Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De beoordeling
60,00(2 punten x tarief € 30,00)
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert de vennootschap onder firma [eiseres] betaling van € 169,85 van de besloten vennootschap [gedaagde] B.V. De hoofdsom bestaat uit twee facturen van respectievelijk € 54 en € 70, met daarbovenop € 5,85 aan rente en € 40 aan buitengerechtelijke incassokosten. De facturen zijn gerelateerd aan standplaatsen op markten die [gedaagde] op 29 februari 2016 bij [eiseres] heeft gereserveerd. [gedaagde] voert als verweer aan dat de reserveringen op 23 mei 2016 door de heer [A] zijn geannuleerd, en dat deze annulering door [eiseres] niet is ontvangen. De kantonrechter oordeelt dat de annulering pas rechtsgeldig is als deze de ontvanger heeft bereikt, conform artikel 3:37 lid 3 van het Burgerlijk Wetboek. Aangezien [gedaagde] niet kan bewijzen dat [eiseres] de annulering heeft ontvangen, blijft de vordering van [eiseres] staan.
De kantonrechter wijst ook op de voorwaarden van de facturen, die aangeven dat betaling uiterlijk op de 20e dag voor het evenement moest plaatsvinden. De rente wordt toegewezen vanaf de data die op de facturen staan vermeld, en niet vanaf de datum die in de dagvaarding is genoemd. Daarnaast wordt de vergoeding van € 40 voor buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, aangezien dit bedrag wettelijk is vastgesteld voor handelsovereenkomsten die na 16 maart 2013 zijn gesloten. De rechter stelt [gedaagde] in het ongelijk en veroordeelt deze tot betaling van de hoofdsom, de buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten aan de zijde van [eiseres].