Verdachte zal dan ook van het aan hem tenlastegelegde worden vrijgesproken.

5.BENADEELDE PARTIJ [slachtoffer]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van
€ 55.840,-, bestaande uit materiële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden toegewezen tot een bedrag van € 34.990,-. Dit is een lager bedrag dan gevorderd, omdat benadeelde [slachtoffer] al een deel van de schade vergoed heeft gekregen en van sommige goederen de aanschafbonnen ontbreken. Hoewel de benadeelde ook geen aanschafbon meer heeft van haar trouwring, acht de officier van justitie dit deel van de vordering wel voor toewijzing vatbaar gelet op de emotionele waarde van deze ring.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat een deel van de schade al is vergoed door de verzekering. Daarnaast kan een deel van de schade, waaronder de trouwring, niet worden toegewezen, omdat er geen bewijs van waarde en/of bewijs van aankoop is overgelegd.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
Hoewel vaststaat dat er is ingebroken in de woning van [slachtoffer] en [slachtoffer] als gevolg daarvan rechtstreekse schade heeft geleden, acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte deze inbraak heeft gepleegd. Dit betekent dat de rechtbank benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.

6.BENADEELDE PARTIJ [A]

heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 320,-, bestaande uit immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
6.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, omdat benadeelde [A] niet op de tenlastelegging staat.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich aangesloten bij het standpunt van de officier van justitie.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Zoals eerder overwogen staat vast dat er is ingebroken in de woning aan de [adres] in [woonplaats] , maar kan niet wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte deze inbraak heeft gepleegd. Dit maakt dat de rechtbank benadeelde [A] niet-ontvankelijk zal verklaren in haar vordering.

7.VORDERING TENUITVOERLEGGING

De rechtbank zal de vordering tot tenuitvoerlegging afwijzen. Reden daarvoor is voornoemde vrijspraak.

8.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [slachtoffer]
- verklaart [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering;
- compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
Benadeelde partij [A]
  • verklaart [A] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • compenseert de proceskosten van de benadeelde partij en verdachte, in die zin dat ieder haar eigen kosten draagt;
- wijst af de vordering tot tenuitvoerlegging.
Dit vonnis is gewezen door mr. V.C. Kool, voorzitter, mrs. A.M.M.E. Doekes-Beijnes en P.K. Oosterling-Van der Maarel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. P. Lootsma, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 20 maart 2018 te Naarden, althans in het arrondissement
Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans
alleen,
tussen 03:00 uur en 04:10 uur, in elk geval gedurende de voor de nachtrust
bestemde tijd, in een woning (gelegen aan de [adres] ), alwaar
verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de
rechthebbende bevond(en),
met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
3, althans één of meer tas(sen) en/of 7, althans één of meer horloge(s) en/of
2, althans één of meer paar oorbel(len) en/of 3, althans één of meer ring(en)
en/of een ketting en/of een armband,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk
geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen tas(sen) en/of
horloge(s) en/of siera(a)d(en) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;