ECLI:NL:RBMNE:2018:3561

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
25 juli 2018
Zaaknummer
16/700225-16 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontnemingsvordering in verband met verduistering door een stichting en een vereniging

Op 18 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland een vonnis gewezen in een ontnemingszaak tegen een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor verduistering. De veroordeelde had als beheerder van een stichting en in zijn rol bij een vereniging in totaal € 311.592,- verduisterd. De ontnemingsvordering van de officier van justitie, die aanvankelijk was vastgesteld op € 293.989,68, werd tijdens de zitting aangepast naar € 309.142,39, rekening houdend met de vorderingen van benadeelde partijen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen, waaronder de Stichting Hartenzorg Sint Antonius 2000 en de Vereniging KNVB Ereleden en Bondsridders, prevaleren boven de ontnemingsvordering. De rechtbank heeft de ontnemingsvordering afgewezen, omdat de benadeelde partijen hun vorderingen hadden erkend en de rechtbank oordeelde dat het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering moest worden gebracht op de vordering tot ontneming. De beslissing is gebaseerd op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht. Het vonnis is uitgesproken in aanwezigheid van de griffier en is openbaar gemaakt op dezelfde dag.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling Strafrecht
Zittingslocatie Utrecht
Parketnummer: 16/700225-16 (ontneming)
Vonnis van de meervoudige kamer van 18 juli 2018
in de ontnemingszaak tegen
[veroordeelde]
geboren op [1937] te [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres] , [woonplaats] ,
(hierna te noemen: de veroordeelde).

1.Deprocedure

De procedure blijkt onder meer uit de volgende stukken:
  • de schriftelijke vordering van de officier van justitie ten bedrage van € 293.989,68 die binnen de in artikel 511b van het Wetboek van Strafvordering genoemde termijn aanhangig is gemaakt;
  • het strafdossier onder parketnummer 16/700225-16 waaruit blijkt dat de veroordeelde op 18 juli 2018 door de meervoudige strafkamer van deze rechtbank is veroordeeld terzake van – kort gezegd – verduistering als beheerder van een stichting, meermalen gepleegd en verduistering, meermalen gepleegd, tot de in die uitspraak vermelde straf;
  • het proces-verbaal ‘WVV Totaal’ van 16 augustus 2017;
  • de overige stukken;
  • en de bevindingen tijdens het onderzoek ter terechtzitting.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 juli 2018. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is veroordeelde samen met mr. J.L.J. Leijendekker, advocaat te Wijk bij Duurstede, verschenen. De ontnemingsvordering is gelijktijdig ter terechtzitting behandeld met de strafzaak tegen de veroordeelde, bekend onder hetzelfde parketnummer.
Tijdens het onderzoek ter terechtzitting zijn de officier van justitie, verdachte en diens raadsman gehoord.

2.De beoordeling van de vordering

2.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de door haar ingediende ontnemingsvordering ter terechtzitting gewijzigd. De officier van justitie heeft ten aanzien van de Stichting Hartenzorg Sint Antonius 2000 een bedrag van € 287.837,49 aan wederrechtelijk verkregen voordeel gehanteerd. Ten aanzien van Vereniging KNVB Ereleden en Bondsridders heeft de officier van justitie € 21.304,90 aan wederrechtelijk verkregen voordeel gehanteerd. Daarmee rekening houdend dient de vordering te worden bijgesteld tot een bedrag van € 309.142,39.
De vorderingen van de benadeelde partijen dienen te prevaleren boven de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
2.2.
Het standpunt van de verdediging
De vorderingen die door de benadeelde partijen zijn ingediend en waarop de ontnemingsvordering is gebaseerd, worden door de verdediging erkend. Verzocht wordt om primair toe te wijzen de vorderingen van de benadeelde partijen en subsidiair de ontnemingsvordering.
2.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank volstaat met een verkort vonnis. Indien tegen dit vonnis hoger beroep wordt ingesteld, worden de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen die redengevend zijn voor de bewezenverklaring opgenomen in een aanvulling op het vonnis. Deze aanvulling wordt dan aan dit vonnis gehecht.
Bij de beoordeling van de onderhavige vordering heeft de rechtbank kennisgenomen van het op 18 juli 2018 tegen veroordeelde gewezen vonnis. Verdachte is in voornoemd vonnis veroordeeld voor verduistering van € 287.837,50 van Stichting Hartenzorg Sint Antonius 2000 in de periode van 1 januari 2009 tot en met 31 augustus 2015. Daarnaast is verdachte veroordeeld voor verduistering van € 23.754,90 van de Vereniging KNVB Ereleden en Bondsridders in de periode van 1 augustus 2015 tot en met 1 maart 2017. In totaal heeft veroordeelde € 311.592,- (€ 287.837,50 + € 23.754,90) verduisterd.
Veroordeelde heeft voordeel verkregen uit deze verduisteringen in de bewezenverklaarde periodes. De rechtbank schat in beginsel het wederechtelijk verkregen voordeel op een bedrag van € 309.142,40. De Vereniging KNVB Ereleden heeft als benadeelde partij een vordering van € 20.877,93 ingediend. Op grond van deze vordering blijkt dat veroordeelde inmiddels een deel van het verduisterde geld aan de vereniging heeft terugbetaald. Het terugbetaalde geld zal op het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering worden gebracht. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het wederrechtelijk verkregen voordeel op dit moment op € 308.715,43 (€ 287.837,50 + € 20.877,93) moet worden geschat.
De rechtbank is echter, evenals de officier van justitie en verdediging, van oordeel dat de vorderingen van de benadeelde partijen dienen te prevaleren boven de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Om die reden zal de rechtbank het volledige toegekende bedrag aan vorderingen van de beide benadeelde partijen in mindering brengen op de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel. Om die reden wijst de rechtbank de vordering van de officier van justitie tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel af.

3.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

4.Beslissing

De rechtbank:
wijst de ontnemingsvordering af.
Dit vonnis is gewezen door mr. G. Perrick voorzitter, mrs. J.W. Veenendaal en M.W.V. van Duursen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 juli 2018.
Mr. J.W. Veendaal is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.