AI samenvatting door Lexboost • Automatisch gegenereerd
Veroordeling voor onttrekking aan het ouderlijk gezag en poging tot ontuchtige handelingen met een minderjarige
In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 13 juli 2018 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van onttrekking aan het ouderlijk gezag en het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De rechtbank heeft het vonnis gewezen na een onderzoek ter terechtzitting op 5 maart en 29 juni 2018. De officier van justitie, mr. D.A. van der Zwan, heeft de vordering ingediend, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.J. Lamers. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door haar raadsvrouw, mr. M.A.J. Kubatsch, heeft ook een vordering ingediend.
De tenlastelegging omvat twee feiten: de onttrekking van de minderjarige aan het gezag van haar ouders en het plegen van ontuchtige handelingen met haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de minderjarige naar een hotel heeft gebracht en daar met haar in bed heeft gelegen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte opzettelijk de minderjarige heeft onttrokken aan het wettig gezag, maar heeft hem vrijgesproken van de primair ten laste gelegde ontuchtige handelingen. De rechtbank oordeelde dat de handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd, maar dat er wel sprake was van een poging tot ontuchtige handelingen.
De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 60 dagen, waarvan 23 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een bedrag van € 1.105,- vorderde. De rechtbank heeft de vordering tot immateriële schade niet-ontvankelijk verklaard, maar de vordering tot materiële schade voor reiskosten toegewezen. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om aan de Staat te betalen, met de mogelijkheid van hechtenis bij niet-betaling.
Voetnoten
1.De processen-verbaal waar in de voetnoten naar wordt verwezen zijn in de wettelijke vorm en op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar paginanummers van de bijlagen bij de processen-verbaal van 16 januari 2018 en 12 februari 2018, genummerd PL0900-2017273836, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 440 en een ongenummerd proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek.
3.De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 5 september 2017, pagina 50.
5.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 29 juni 2018.
6.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2017, pagina 36.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2017, pagina 37.
8.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2017, pagina 38.
9.Een proces-verbaal van bevindingen van 5 september 2017, pagina 40.
10.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 71.
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 72.
12.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 74.
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 73.
14.Een proces-verbaal van bevindingen van 15 januari 2018, pagina 191.