ECLI:NL:RBMNE:2018:3632
Rechtbank Midden-Nederland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot machtiging tot verwerping van de nalatenschap namens ongeboren kind
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, op 26 juli 2018 een beschikking gegeven inzake het verzoek tot machtiging tot verwerping van de nalatenschap van een overleden persoon, A, door de ouders van een ongeboren kind, erfgenaam in deze nalatenschap. De verzoekers, beiden wonende op een adres in [woonplaats], hebben op 8 juli 2018 de kantonrechter verzocht om machtiging op grond van artikel 4:193 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit artikel verplicht de wettelijk vertegenwoordiger om binnen drie maanden na het openvallen van de nalatenschap een verklaring van beneficiaire aanvaarding of verwerping af te leggen. De kantonrechter overweegt dat de termijn voor het indienen van deze verklaring is gestart op het moment dat verzoeker [verzoeker] de nalatenschap heeft verworpen, wat op 18 februari 2010 is gebeurd. Hoewel het ongeboren kind op dat moment nog niet was geboren, wordt het kind op grond van artikel 1:2 BW als reeds geboren aangemerkt, indien zijn belang dit vordert. Het verzoek is ingediend na het verstrijken van de termijn van drie maanden, waardoor de nalatenschap als beneficiair aanvaard geldt. De kantonrechter kan het verzoek tot machtiging dan ook niet toewijzen en wijst het verzoek af. Tevens wordt bepaald dat de beneficiaire aanvaarding door de griffier in het boedelregister wordt aangetekend.