ECLI:NL:RBMNE:2018:3541

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
13 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
707004-17
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor ontuchtige handelingen met een minderjarige en onttrekking aan het ouderlijk gezag

Op 13 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland in Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarige en onttrekking aan het ouderlijk gezag. De zaak kwam voort uit een aangifte van de vader van het slachtoffer, die op 5 september 2017 aangifte deed dat zijn 13-jarige dochter, [minderjarige], was onttrokken aan het gezag van haar ouders. De verdachte, geboren in 1996, zou in de nacht van 3 op 4 september 2017 ontuchtige handelingen hebben gepleegd met [minderjarige], die op dat moment nog geen 16 jaar oud was. Tijdens de zittingen op 5 maart en 29 juni 2018 heeft de rechtbank de vordering van de officier van justitie en de verdediging gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de ontuchtige handelingen, waaronder verklaringen van het slachtoffer en getuigen, alsook chatberichten tussen de verdachte en het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte beslissende invloed had op de onttrekking van [minderjarige] aan het gezag van haar ouders, en dat hij zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en een locatieverbod. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/707004-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 13 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1996 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie personen op het adres
[adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 5 maart 2018 en 29 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van de officier van justitie mr. D.A. van der Zwan en van hetgeen verdachte en zijn raadsman mr. S. de Korte, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft voorts kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij [minderjarige] en de toelichting op deze vordering, zoals gegeven door mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, de raadsvrouw van de benadeelde partij.
Tevens is ter terechtzitting verschenen [A] namens het Leger des Heils.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: in de periode van 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Utrecht, met [minderjarige] , die de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: al dan niet samen met een ander, in de periode van 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Utrecht, de minderjarige [minderjarige] , heeft onttrokken aan haar ouderlijk gezag.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder 1 en 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van het onder 1 en 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 1 heeft de raadsman aangevoerd dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden, doordat de zedenkit geen DNA-hit heeft opgeleverd met zijn cliënt en de verklaringen van de minderjarige onvoldoende betrouwbaar zijn. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte geen beslissende invloed heeft gehad op de scheiding van de minderjarige en haar wettelijk gezag, doordat de minderjarige zelf is weggelopen van huis.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Bewijsmiddelen [1] [2] [3]
Op 5 september 2017 heeft [aangever] , namens zijn 13-jarige dochter [minderjarige] (
hierna: [minderjarige] )geboren op [geboortedatum] 2003, aangifte gedaan van onttrekking aan het gezag. Dit heeft plaatsgevonden tussen zondag 3 september 2017 te 19.00 uur en
4 september 2017 te 23.00 uur. Op 3 september 2017 is zij omstreeks 19.00 uur de hond gaan uitlaten en niet terug gekomen. [4]
[minderjarige] heeft op 6 september 2017 verklaard dat zij tegen [verdachte] heeft verteld dat ze ruzie had met haar ouders en dat zij met hem had afgesproken dat ze bij hem twee tot drie dagen kon slapen. [5] Zij heeft verteld dat zij op die zondagavond seks heeft gehad met [verdachte] , want hij is met zijn pik in haar vagina geweest en dat is gestopt toen hij is klaar gekomen. [6]
[minderjarige] heeft in haar verhoor een omschrijving gegeven van de woning waar zij in de nacht van zondag 3 september tot maandag 4 september 2017 heeft verbleven. Op 6 september 2017 heeft er op de [adres] te [woonplaats] een doorzoeking plaatsgevonden en zijn er foto’s genomen. De omschrijving die [minderjarige] heeft gegeven van de woning komt overeen met de foto’s die zijn genomen tijdens de doorzoeking. [7]
Op 6 september 2017 heeft [getuige] verklaard dat de woning aan de [adres] te [woonplaats] van zijn vader is. [8] In die woning heeft afgelopen week een minderjarig meisje overnacht. Dat meisje kwam bij hem terecht via een vriend, die aan [getuige] gevraagd had of er iemand bij [getuige] kon blijven slapen. [9] Het idee om het meisje in het huis van [getuige] te laten slapen kwam van die vriend af. [10] [getuige] heeft vervolgens verklaard dat hij gehoord heeft van dat meisje dat zij en die jongen seks hebben gehad. [11]
De telefoon van [minderjarige] is uitgelezen en in haar telefoon werd een chatgesprek aangetroffen, gevoerd via Whatsapp met telefoonnummer [telefoonnummer 1] (
hierna: * [telefoonnummer 1]) onder de naam [bijnaam verdachte] . Daar waar incoming staat betreft dit een bericht van [bijnaam verdachte] aan [minderjarige] .
Daar waar outcoming staat betreft dit een verstuurd bericht van [minderjarige] aan [bijnaam verdachte] . [12]
4-9-2017 09:38:04 incoming: ‘
Hij geeft zelf beter seks’
4-9-2017 09:53:55 incoming:
‘Ga die pil halen’
4-9-2017 09:54:12 outgoing:
‘Waaar moet ik dat hallennnnn’
4-9-2017 09:54:21 incoming:
‘Etos’
4-9-2017 09:56:51 incoming:
‘En haal condoom.’ [13]
[minderjarige] heeft verklaard dat hij met de pil, de morning afterpil bedoelde, zodat zij niet zwanger kon raken. [14] [minderjarige] heeft eveneens verklaard dat [bijnaam verdachte] [verdachte] is. [15]
Uit de historische belgegevens bleek dat het nummer * [telefoonnummer 1] op 3 september 2017 om 21.01 uur twee keer contact heeft gehad met het nummer [telefoonnummer 2] , wat in gebruikt was bij [B] . [minderjarige] heeft verklaard dat zij op die dag met de telefoon van [B] naar [verdachte] heeft gebeld. [16]
Door het onderzoeksteam werd onderzoek gedaan naar de identiteit van de gebruiker van het
telefoonnummer * [telefoonnummer 1] op basis van diens contacten. Hierbij kwam het telefoonnummer [telefoonnummer 3] naar voren waarmee 336 maal contact was tussen 15 maart 2017 tot 9 september 2017. Dit telefoonnummer bleek een vaste aansluiting op het adres: [adres] te [woonplaats] , op naam van [naam] . [17] Vanuit de politiesystemen bleek dat dit telefoonnummer in 2012 was opgegeven door verdachte. Hij stond in 2012 op dit adres ingeschreven. [18]
De vader van verdachte heeft op 24 september 2017 verklaard dat het nummer [telefoonnummer 1] van verdachte is. [19]
De camerabeelden van het portiek aan de [adres] zijn opgevraagd. [20] Bij het bekijken hiervan zag de verbalisant dat op 3 september 2017 om 21.09.47 uur [minderjarige] het portiek inloopt. [21] Op dezelfde dag om 22.17 uur ziet de verbalisant dat een man van de trap komt rennen en naar buiten rent. Hij heeft opvallende roze strepen op zijn broek. [22] Vervolgens rent dezelfde man weer naar binnen toe. [23] Om 06.54 uur verlaat de man in het zwarte trainingspak met opvallende roze strepen het portiek. [24]
Uit de verklaring van [minderjarige] blijkt dat [verdachte] / [bijnaam verdachte] , groene sportschoenen zou dragen en een
trainingsbroek. Uit de uitgelezen telefoon van [minderjarige] blijkt dat er op 4 september 2017 [25] om 17.53 uur contact is met [verdachte] / [bijnaam verdachte] . Hierin geeft hij aan naar haar toe te komen met 5 minuten. Om 18.14 uur appt [minderjarige] naar [verdachte] / [bijnaam verdachte] de tekst 5 minuten met hierachter een boos emoticon gezichtje. Om 18.20 uur ziet de verbalisant op de camerabeelden een man aankomen die qua broek en schoenen overeenkomt met de verklaring van [minderjarige] . [26] De verbalisant ziet dat het signalement van de man op de camerabeelden is: een zwarte trainingsbroek met aan de zijkant op zijn been witte strepen en legergroene sportschoenen. [27] De verbalisant ziet dat hij naar binnen rent om 18.21.20 uur. [28]
De wijkagent [verbalisant 1] heeft de voornoemde camerabeelden bekeken, behorende bij deze zaak. Hij herkent verdachte aan diens gelaat in combinatie met de vorm van de ogen, neus, haardracht en de postuur. [29] Uit de bijlagen bij het proces-verbaal op pagina’s 242 en 243 blijkt dat de verbalisant verdachte onder meer herkent als de jongen met de trainingsbroek met opvallende roze strepen (foto’s 3 t/m 5) en de jongen met de zwarte trainingsbroek met witte strepen en legergroene sportschoenen (foto’s 6 en 7). Verbalisant [verbalisant 2] herkent eveneens verdachte op de voornoemde camerabeelden. [30]
Bewijsoverweging feit 1
Uit meerdere bewijsmiddelen blijkt dat het telefoonnummer van ‘ [verdachte] ’ van verdachte is. Daarnaast wordt verdachte herkend op camerabeelden van 3 en 4 september 2017 van de flat waarvan aangeefster verklaard in de nacht van 3 op 4 september 2017 te hebben verbleven en seks te hebben gehad met ‘ [verdachte] ’. Het signalement van verdacht op die camerabeelden komt bovendien overeen met het signalement wat aangeefster van ‘ [verdachte] ’ geeft. Het standpunt van verdachte dat hij niet de [verdachte] uit het dossier is, wordt derhalve weerlegd door de inhoud van bovengenoemde bewijsmiddelen.
Ontuchtige handelingen
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is dat er ontuchtige handelingen hebben plaatsgevonden.
Het door de raadsman gevoerde verweer wordt daarmee verworpen.
Zedenzaken kenmerken zich doorgaans door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de seksuele handelingen: het vermeende slachtoffer en de vermeende dader. Een geringe mate aan steunbewijs in combinatie met de verklaringen van het slachtoffer kan voldoende wettig bewijs opleveren. In onderhavige zaak staat de verklaring van het slachtoffer tegenover de verklaring van verdachte. Daarnaast is er echter het volgende steunbewijs. [getuige] heeft verklaard dat hij gehoord heeft dat [minderjarige] seks heeft gehad met verdachte. Bovendien bevinden zich Whatsappgesprekken in het dossier tussen verdachte en het slachtoffer, waarin het gaat over ‘seks’, ‘een pil bij de Etos halen’ en ‘een condoom halen’. De rechtbank vindt hierin voldoende steun voor de verklaring van het slachtoffer en acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met [minderjarige] ontuchtige handelingen heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Bewijsoverweging feit 2
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte geen invloed zou hebben gehad op de onttrekking aan het gezag van [minderjarige] aan haar ouders. Het slachtoffer is zelf weggelopen van huis en heeft niemand verteld over het plan om weg te lopen, waardoor er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is, aldus de verdediging.
Het door de raadsman gevoerde verweer wordt verworpen. Van belang is dat degene die onttrekt aan het gezag beslissende invloed heeft gehad op het onttrekken of het onttrokken houden van de minderjarige. Voor het bepalen van de mate van invloed is niet van belang wie het initiatief heeft genomen. Dat de minderjarige heeft meegewerkt, kan ook geen rol spelen bij het bepalen van de mate van invloed.
Uit de verklaringen van [minderjarige] en [getuige] blijkt dat verdachte op de hoogte was dat [minderjarige] weg wilde lopen van huis. Vervolgens heeft verdachte voor haar een slaapplaats geregeld, zodat zij aan het gezag van haar ouders onttrokken bleef.
De rechtbank oordeelt dat verdachte in zodanige mate heeft bijgedragen aan de scheiding tussen de minderjarige en haar ouders, waardoor deze buiten het gezag van haar ouders kwam te verkeren dat kan worden gezegd dat de verdachte opzettelijk die minderjarige aan het wettig gezag heeft onttrokken.
De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en een mededader, zodat de rechtbank verdachte partieel vrijspreekt van het ten laste gelegde medeplegen.
Conclusie
Gelet op de bewijsmiddelen en de voorgaande bewijsoverwegingen in onderling verband en samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte beslissende invloed heeft gehad op het onttrekken aan het gezag van de minderjarige [minderjarige] van haar ouders en ontuchtige handelingen met haar heeft gepleegd, bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam. De rechtbank acht dan ook de tenlastegelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
Ten aanzien van feit 1:
op één tijdstip in de periode van 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Utrecht, met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die hebben bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, zijn penis in de vagina van [minderjarige] geduwd / gebracht en/of gehouden;
Ten aanzien van feit 2:
in de periode van 3 september 2017 tot en met 4 september 2017 te Utrecht, opzettelijk de minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2003, heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag, immers heeft hij, verdachte, [minderjarige] in de woning gelegen aan de [adres] , ondergebracht en de nacht laten doorbrengen.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
Feit 1: met iemand die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam;
Feit 2: opzettelijk een minderjarige onttrekken aan het wettig over hem gesteld gezag van degene die dit desbevoegd over hem uitoefent.

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft de rechtbank verzocht om, indien de rechtbank daaraan toekomt, de conclusies van de psycholoog over te nemen en een straf op te leggen gelijk aan het voorarrest. Daarnaast heeft de raadsman verzocht om niet het locatieverbod over te nemen, nu dit te algemeen geformuleerd is waardoor het feitelijk niet uitvoerbaar is. De raadsman heeft de rechtbank gevraagd om er rekening mee te houden dat er bij feit 1 sprake was van consensus, wat in het voordeel van verdachte dient te wegen.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en maatregel en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft met een minderjarige seks gehad. De wetgever heeft het plegen van seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen beneden de 16 jaren strafbaar gesteld, ook wanneer dit met wederzijdse instemming gebeurt. Minderjarigen verdienen namelijk op seksueel gebied bescherming tegen oudere, verder ontwikkelde personen.
Verdachte heeft er daarnaast aan bijgedragen dat haar familie in grote angst en onzekerheid hebben geleefd. Het behoeft geen betoog dat het zeer verontrustend is als een minderjarige verdwenen is door aangeefster te onttrekken aan het gezag van haar ouders. De ouders van aangeefster hebben gedurende ruim 24 uur niet geweten waar hun 13-jarige dochter zich bevond en wat er met haar gebeurd was, nadat zij niet terug kwam van het lopen met de hond.
Het slachtoffer heeft in haar slachtofferverklaring kenbaar gemaakt wat de bewezenverklaarde feiten voor een impact hebben gehad en nog altijd hebben, niet alleen op haar leven maar ook op het leven van haar ouders.
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank rekening gehouden met een hem betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 mei 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
In het procesdossier bevindt zich een reclasseringsrapport van het Leger des Heils, uitgebracht door mevr. [reclasseringswerker] op 19 januari 2018. Hierin wordt geadviseerd tot toepassing van het minderjarigenstrafrecht nu er bij verdachte sprake is van een verstandelijke beperking en hij in zowel verschijningsvorm als gedrag, een veel jongere indruk maakt dan zijn kalenderleeftijd.
Ten aanzien van de vraag of het volwassenenstrafrecht of het jeugdstrafrecht dient te worden toegepast, overweegt de rechtbank als volgt. Verdachte was ten tijde van het plegen van de bewezenverklaarde feiten 20 jaar oud. In beginsel wordt ten aanzien van meerderjarige daders het volwassenenstrafrecht toegepast. De rechtbank kan echter op grond van artikel 77c Sr, indien zij daartoe grond vindt in de persoonlijkheid van de dader of de omstandigheden waaronder het feit is begaan, het sanctierecht voor jeugdigen toepassen bij een verdachte die ouder is dan 18 jaar en niet ouder is dan 23 jaar. De reclassering heeft haar standpunt gewijzigd in een later uitgebracht rapport, doordat de problematiek bij betrokkene geen specifieke jeugdaanpak vereist, en deze wellicht zelfs contra-indiceert. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding tot toepassing van het jeugdstrafrecht.
Voorts heeft de rechtbank kennis genomen van het Pro Justitia rapport opgesteld door M. van Heteren, GZ-psycholoog, op 6 december 2017. Hieruit volgt dat verdachte lijdt aan een gedragsstoornis en zwakbegaafd is. Betrokkene heeft weinig rem op zijn gedrag en impulsen, vanuit de gedragsproblematiek gericht op directe behoefte bevrediging en de zwakbegaafdheid waardoor betrokkene de consequenties van zijn daden onvoldoende kan overzien. Er wordt geadviseerd de aan betrokkene ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
De rechtbank neemt deze conclusie over en zal verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar beschouwen.
De rechtbank heeft eveneens kennis genomen van het reclasseringsrapport van Leger des Heils, uitgebracht door [reclasseringswerker] , op 22 juni 2018 en de toelichting hierop ter terechtzitting. Verdachte heeft een slechte start gemaakt na zijn schorsing, maar hier zit een verbetering in.
Verdachte laat een ongemotiveerde houding zijn, waardoor het moeilijk voor de reclassering is te zien wat verdachte wil bereiken. Op dit moment heeft verdachte nog geen geschikte dagbesteding, waardoor hij veel thuis zit. De reclassering probeert eerst te richten op een stabiele huisvesting en vervolgens te kijken naar werk. Om die reden adviseert de reclassering verdachte een voorwaardelijke strafdeel op te leggen, met de volgende bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, een ambulante behandelverplichting, een opname in een instelling voor begeleid wonen, deelname aan interventies op het gebied van dagbesteding en een locatieverbod en de dadelijke uitvoerbaarheid hiervan.
Gelet op de ernst van de feiten is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een andere dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles overwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht, waarvan 98 dagen voorwaardelijk en een proeftijd van 2 jaar een passende en geboden sanctie.
Ter voorkoming van recidive en ten gunste van de ontwikkeling van verdachte naar een volwassener bestaan acht de rechtbank oplegging van bijzondere voorwaarden noodzakelijk en zal de bijzondere voorwaarden, zoals deze zijn geadviseerd door de reclassering, verbinden aan het voorwaardelijk strafdeel.
De rechtbank zal deze voorwaarden op grond van artikel 14e van het Wetboek van Strafrecht dadelijk uitvoerbaar verklaren nu, gelet op de onderhavige feiten en de bij verdachte geconstateerde problematiek er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
De door de rechtbank opgelegde straf wijkt af van de eis van de officier van justitie. Dat komt omdat de rechtbank bij de strafoplegging heeft gekeken naar wat in vergelijkbare zaken is opgelegd, waarbij rekening is gehouden met de jonge leeftijd van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, waaronder de verminderde toerekeningsvatbaarheid.

9.BENADEELDE PARTIJ

[minderjarige] heeft zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vordert een bedrag van € 20.075,-. Dit bedrag bestaat uit € 15.075,- materiële schade en € 5.000,- immateriële schade, ten gevolge van de aan verdachte onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De bedragen dienen vermeerderd te worden met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het materiële bedrag bestaat uit € 120,- voor de SOA/HIV-test, € 13.850,- voor studievertraging VMBO, € 1.105,- aan reiskosten. Van de materiële schade is gevraagd om dit hoofdelijk toe te wijzen.
Ten aanzien van de immateriële schade heeft de raadsvrouw ter terechtzitting primair de vordering aangepast naar € 10.000,- en subsidiair aan de rechtbank gevraagd om het bedrag vast te stellen wat passend is.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de vordering gedeeltelijk toe te wijzen, waarbij het materiële bedrag vastgesteld dient te worden op € 1.225,- en het immateriële bedrag op
€ 3.000,-. De bedragen dienen vermeerderd te worden met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Het materiële bedrag dient hoofdelijk te worden toegewezen en de vordering dient voor het overige niet ontvankelijk te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft primair verzocht de vordering niet ontvankelijk te verklaren, wegens het ontbreken van een causaal verband, subsidiair de vordering te matigen.
Ten aanzien van de gevorderde materiële kosten voor de HIV-test heeft de raadsman gevraagd om deze af te wijzen.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade HIV-test
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost HIV-test ter hoogte van in totaal € 120,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 120,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde en niet weersproken wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
Materiële schade studievertraging
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren voor wat betreft de schadepost studievertraging ter hoogte van in totaal € 13.850,-, nu niet, althans onvoldoende, is gebleken van een direct verband tussen de gestelde schade en de bewezen verklaarde feiten. De benadeelde partij kan de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Materiële schade reiskosten
De schade voor zover die betrekking heeft op de schadepost reiskosten ter hoogte van in totaal € 1.105,- komt voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank zal daarom de vordering tot het bedrag van € 1.105,- toewijzen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
De verdachte is voor de schade, voor zover toegewezen, naar burgerlijk recht met zijn mededaders hoofdelijk aansprakelijk. Dit betekent dat verdachte tegenover de benadeelde partij voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de bewezenverklaarde feiten impact hebben gehad op de benadeelde partij. Deze immateriële schade staat in zodanig verband met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend. Met de raadsman en de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade te hoog is. De rechtbank schat de geleden immateriële schade van de benadeelde partij naar redelijkheid en billijkheid op € 1.100,-. De rechtbank acht de vordering tot dat bedrag gegrond en voor toewijzing vatbaar. De rechtbank beveelt dit bedrag te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling.
De benadeelde partij heeft meer gevorderd dan de rechtbank zal toewijzen. De behandeling van de vordering levert voor dat deel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank zal daarom de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk verklaren en bepalen dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verdachte zal ook worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.
Schademaatregel
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [minderjarige] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 2.325,- te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 30 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij [minderjarige] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan de benadeelde partij.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 63, 245, 279 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde bewezen zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart het meer of anders ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte strafbaar;
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 180 dagen;
- bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
- bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte van 98 dagen niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders gelast op grond van het feit dat verdachte de hierna te melden algemene en bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- stelt als algemene voorwaarden dat verdachte:
* zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
* ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verleent aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
* medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als bijzondere voorwaarden dat verdachte gedurende de proeftijd:
* zich binnen vijf dagen na dit vonnis persoonlijk zal melden bij Reclassering Nederland op het volgende adres: Vivaldiplantsoen 200, 3533 JE te Utrecht. Hierna moet de verdachte zich gedurende de door Reclassering Nederland aangegeven periode blijven melden zolang en zo frequent als de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich onder behandeling zal stellen van Fivoor Ambulant Centrum Utrecht FOR FACT LVB of soortgelijk behandelprogramma bij een instelling voor ambulante forensische zorg, zulks ter beoordeling van de reclassering, op de tijden en plaatsen als door of namens die aan te geven, teneinde zich te laten behandelen zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Singelzicht/Enkeltje zelfstandig/Tussenvoorziening, of een soortgelijke instelling, zulks ter beoordeling van de reclassering, waarbij verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die in het kader van het verblijf aan verdachte zullen worden gegeven en aan het (dag-)programma dat deze instelling in overleg met de reclassering heeft opgesteld, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich zal houden aan de (het gedrag van de veroordeelde betreffende) voorwaarde dat verdachte verplicht wordt om te beschikken over een zinvolle dagbesteding van minimaal 24 uur per week, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
* zich niet zal bevinden binnen een straal van 200 meter van het adres van het slachtoffer (Anton Geesinkstraat 1 te Utrecht), zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- waarbij de reclassering opdracht wordt gegeven toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- beveelt dat de bijzondere voorwaarden en het toezicht door de reclassering dadelijk uitvoerbaar zijn;
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis;
Benadeelde partij [minderjarige]
Materiële schade HIV-test
- wijst de vordering van [minderjarige] toe tot een bedrag van € 120,-;
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [minderjarige] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling;
Materiële schade reiskosten
- wijst de vordering van [minderjarige] toe tot een bedrag van € 1.105,-
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [minderjarige] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van de algehele voldoening, met dien verstande dat indien en voor zover reeds door een ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- verklaart [minderjarige] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
Benadeelde partij immateriële schade
- wijst de vordering van [minderjarige] toe tot een bedrag van € 1.100,-
- veroordeelt verdachte tot betaling aan [minderjarige] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling;
- verklaart [minderjarige] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Schadevergoedingsmaatregel
- legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [minderjarige] aan de Staat € 2.325,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 september 2017 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 30 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.A. Gerritse, voorzitter, mrs. A.R. Creutzberg en C. van de Lustgraaf, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.H. Batavier, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 13 juli 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan A. Pijou is ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 3
september 2017 tot en met 4 september 2017 te Utrecht, althans in het
arrondissement Midden-Nederland, met [minderjarige] , geboren op
[geboortedatum] 2003, die de leeftijd van twaalf, maar nog niet die van zestien
jaren bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd die
(telkens) hebben bestaan uit of mede hebben bestaan uit het seksueel
binnendringen van het lichaam, immers heeft hij, verdachte, (telkens) zijn
penis en/of vinger(s) in de vagina van [minderjarige] geduwd / gebracht en/of
gehouden;
art 245 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op (een of meer tijdstippen) in of omstreeks de periode van 3 september
2017 tot en met 4 september 2017
te Utrecht, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of een meer anderen, althans alleen,
(telkens) opzettelijk
de minderjarige, [minderjarige] , geboren op [geboortedatum]
2003,
heeft onttrokken aan het wettig over haar gesteld gezag en/of aan
het opzicht van degene die dit desbevoegd over hem uitoefende, immers
heeft/hebben hij, verdachte, en/of één van zijn mededader(s) [minderjarige] in de
woning (gelegen aan de [adres] aldaar) van verdachte en/of zijn
mededader(s), althans in een woning, ondergebracht en/of de nacht laten
doorbrengen;
art 279 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht

Voetnoten

1.De processen-verbaal waar in de voetnoten naar wordt verwezen zijn in de wettelijke vorm en op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar paginanummers van de bijlagen bij de processen-verbaal van 16 januari 2018 en 12 februari 2018, genummerd PL0900-2017273836, opgemaakt door politie Eenheid Midden-Nederland, doorgenummerd pagina 1 tot en met 440 en een ongenummerd proces-verbaal van forensisch technisch onderzoek.
3.De hierna weergegeven bewijsmiddelen worden steeds gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten, waarop zij blijkens hun inhoud uitdrukkelijk betrekking hebben. Sommige onderdelen van de bewijsmiddelen hebben niet betrekking op alle feiten, maar op één of meerdere feiten.
4.Een proces-verbaal van aangifte van [aangever] van 5 september 2017, pagina 50.
5.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 63.
6.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 77.
7.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2017, pagina 129.
8.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 6 september 2017, pagina 358.
9.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 6 september 2017, pagina 359.
10.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 14 september 2017, pagina 366.
11.Een proces-verbaal van verhoor van [getuige] van 14 september 2017, pagina 367.
12.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2017, pagina 143.
13.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2017, pagina 154.
14.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 78.
15.Een proces-verbaal van verhoor getuige van [minderjarige] van 6 september 2017, pagina 70.
16.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2018, pagina 18.
17.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2017, pagina 230.
18.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2017, pagina 231.
19.Een proces-verbaal van bevindingen van 25 september 2017, pagina 394.
20.Een proces-verbaal van bevindingen van 16 januari 2018, pagina 17.
21.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 200.
22.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 201.
23.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 202.
24.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 209.
25.Een proces-verbaal van bevindingen van 7 september 2017, pagina 179.
26.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 213.
27.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 214.
28.Een proces-verbaal van bevindingen van 13 september 2017, pagina 216.
29.Een proces-verbaal van bevindingen van 21 september 2017, pagina 240.
30.Een proces-verbaal van bevindingen van 19 september 2017, pagina 244.