3.5.Op 21 oktober 2016 heeft werknemer een WIA-uitkering aangevraagd. Vervolgens heeft verweerder de besluiten genomen zoals vermeld onder ‘Procesverloop’.
4. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de opgelegde loonsanctie gehandhaafd, omdat eiseres zonder deugdelijke grond onvoldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Daarbij heeft verweerder zich gebaseerd op medische en arbeidskundige rapportages.
5. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat geen sprake is van een re-integratietraject met een bevredigend resultaat. Partijen verschillen van mening over de vraag of de werkgever zich voldoende heeft ingespannen. Daarbij is verder niet in geschil dat eiseres tot de Eerstejaarsevaluatie in december 2015 voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht in spoor 1. Verder is tussen partijen niet in geschil dat de werknemer in de periode van februari 2016 tot en met juni 2016 niet belastbaar was, zodat het ook in die periode niet mogelijk was te re-integreren. Aangezien werknemer al relatief kort na de Eerstejaarsevaluatie niet meer belastbaar was, is de beantwoording van de vraag of er voldoende re-integratie-inspanningen zijn verricht gebaseerd op de periode vanaf juli 2016 tot en met oktober 2016.
Beoordeling van de gronden
6. Eiseres voert aan dat zij wel voldoende re-integratie-inspanningen heeft verricht. Vooral in het eerste jaar is meerdere malen geprobeerd werknemer te re-integreren in passend werk. Vervolgens is dit in het tweede jaar opnieuw geprobeerd, maar dit is niet gelukt door toedoen van de werknemer.
7. Zoals hiervoor is overwogen wordt eiseres geen verwijt gemaakt met betrekking tot haar re-integratie-inspanningen in het eerste jaar. In het tweede jaar was werknemer vanaf
juli 2016 weer belastbaar, zodat eiseres toen in had kunnen zetten op re-integratie in spoor 2, overeenkomstig wat daarover in de Eerstejaarsevaluatie was opgenomen. Tot oktober 2016 heeft de re-integratie echter stil gelegen. Eiseres stelt dat dit komt doordat er onderhandeld werd over een vaststellingsovereenkomst. Door toedoen van de werknemer is het niet gelukt tot een oplossing te komen. De rechtbank is van oordeel dat de gesprekken over een vaststellingsovereenkomst er eiseres niet van hadden moeten weerhouden om met de in het tweede ziektejaar verplichte re-integratie in spoor 2 te beginnen. De re-integratiepoging vanaf oktober 2016 was bovendien in spoor 1. De rechtbank volgt de onderbouwing van verweerders besluit over de tekortkomingen van eiseres bij de re-integratie van de werknemer in spoor 2. De beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiseres voert verder aan dat zij expliciete toestemming had van werknemer om af te zien van re-integratie-inspanningen in spoor 2. Op 11 augustus 2016 heeft de werknemer een brief aan eiseres gestuurd, waarin hij schrijft dat er een vaststellingsovereenkomst opgesteld kan worden, zodat hij kan beoordelen of hij hiermee akkoord kan gaan. Daarom gaat hij er vanuit dat hij niet op het werk wordt verwacht op 24 augustus 2016. Volgens eiseres blijkt uit deze brief dat werknemer hiermee toestemming gaf om af te zien van re-integratie in spoor 2.
9. In de Werkwijzer Poortwachter van het Uwv is sinds 24 maart 2017 opgenomen dat als de werknemer binnen één jaar na het einde van de wachttijd de AOW-gerechtige leeftijd bereikt, mag worden afgezien van een traject in het tweede spoor, mits beide partijen hiermee instemmen. De rechtbank kan verweerder volgen in het standpunt dat hier niet is gebleken van toestemming door de werknemer. Uit zijn brief van 11 augustus 2016 volgt dat hij eventueel in zal stemmen met een vaststellingsovereenkomst, maar dat hij deze hiervoor eerst wil zien. Uit deze brief of uit de gang van zaken volgt naar het oordeel van de rechtbank niet dat er door de werknemer toestemming wordt gegeven voor het afzien van spoor 2. Een expliciete instemming is echter in dergelijke gevallen wel nodig, omdat een werknemer daarmee zijn recht om te re-integreren opgeeft. Het is bij dergelijke ingrijpende beslissingen onvoldoende om deze toestemming af te leiden uit een manier van handelen rondom onderhandelingen over een mogelijke vaststellingsovereenkomst. De beroepsgrond slaagt niet.
10. De rechtbank is, gelet op het voorgaande, van oordeel dat er geen omstandigheden zijn gebleken die voor verweerder aanleiding hadden moeten zijn om af te zien van het opleggen van een loonsanctie. Verweerder heeft dan ook terecht een loonsanctie opgelegd, omdat eiseres zonder dat deugdelijke grond niet heeft voldaan aan haar re-integratieverplichtingen.
11. Het beroep is ongegrond. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.