Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- de heer [A] , bestuurder van [verzoekster] B.V.,
- mr. [B] namens [verzoekster] B.V.,
- de heer [C] , bestuurder van [verweerster] B.V.,
- mr. D. Talsma.
Rechtbank Midden-Nederland
Op 26 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, uitspraak gedaan in een verzoek tot faillietverklaring van de besloten vennootschap [verzoekster] B.V. tegen de besloten vennootschap [verweerster] B.V. Het verzoekschrift is behandeld tijdens een zitting achter gesloten deuren op 24 juli 2018. Verzoekster vorderde een bedrag van € 133.709,97 van verweerster, gebaseerd op een vonnis van 15 november 2017, en stelde dat verweerster de betalingsregelingen niet was nagekomen. Verweerster betwistte echter in een toestand van te hebben opgehouden met betalen te verkeren en voerde aan dat zij in hoger beroep was gegaan tegen het vonnis van 15 november 2017. De rechtbank oordeelde dat verzoekster niet summierlijk had aangetoond dat verweerster in een toestand van betalingsonmacht verkeerde. Bovendien had verzoekster essentiële informatie over de opeisbaarheid van haar vordering niet vermeld, wat de rechtbank zwaar aanrekende. De rechtbank wees het verzoek tot faillietverklaring af en veroordeelde verzoekster in de kosten van de procedure, begroot op € 461,00.
De rechtbank concludeerde dat verzoekster niet voldoende had ondernomen om de behandeling ter zitting te voorkomen en dat verweerster recent nog betalingen had verricht. De beslissing om het faillissement af te wijzen was gebaseerd op het feit dat de bewijsvoering van verzoekster niet voldeed aan de vereisten en dat verweerster niet in betalingsonmacht verkeerde. De beschikking is gegeven door mr. C.P. Lunter en in het openbaar uitgesproken op 26 juli 2018.