Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- namens verzoekster de heer [A], directeur, en haar gemachtigde ,
- mr. J.M. Willems,
- mr. J.B. de Bruijn, de advocaat van derde-belanghebbende Mercedez-Benz Financial Services Nederland B.V..
Rechtbank Midden-Nederland
Op 31 juli 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een besloten vennootschap, ingediend op 2 juli 2018. Het verzoek was gericht tegen mr. J.M. Willems, de behandelend kantonrechter in twee civiele zaken. Verzoekster stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en de schijn daarvan had gewekt tijdens een comparitie van partijen. De redenen voor het wrakingsverzoek omvatten onder andere het feit dat de kantonrechter de heer [A] ondervroeg voordat de gemachtigde van verzoekster aanwezig was, en dat zij eerder haar onbevoegdheid had uitgesproken in een gerelateerde zaak. De kantonrechter betwistte de claims van vooringenomenheid en stelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, waardoor verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard.
De wrakingskamer overwoog dat de bezwaren van verzoekster betrekking hadden op gebeurtenissen tijdens de zitting van 19 juni 2018, en dat verzoekster op dat moment al op de hoogte was van de feiten die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet tijdig was ingediend volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wat leidde tot de beslissing om verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.