Uitspraak
wonende te [woonplaats] ,
eiser van de vordering,
verweerder op de tegenvordering,
hierna te noemen: [eiser] ,
advocaat mr. H. Kaiser,
1.[verweerder sub 1] ,wonende te [woonplaats] ,verweerder op de vordering,
2.
[verweerder sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder op de vordering,
eiser van de tegenvordering,
advocaat mr. W. de Vis te Alkmaar,
3.
[verweerster sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
verweerder op de vordering,
eiseres van de tegenvordering,
advocaat mr. W. de Vis te Alkmaar,
gedaagden sub 2 en sub 3 hierna samen te noemen: [verweerster sub 3] c.s.
1.De procedure
- het incidenteel vonnis van 28 november 2017
- het verweerschrift van [verweerster sub 3] c.s. tevens houdende een voorwaardelijke tegenvordering met daarbij drie producties
- het verweerschrift op tegenvordering met daarbij twee producties
- de brief van 9 mei 2018 van de zijde van [verweerster sub 3] c.s. met daarbij acht aanvullende producties
- de zitting van 22 mei 2018
- het tegen [verweerder sub 1] verleende verstek.
2.De feiten
( [verweerster sub 3] c.s., toevoeging rechtbank)heeft kennis genomen van de omstandigheid dat Schuldeiser
( [eiser] , toevoeging rechtbank)aan [verweerder sub 1] en [A] wonende [adres] , [postcode] te [woonplaats] (hierna ook te noemen: Schuldenaar), blijkens een aan dit borgtochtcontract gehechte onderhandse leningsovereenkomst d.d. 11 december 2015, een geldlening heeft verstrekt) in hoofdsom groot € 150.000 (zegge één honderdvijftig duizend euro) te vermeerderen met renten en kosten;
3.Het geschil
op de vordering
4.De beoordeling van de vordering
core businessvan [eiser] . [eiser] beschikte bovendien niet over andere of meer kennis dan [verweerster sub 3] c.s.
1.707,00(1,0 punt × tarief € 1.707,00)
3.414,00(2,0 punt × tarief € 1.707,00)