ECLI:NL:RBMNE:2018:3506

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
25 juli 2018
Publicatiedatum
23 juli 2018
Zaaknummer
6659731 UC EXPL 18-1658
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling door curator in faillissement van Luc B.V. na executoriale verkoop van auto

In deze zaak vordert S. Buddingh, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Luc B.V., betaling van een bedrag van € 3.312,16 van de Ontvanger van de Belastingdienst. De vordering is gebaseerd op de stelling dat de ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld door beslag te leggen op een auto die juridisch eigendom was van de leasemaatschappij, terwijl Luc B.V. een belastingschuld had. De curator stelt dat de ontvanger zich ongerechtvaardigd heeft verrijkt door de auto te verkopen, waarvan de opbrengst niet aan de boedel is afgedragen.

De procedure begon met een dagvaarding en omvatte verschillende conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De feiten van de zaak tonen aan dat Luc B.V. een financial leasecontract had afgesloten voor de auto, maar dat de auto juridisch niet tot de boedel behoorde. De kantonrechter oordeelt dat de curator niet voldoende heeft aangetoond dat de ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld of dat de boedel benadeeld is door de verkoop van de auto. De curator heeft niet duidelijk gemaakt waarom de ontvanger niet het recht had om de auto te verkopen, aangezien deze niet in eigendom was van Luc B.V.

Uiteindelijk wijst de kantonrechter de vordering van de curator af en veroordeelt haar tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de ontvanger, die tot dat moment op nihil zijn begroot, omdat de ontvanger zonder gemachtigde procedeerde. Dit vonnis is uitgesproken op 25 juli 2018 door mr. R.J. Verschoof, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Utrecht
zaaknummer: 6659731 UC EXPL 18-1658 FvG/1006
Vonnis van 25 juli 2018
inzake
S. Buddingh , in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van Luc B.V.,
wonende te [woonplaats] , kantoorhoudende te Utrecht,
verder ook te noemen de curator,
eisende partij,
gemachtigde: mr. M.J.E. Stuurop,
tegen:
de Ontvanger van de Belastingdienst/kantoor Utrecht,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen de ontvanger,
gedaagde partij,
procederend zonder gemachtigde.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Luc B.V. (hierna: Luc) hield zich bezig met het beheer van onroerend goed. Zij heeft op 15 oktober 2015 een financial leasecontract afgesloten met VW Bank GMBH (hierna: de leasemaatschappij) voor een auto (hierna: de auto).
2.2.
Luc had een belastingschuld van in totaal € 25.199,00. Deze bestond deels uit loon- en omzetbelasting en voor € 3.312,16 uit motorrijtuigenbelasting.
2.3.
Op 16 juni 2017 heeft de ontvanger met toepassing van art. 22a Invorderingswet (Iw) executoriaal beslag gelegd op de auto ten laste van Luc. De auto stond op naam van Luc geregistreerd in het kentekenregister en was ook in het bezit van Luc.
2.4.
Na de beslaglegging werd het de ontvanger duidelijk dat de auto juridisch eigendom was van de leasemaatschappij. Om die reden heeft de belastingdeurwaarder het beslag aan de leasemaatschappij overbetekend.
2.5.
De leasemaatschappij heeft op 11 juli 2017 bezwaar gemaakt tegen de inbeslagname van de auto.
2.6.
Op 24 juli 2017 is de auto door de belastingdeurwaarder afgevoerd en in bewaring gegeven.
2.7.
Op 25 juli 2017 is het faillissement van Luc uitgesproken.
2.8.
De ontvanger heeft op 31 juli 2017 gereageerd op het bezwaar van de leasemaatschappij. Hierbij is gemeld dat de auto niet eerder wordt vrijgegeven dan na betaling van de naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting en de daarmee verband houdende kosten.
2.9.
Op 1 augustus 2017 heeft de curator aan de ontvanger bericht dat het beslag op de auto op grond van art. 33 Fw komt te vervallen. De curator meldt tot verkoop van de auto te willen overgaan.
2.10.
De ontvanger heeft de curator bericht het beroep op het verhaalsrecht van art. 22a Iw te handhaven. De ontvanger meldt bereid te zijn de auto vrij te geven na betaling van de aanslag motorrijtuigenbelasting en de kosten.
2.11.
De leasemaatschappij heeft op 12 oktober 2017 aan de ontvanger gemeld akkoord te gaan met de verkoop van de auto.
2.12.
Op 1 november 2017 is de auto executoriaal verkocht door de belastingdeurwaarder. De opbrengst was € 10.200,00. Hiervan is € 3.312,16 verrekend met openstaande motorrijtuigenbelasting, € 5.629,77 uitgekeerd aan de leasemaatschappij voor achterstallige betalingen op grond van de leaseovereenkomst en € 1.258,07 is voldaan aan de boedel.
2.13.
De curator heeft de ontvanger op 22 december 2017 een laatste sommatie gezonden om het ingehouden bedrag van € 3.212,16 alsnog te betalen. De ontvanger betaalt niet.

3.De beoordeling

3.1.
De curator vordert veroordeling van de ontvanger tot betaling van € 3.312,16, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
3.2.
De curator legt aan deze vordering ten grondslag:
  • dat de ontvanger onrechtmatig heeft gehandeld
  • en als dat niet opgaat dat de ontvanger zich ten koste van de boedel ongerechtvaardigd heeft verrijkt.
3.3.
De curator heeft niet duidelijk uitgelegd waarom de ontvanger een onrechtmatige daad heeft gepleegd. Als de kantonrechter het goed begrijpt, komt de gedachte van de curator erop neer dat zij recht heeft op het geld dat de ontvanger nu zelf heeft gehouden, omdat normaal gesproken de overwaarde van de auto door de leasemaatschappij aan de boedel zou zijn afgedragen. En nu zit de ontvanger met zijn belastingvordering daartussen.
Anders dan de curator meent, heeft de ontvanger wel recht van spreken. Art. 22a Iw kan door de ontvanger ook worden gebruikt in gevallen als deze. Het artikel is niet beperkt tot het geval dat Luc een katvanger zou zijn, wat zij niet is.
De kantonrechter vindt dat de curator verder niet duidelijk heeft gemaakt hoe de boedel kan zijn benadeeld doordat de ontvanger deze heeft verkocht. De auto was geen eigendom van Luc en behoorde dus niet tot de boedel. Waarom heeft de boedel dan recht op de opbrengst van de executoriale verkoop van de auto door de ontvanger? Om dezelfde reden had de curator moeten uitleggen waarom die verkoop in strijd is met het recht zoals dat tegenover de boedel in het maatschappelijk verkeer betaamt.
3.4.
De curator beroept zich ook nog op ongerechtvaardigde verrijking. Maar waarom daarvan sprake is, schrijft zij er niet bij. Ook hier speelt weer dat de auto geen eigendom van de failliet is en dus niet in de boedel valt. Hoe kan die zijn benadeeld door executoriale verkoop van de auto? De kantonrechter gaat aan deze stelling voorbij, omdat de curator het niet uitlegt.
3.5.
De curator wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van de ontvanger veroordeeld. Deze worden tot nu begroot op nihil, omdat de ontvanger zich niet heeft laten bijstaan door een gemachtigde.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
wijst de vordering af;
4.2.
veroordeelt de curator tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de ontvanger, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.J. Verschoof, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 25 juli 2018.