ECLI:NL:RBMNE:2018:3487

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
20 juli 2018
Zaaknummer
6537564 UT VERZ 17-28443
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot het stellen van een termijn voor keuze nalatenschap

In deze zaak heeft de Rechtbank Midden-Nederland op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in een verzoek tot het stellen van een termijn voor een erfgenaam om een keuze te maken tussen het zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van de erflater. De verzoekster, mr. Mireille de Waij, notaris en executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap, heeft het verzoek ingediend op basis van artikel 4:192 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek. De verzoekster heeft aangegeven dat de erfgenaam, [erfgenaam], geen keuze heeft gemaakt en dat dit de afwikkeling van de nalatenschap belemmert. De erfgenaam heeft in zijn verweer gesteld dat verzoekster geen belanghebbende is en dat hij pas recentelijk op de hoogte is geraakt van de beneficiaire aanvaarding door een andere erfgenaam, [belanghebbende].

De kantonrechter heeft overwogen dat de verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek, maar dat de erfgenaam geacht wordt beneficiair te hebben aanvaard, tenzij hij voor een bepaalde datum een keuze maakt. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de verzoekster tot het stellen van een termijn moet worden afgewezen, omdat de termijn voor de keuze al bijna verstreken is. De overige stellingen van partijen zijn niet meer besproken, omdat de afwijzing van de verzoeken al was vastgesteld. De beslissing is openbaar uitgesproken door mr. M.J. Smit, kantonrechter.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 6537564 UT VERZ 17-28443
Beschikking op een verzoek tot het stellen van een termijn op grond van artikel 4:192 lid 2 Burgerlijk Wetboek
Op verzoek van:
mr. Mireille de Waij, notaris,
kantoorhoudende aan de Kronenburgsingel 60, 6831 GX Arnhem,
hierna te noemen: verzoekster,
gemachtigde: mr. M.P.L.M. Buijsrogge, advocaat te Arnhem.
Verzoekster heeft het verzoek gedaan in haar hoedanigheid van executeur-afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap van:
[erflater], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1921, overleden te [plaats van overlijden] op [2017], laatst gewoond hebbende aan de [adres], [woonplaats], verder te noemen: erflater.
Het verzoek richt zicht tegen:
[erfgenaam],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1951,
wonende aan de [adres], [woonplaats],
hierna te noemen: [erfgenaam],
gemachtigde: mr. A.C. de Bakker, advocaat te Hendrik-Ido-Ambacht.
Belanghebbende:
[belanghebbende],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1950,
wonende aan de [adres], [woonplaats],
hierna te noemen: [belanghebbende].

1.De procedure

1.1.
Op 6 december 2017 is ter griffie ingekomen het verzoekschrift, strekkende tot het stellen van een termijn aan [erfgenaam] voor het maken van een keuze tussen zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van erflater.
1.2.
In de brief van 5 maart 2018 heeft de griffier namens de kantonrechter verzoekster gevraagd aan te geven hoe haar verzoek zich verhoudt tot artikel 4:192 lid 4 Burgerlijk Wetboek (verder: BW). Dit omdat uit het boedelregister blijkt dat [belanghebbende] de nalatenschap van erflater eind november 2017 beneficiair heeft aanvaard.
1.3.
Verzoekster heeft in haar brief van 9 maart 2018, ter griffie ingekomen op 3 april 2018, aan de kantonrechter bericht dat [erfgenaam] tot dat moment geen kennis heeft genomen van de beneficiaire aanvaarding door [belanghebbende].
1.4.
De griffier heeft [erfgenaam] bij brief van 13 april 2018 in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verzoek.
1.5.
[erfgenaam] heeft op het verzoek gereageerd in zijn e-mails van 29 april 2018 en 1 mei 2018.
1.6.
De mondelinge behandeling van het verzoek vond plaats op 5 juli 2018. Verschenen zijn:
  • verzoekster met haar gemachtigde;
  • [erfgenaam] met zijn gemachtigde;
  • [belanghebbende].
Als toehoorders waren aanwezig:
  • de echtgenote en zoon van [erfgenaam];
  • de echtgenote van [belanghebbende];
  • [A], die verklaarde in het verleden betrokken te zijn geweest bij de financiën van erflater;
  • [B], een vriendin van erflater.
1.7.
Op 16 februari 2018 is ter griffie ingekomen een verzoek van [erfgenaam], strekkende tot het ontslag van verzoekster als executeur-afwikkelingsbewindvoerder. Dit verzoek is ook ter zitting van 5 juli 2018 mondeling behandeld. De kantonrechter zal in een aparte beschikking beslissen op dat verzoek.

2.De feiten

2.1.
Erflater was ten tijde van zijn overlijden ongehuwd en niet als partner geregistreerd. Eerder is hij gehuwd geweest met [naam echtgenote]. Dit huwelijk werd ontbonden door haar overlijden. [erfgenaam] en [belanghebbende] zijn de kinderen van erflater en mevrouw [naam echtgenote].
2.2
Erflater heeft voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament op 21 juli 2015. Daarin is in hoofdstuk 1 het volgende opgenomen:

HOOFDSTUK 1. HERROEPING
Ik herroep mijn uiterste wilsbeschikking, verleden voor notaris mr IJntze Rieuwerd Hoekstra, notaris te Utrecht, op dertien februari tweeduizend vijftien, zodat mijn uiterste wilsbeschikking, verleden voor mr Natascha Dröge-Steenbergen, notaris te Arnhem op 16 januari 2015 weer volledig van kracht wordt.
2.3.
In het testament van 16 januari 2015 heeft erflater zijn zoons [belanghebbende] en [erfgenaam], onder bezwaar van een aantal legaten, tot zijn erfgenamen benoemd, ieder voor een gelijk deel. Verder heeft hij verzoekster tot executeur benoemd. Op basis van artikel 4:171 BW heeft erflater aan verzoekster de bevoegdheid toegekend om, als vertegenwoordiger van zijn erfgenamen, de nalatenschap te verdelen bij notariële akte. Daartoe heeft erflater haar tot afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Verzoekster heeft de benoeming tot executeur-afwikkelingsbewindvoerder aanvaard.
2.4.
[belanghebbende] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard bij akte, opgemaakt op 20 november 2017, ingeschreven in het boedelregister op 28 november 2017. [erfgenaam] heeft nog geen keuze uitgebracht ten aanzien van de nalatenschap van erflater.

3.Het verzoek

3.1.
Verzoekster heeft in haar verzoekschrift en ter zitting - samengevat - het volgende gesteld.
Verzoekster heeft een voorlopige boedelbeschrijving verstrekt aan [erfgenaam] en [belanghebbende]. Zij heeft [erfgenaam] meerdere malen verzocht over te gaan tot ondertekening van een verklaring van aanvaarding, maar hij reageert niet. Het is daarom nog steeds onduidelijk of [erfgenaam] de nalatenschap zal aanvaarden en of hij erfgenaam is. Verzoekster kan daardoor geen verklaring van erfrecht afgeven. Verzoekster wil de nalatenschap afwikkelen en daarvoor is nodig dat onomstotelijk vast staat wie de erfgenamen van erflater zijn. Daarom verzoekt zij de kantonrechter op grond van artikel 4:192 lid 2 BW [erfgenaam] een termijn te stellen voor het maken van een keuze tussen het zuiver aanvaarden, beneficiair aanvaarden of verwerpen van de nalatenschap van erflater. Zij heeft een ruimschoots-verklaring afgegeven ten aanzien van de nalatenschap van erflater.

4.Het verweer

4.1.
[erfgenaam] heeft - samengevat - in zijn e-mails van 29 april 2018 en 1 mei 2018 en ter zitting het volgende naar voren gebracht.
Verzoekster kan volgens [erfgenaam] onderhavig verzoek niet indienen, omdat zij geen belanghebbende is. Daarnaast heeft [erfgenaam] pas op 29 april 2018 vernomen dat [belanghebbende] beneficiair heeft aanvaard en ziet [erfgenaam] geen reden om af te wijken van de wettelijke driemaandentermijn. Verder stelt [erfgenaam] dat verzoekster erflaters wil niet goed interpreteert. Volgens [erfgenaam] moet het testament van 20 september 2013 gevolgd worden. Ook stelt [erfgenaam] dat verzoekster een testament heeft gepasseerd waarin ze zichzelf als bewindvoerder aanstelt, wat volgens [erfgenaam] op grond van de artikelen 19 en 20 van de Wet op het notarisambt niet mogelijk is. Voorts handelt verzoekster volgens [erfgenaam] in strijd met de wet door hem elke vorm van informatie te weigeren. [erfgenaam] is van mening dat hij door het uitblijven van voldoende juiste informatie niet kan besluiten. Hij wil met name de belastingaangifte en de rekening en verantwoording van de beschermingsbewindvoerder van erflater ontvangen. Verder is de berekening van de nalatenschap, zoals opgesteld door verzoekster, onduidelijk en incompleet. Daarom heeft hij de kantonrechter verzocht uitstel te verlenen voor het maken van zijn keuze. Tot slot heeft [erfgenaam] aangegeven dat hij niet in de vereffeningsprocedure terecht wil komen.

5.De beoordeling

5.1.
De wettelijke grondslag van het verzoek is artikel 4:192 lid 2 BW. Dit artikellid luidt als volgt:

Indien een erfgenaam zijn keuze nog niet heeft gedaan, kan de kantonrechter hem daarvoor op verzoek van een belanghebbende een termijn stellen, die ingaat op de dag nadat de belanghebbende deze beschikking aan de erfgenaam heeft doen betekenen en de beschikking onder vermelding van de gedane betekening heeft doen inschrijven in het boedelregister. De kantonrechter kan op verzoek van de erfgenaam de termijn voor de afloop daarvan een of meer malen verlengen; de verlenging wordt in het boedelregister ingeschreven.
5.2.
Uit het bovenstaande citaat komt naar voren dat het verzoek kan worden ingediend door een belanghebbende. Onder belanghebbende moet ook worden verstaan een bewindvoerder of executeur (prof. mr. L.C.A. Verstappen, T&C Erfrecht, art. 192 Boek 4, aant. 3). Verzoekster is dus ontvankelijk in haar verzoek.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat [belanghebbende] de nalatenschap van erflater beneficiair heeft aanvaard. Volgens [erfgenaam] heeft hij van dit feit eerst door lezing van de brief van de rechtbank van 13 april 2018 kennis genomen op 29 april 2018. Dit is niet weersproken door verzoekster.
Op grond van artikel 4:192 lid 4 BW wordt [erfgenaam] geacht beneficiair te aanvaarden, tenzij [erfgenaam] alsnog de nalatenschap zuiver aanvaardt of verwerpt binnen drie maanden nadat hij van die beneficiaire aanvaarding kennis heeft gekregen of, indien voor hem op het tijdstip van die beneficiaire aanvaarding een overeenkomstig het tweede lid van artikel 4:192 BW gestelde of verlengde termijn liep, binnen die termijn. [erfgenaam] heeft de kantonrechter verzocht deze driemaandentermijn voor het uitbrengen van zijn keuze te verlengen. Een verlenging van die termijn door de kantonrechter is echter niet mogelijk (Asser/Perrick 4, 2017/518; Van Mourik, Erfrecht 2015, XII, 2.4), zodat het verzoek van [erfgenaam] moet worden afgewezen.
De kantonrechter kan alleen op grond van artikel 4:192 lid 2 BW een door de kantonrechter gestelde termijn voor het uitbrengen van een keuze verlengen. Die verlengingsmogelijkheid veronderstelt dat de kantonrechter aan de betreffende erfgenaam een termijn heeft gesteld op grond van artikel 4:192 lid 2 BW en dat is hier niet het geval. Voor het geval het verzoek van [erfgenaam] gebaseerd zou zijn op artikel 4:192 lid 2 BW, zou het verzoek van [erfgenaam] dus ook moeten worden afgewezen.
5.4.
Omdat verlenging van de termijn voor het uitbrengen van een keuze blijkens het hiervoor in 5.3 overwogene niet mogelijk is, wordt [erfgenaam] op grond van de wet geacht de nalatenschap van erflater beneficiair te aanvaarden, tenzij hij vóór 29 juli 2018 alsnog de nalatenschap zuiver aanvaardt of verwerpt. Gelet op de korte termijn die resteert tot 29 juli 2018, is de kantonrechter onvoldoende gebleken welk belang verzoekster (nu nog) heeft bij haar verzoek. Daarom zal de kantonrechter het verzoek van verzoekster tot het stellen van een termijn aan [erfgenaam] voor het maken van een keuze ten aanzien van de nalatenschap van erflater, afwijzen.
5.5.
Omdat de kantonrechter op grond van het bovenstaande reeds tot het oordeel komt dat de verzoeken van verzoekster en [erfgenaam] moeten worden afgewezen, behoeven de overige stellingen van partijen zoals weergegeven in 3. en 4. geen bespreking meer.
5.6.
Wellicht ten overvloede wijst de kantonrechter erop dat tegen deze beslissing binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep kan worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend. Op grond van artikel 676a Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is tegen een beschikking houdende een termijnstelling geen andere voorziening dan cassatie in het belang der wet mogelijk, maar is tegen een afwijzende beschikking wel hoger beroep toegelaten.

6.De beslissing

De kantonrechter:
- wijst al het verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Smit, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.