Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 februari 2018
- de akte uitlaten van [gedaagde] van 25 april 2018
- de akte uitlaten van [eiseres] van 9 mei 2018
- de akte uitlaten producties van [gedaagde] van 23 mei 2018
- de akte uitlaten producties van [eiseres] van 6 juni 2018.
2.De verdere beoordeling
“(…) Mijn werkzaamheden waren niet alleen voor [handelsnaam van gedaagde] , op de afdeling incasso van [eiseres] […] heb ik ook werkzaamheden uitgevoerd totdat ik enkele maanden geleden plotseling ontslagen werd vanwege bedrijfseconomische redenen.
grotendeelsop de afdeling incasso van [eiseres] heeft gewerkt. De rechtbank gaat uit van haar laatste, ondertekende verklaring, zoals hiervoor onder 2.11 geciteerd. Daaruit volgt dat [A] niet uitsluitend voor [handelsnaam van gedaagde] heeft gewerkt, maar dát zij werkzaamheden voor [handelsnaam van gedaagde] heeft verricht blijkt daar wel uit, anders dan [gedaagde] heeft betoogd onder 26 in haar akte van 25 april 2018. [gedaagde] heeft haar standpunt echter niet aangepast naar aanleiding van de bijgestelde verklaring van [A] . Dat betekent dat zij niet concreet heeft gemaakt in welke verhouding [A] voor [eiseres] respectievelijk voor [gedaagde] heeft gewerkt, zodat de rechtbank ervan uitgaat dat het salaris van [A] is betaald in het kader van haar werk voor [handelsnaam van gedaagde] , zoals [eiseres] heeft berekend. Echter met dien verstande dat het werk van [A] voor [handelsnaam van gedaagde] kennelijk is geëindigd per juni 2016, toen [eiseres] naar eigen zeggen van [handelsnaam van gedaagde] werd afgesloten (zie 2.11). Uit productie 15 van [eiseres] volgt dat [eiseres] tot en met juli 2016 € 63.179,77 aan loon inclusief werkgeverslasten heeft betaald. Nu de rechtbank het ervoor houdt dat [A] in juli 2016 niet meer voor [handelsnaam van gedaagde] heeft gewerkt dient van dit bedrag € 3.953,01 te worden afgetrokken (het brutoloon in juli, volgens [eiseres] in nr. 4 van haar akte van 9 mei 2018). Dat betekent dat een bedrag van
€ 59.226,76door [eiseres] is betaald dat in het kader van de ontbinding van de Overeenkomst met terugwerkende kracht moet worden aangemerkt als bedrijfskosten voor [handelsnaam van gedaagde] die voor rekening van [gedaagde] behoren te worden gebracht.
13.211,00(5,5 punten × tarief € 2.402,00)
De betaalde basiskoopsom en nabetaling, minus € 100.000,- ingevolge niet te retourneren goodwill en minus € 25.000,- schadeloosstelling wegens gedeelde verantwoordelijkheid voor terugloop in omzet.