Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
2.De feiten
3.De beoordeling
- dat de ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld
- en als dat niet opgaat dat de ontvanger zich ten koste van de boedel ongerechtvaardigd heeft verrijkt.
Rechtbank Midden-Nederland
In deze zaak vordert S. Buddingh, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Luc B.V., betaling van een bedrag van € 3.312,16 van de Ontvanger van de Belastingdienst. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen op een auto die juridisch eigendom was van de leasemaatschappij, terwijl Luc B.V. een belastingschuld had. De curator stelt dat de ontvanger zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt door de auto te verkopen, waarvan de opbrengst niet aan de boedel is afgedragen.
De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak tonen aan dat Luc B.V. een financial leasecontract had afgesloten voor de auto, maar dat de auto juridisch niet tot de boedel behoorde. De kantonrechter oordeelt dat de curator niet voldoende heeft aangetoond dat de ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld of dat de boedel benadeeld is door de verkoop van de auto. De curator heeft niet duidelijk gemaakt waarom de ontvanger niet het recht had om de auto te verkopen, aangezien deze niet in eigendom was van Luc B.V.
Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de curator af en veroordeelt haar tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de ontvanger, die tot dat moment op nihil zijn begroot, omdat de ontvanger zonder gemachtigde procedeerde. Dit vonnis is uitgesproken op 25 juli 2018 door mr. R.J. Verschoof, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.