ECLI:NL:RBMNE:2018:3653

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
31 juli 2018
Publicatiedatum
1 augustus 2018
Zaaknummer
462869 / HA RK 18-211
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in civiele procedure met betrekking tot vooringenomenheid

Op 31 juli 2018 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een besloten vennootschap, ingediend op 2 juli 2018. Het verzoek was gericht tegen mr. J.M. Willems, de behandelend kantonrechter in twee civiele zaken. Verzoekster stelde dat de kantonrechter vooringenomen was en de schijn daarvan had gewekt tijdens een comparitie van partijen. De redenen voor het wrakingsverzoek omvatten onder andere het feit dat de kantonrechter de heer [A] ondervroeg voordat de gemachtigde van verzoekster aanwezig was, en dat zij eerder haar onbevoegdheid had uitgesproken in een gerelateerde zaak. De kantonrechter betwistte de claims van vooringenomenheid en stelde dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend, waardoor verzoekster niet-ontvankelijk werd verklaard.

De wrakingskamer overwoog dat de bezwaren van verzoekster betrekking hadden op gebeurtenissen tijdens de zitting van 19 juni 2018, en dat verzoekster op dat moment al op de hoogte was van de feiten die aan het wrakingsverzoek ten grondslag lagen. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek niet tijdig was ingediend volgens artikel 37 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, wat leidde tot de beslissing om verzoekster niet-ontvankelijk te verklaren in haar verzoek tot wraking. De beslissing werd openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

WRAKINGSKAMER
Locatie: Utrecht
Zaaknummer/rekestnummer: 462869 / HA RK 18-211
Beslissing van de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van 31 juli 2018
op het verzoek in de zin van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (verder: Rv) van:
de besloten vennootschap
[verzoekster] B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
gemachtigde: mr. J.H. Weermeijer,
(verder te noemen: verzoekster),

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het wrakingsverzoek, ingekomen op 2 juli 2018,
- de schriftelijke reactie van mr. J.M. Willems van 9 juli 2018 met een bijlage.
1.2.
Het wrakingsverzoek is op 17 juli 2018 in het openbaar behandeld door de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken (verder: de wrakingskamer).
Bij de mondelinge behandeling zijn verschenen:
  • namens verzoekster de heer [A], directeur, en haar gemachtigde ,
  • mr. J.M. Willems,
  • mr. J.B. de Bruijn, de advocaat van derde-belanghebbende Mercedez-Benz Financial Services Nederland B.V..
1.3.
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. J.M. Willems als behandelend kantonrechter (hierna te noemen: de kantonrechter), in de zaken met de nummers 6284872 UC EXPL 17-11610 en 6421945 UC EXPL 17-13839.
2.2.
Verzoekster heeft aan haar wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat de kantonrechter vooringenomen was, dan wel de schijn daarvan heeft gewekt tijdens de comparitie van partijen. Zij heeft daarvoor de volgende redenen aangedragen:
1. De kantonrechter heeft de heer [A] ondervraagd, terwijl de gemachtigde van verzoekster nog niet ter zitting aanwezig was.
2. De kantonrechter behandelde de zaak terwijl zij in de zaak geregistreerd onder nummer 6421945 eerder al haar onbevoegdheid had uitgesproken en de zaak had verwezen naar de rechtbank Zeeland-West-Brabant.
3. De kantonrechter kende haar dossier niet. Zij heeft niet opgemerkt dat er een vonnis ontbrak.
4. De kantonrechter gaf de indruk het verschil tussen operational en financial lease niet te kennen.
5. De kantonrechter stelde veel vragen aan [A] en slechts één aan de andere partij,
6. De kantonrechter verschafte geen informatie aan de later gearriveerde gemachtigde van verzoekster en weigerde dat te doen terwijl daar expliciet om is gevraagd.
7. De kantonrechter sloot het onderzoek, terwijl verzoekster had aangegeven nog met vragen te willen komen.
2.3.
De kantonrechter heeft niet berust in de wraking. De kantonrechter stelt in de eerste plaats dat het wrakingsverzoek te laat is gedaan en dat verzoekster daarom niet-ontvankelijk is in haar verzoek. In de tweede plaats weerspreekt de kantonrechter – kort gezegd – dat er sprake is van feiten en omstandigheden waaruit een (schijn van) vooringenomenheid blijkt en waardoor de rechterlijke onafhankelijkheid schade zou kunnen leiden.

3.De beoordeling

3.1.
Artikel 36 Rv bepaalt dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
3.2.
Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt dat dit verzoek wordt gedaan zodra de in artikel 36 Rv bedoelde feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden. Dit voorschrift strekt ertoe te verzekeren dat de procedure direct nadat zich feiten of omstandigheden hebben voorgedaan waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden wordt geschorst door de indiening van een wrakingsverzoek en niet pas op een later tijdstip nadat er mogelijk al verdere proceshandelingen zijn verricht.
3.3.
Verzoekster heeft haar wrakingsverzoek op 2 juli 2018 ingediend. Verzoekster heeft ter zitting gesteld dat zij in eerste instantie heeft gewacht op toezending van het proces-verbaal van de zitting, waar zij tijdens de zitting om had verzocht. Toen de gemachtigde van verzoekster dat proces-verbaal tien dagen na de zitting nog niet had ontvangen, heeft hij namens verzoekster het wrakingsverzoek ingediend. De rechter heeft bestreden dat verzoekster of haar gemachtigde tijdens de zitting om een proces-verbaal heeft verzocht.
3.4.
De wrakingskamer overweegt dat de bezwaren van verzoekster uitsluitend betrekking hebben op wat er tijdens de zitting van 19 juni 2018 is voorgevallen, en meer in het bijzonder op de wijze waarop de kantonrechter tijdens die zitting heeft gehandeld. Uit de door de griffier van die zitting gemaakte aantekeningen blijkt dat de zitting voortijdig is afgebroken omdat de gemachtigde van verzoekster te kennen gaf dat hij uit onvrede over het verloop van de zitting een einde aan de zitting wilde maken. De gemachtigde van verzoekster heeft verder ten overstaan van de wrakingskamer verklaard dat de heer [A] hem direct na de zitting heeft meegedeeld hoe de zitting was verlopen voordat de gemachtigde gearriveerd was en dat hij daarover ernstig gechoqueerd was. Hieruit volgt dat alle feiten en omstandigheden waarop het verzoek tot wraking is gegrond, verzoekster tijdens – dan wel in ieder geval kort na – de zitting al bekend waren. Gelet daarop was er geen aanleiding om met het indienen van het wrakingsverzoek te wachten op een proces-verbaal van de zitting. Nu verzoekster het wrakingsverzoek pas dertien dagen nadat de aan de wraking ten grondslag liggende feiten of omstandigheden bij haar bekend waren geworden heeft ingediend, is de wrakingskamer van oordeel dat dit niet tijdig is in de zin van artikel 37 lid 1 Rv. Dit betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek.

4.De beslissing

De wrakingskamer:
4.1.
verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking;
4.2.
draagt de griffier van de wrakingskamer op deze beslissing toe te zenden aan verzoekster, de gewraakte rechter, andere betrokken partijen, alsmede aan de voorzitter van de afdeling civiel en bestuursrecht en de president van deze rechtbank;
4.3.
bepaalt dat de procedures met de zaaknummers 6284872 UC EXPL 17-11610 en 6421945 UC EXPL 17-13839 dienen te worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevonden op het moment van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven door mr. G.L.M. Urbanus, voorzitter, mr. N.M. Spelt en mr. G.J.J.M. Essink als leden van de wrakingskamer, bijgestaan door mr. C.E.M. Roeleveld, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2018.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.