In deze zaak heeft de besloten vennootschap [eiseres] BV verzet aangetekend tegen dwangbevelen die door de Ontvanger van de Belastingdienst Kantoor Almere zijn uitgevaardigd. De dwangbevelen zijn gericht op de invordering van vijf aanslagen inzake omzetbelasting, waarvan de hoofdsom en bijbehorende kosten zijn vermeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Ontvanger dwangbevelen heeft betekend en executoriaal beslag heeft gelegd op roerende zaken van [eiseres]. De aanslagen zijn ambtshalve opgelegd door de Inspecteur van de Belastingdienst, waarbij de bezwaar- en beroepstermijnen ongebruikt zijn verstreken.
De rechtbank heeft de vordering van [eiseres] om de dwangbevelen buiten effect te stellen afgewezen. De rechtbank oordeelt dat er geen gegronde redenen zijn voor verzet, aangezien de belastingaanslagen onherroepelijk zijn geworden. [eiseres] heeft niet tijdig bezwaar gemaakt tegen de aanslagen, en de rechtbank heeft geen aanleiding gezien om de materiële onjuistheid van de aanslagen te toetsen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de Ontvanger niet onterecht heeft geweigerd om een betalingsregeling of uitstel van betaling te verlenen.
De rechtbank heeft geconcludeerd dat het belang van de Ontvanger bij het innen van belastinggelden zwaarder weegt dan het individuele belang van [eiseres] om niet te hoeven betalen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en [eiseres] is veroordeeld in de proceskosten van de Ontvanger, die zijn begroot op € 1.704,00. Dit vonnis is uitgesproken op 1 augustus 2018.