ECLI:NL:RBMNE:2018:3446

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
16/659029-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van mishandeling met vrijspraak voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Midden-Nederland op 11 juli 2018, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder medeplegen van mishandeling, wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing. De zaak vond zijn oorsprong in een incident op 9 januari 2018 te Utrecht, waarbij de verdachte samen met anderen betrokken was bij de mishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft het onderzoek ter terechtzitting gevoerd op 26 april en 27 juni 2018. De officier van justitie vorderde een gevangenisstraf van 12 maanden, maar de rechtbank kwam tot een lagere straf van 2 maanden, met aftrek van voorarrest. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de feiten 1, 3, 4 en 6, omdat niet bewezen kon worden dat hij deze had gepleegd. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte bij de wederrechtelijke vrijheidsberoving en afpersing, maar achtte het medeplegen van mishandeling wel bewezen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich samen met medeverdachten schuldig had gemaakt aan het geweld tegen [slachtoffer 1]. De vorderingen van de benadeelde partijen werden gedeeltelijk toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte hoofdelijk aansprakelijk stelde voor de schade aan [slachtoffer 1]. De rechtbank legde de verdachte een schadevergoedingsmaatregel op en bepaalde dat de vordering van [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk was.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659029-18
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [1985] te [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 april 2018 en 27 juni 2018.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met de zaak tegen medeverdachten
[medeverdachte 1] (parketnummer 16/659030-18) en [medeverdachte 2] (parketnummer 16/659031-18).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. F.A. ten Berge, advocaat te Utrecht, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging,
[slachtoffer 1] (verder ook: [slachtoffer 1] ) opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd met oogmerk [slachtoffer 2] (verder ook: [slachtoffer 2] ) te dwingen iets te doen of niet te doen;
feit 2op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling;
feit 4op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging,
[slachtoffer 2] opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 5op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging, met geweld een geldbedrag (van circa 1800 euro) en/of een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een horloge van [slachtoffer 2] heeft gestolen;
en/of
op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging, [slachtoffer 2] heeft afgeperst;
feit 6op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, heeft geprobeerd [slachtoffer 2] af te persen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het onder feit 2 en 5 ten laste gelegde wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert op onderdelen partiële vrijspraak. Ook voor de feiten 1, 3, 4 en 6 wordt vrijspraak gevorderd.
Bij feit 5 is sprake van afpersing in vereniging. Verdachte is zowel tijdens het geweld dat in het kantoor als het geweld dat buiten het kantoor heeft plaatsgevonden aanwezig geweest en heeft zich niet aan het geweld onttrokken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit.
De verdediging acht de verklaringen van de aangevers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] onbetrouwbaar. Beide aangevers hebben meerdere verklaringen afgelegd die zowel ten opzichte van elkaar als ten opzichte van hun eigen verklaring afwijken en tegenstrijdig zijn.
Bij feit 1, 3 en 4 was verdachte niet fysiek aanwezig, de feiten zijn dan ook niet door hem gepleegd. In het dossier zit geen bewijs waaruit blijkt dat verdachte feit 2 heeft gepleegd. Verdachte heeft ook geen rol gehad bij feit 5, bij veel van de gedragingen was verdachte niet eens aanwezig. De verdenking van feit 6 is gebaseerd op de verklaring van aangever die niet door andere bewijsmiddelen wordt ondersteund. Ten aanzien van alle feiten geldt dat geen sprake is van medeplegen doordat een nauwe en bewuste samenwerking en gezamenlijke uitvoering ontbreekt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak ten aanzien van het onder de feiten 1, 3, 4 en 6 ten laste gelegde.
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de verdediging – niet bewezen dat verdachte hetgeen onder de feiten 1, 3, 4 en 6 ten laste is gelegd, heeft begaan. Verdachte wordt van deze feiten vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 5 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Uit de verklaringen van de verschillende aanwezigen is gebleken dat verdachte op een later moment in het kantoor arriveerde. Niet kan worden vastgesteld dat verdachte reeds in het kantoor aanwezig was toen daar de geweldshandelingen plaatsvonden en het geld werd afgegeven. Gelet hierop kan niet bewezen worden dat verdachte met anderen nauw en bewust heeft samengewerkt bij het plegen van dit feit, zodat verdachte daarvan moet worden vrijgesproken.
Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Aangever [slachtoffer 1] heeft op 9 januari 2018 aangifte gedaan en verklaard:

Een vriend (…) had mij vandaag gebeld. (…) Rond half 6 was ik bij hem op kantoor. (…) Ik heb die deur opengemaakt en ik ben gelijk gevlucht. Toen hebben zij mij (…) achtervolgd. (…) Helemaal beneden bij de deur hebben zij mij aangepakt en beginnen zij mij te slaan. [1]
[slachtoffer 1] heeft later verklaard:

Vervolgens toen ik op de grond lag begonnen alle 3 de mannen mij te schoppen en slaan. Toen heb ik ook mijn neus gebroken” [2]
[slachtoffer 2] heeft verklaard:

V: Wat heb je gezien (…) bij [slachtoffer 1] , met betrekking tot mishandeling?
A: (…) Ze waren alle drie met hun bezig. Met vuisten en schoppen. (…)
V: Met alle drie, welke bedoel je dan?
A: Broer van [medeverdachte 1] , [verdachte] en de jongen met de pet.” [3]
Door de verbalisant zijn de camerabeelden uitgekeken waarbij het volgende is gezien:

Ik zag dat er (…) beelden waren van (…) camera’s die allen hangen op het bedrijventerrein aan de [adres] te [woonplaats] . (…) Ik zie bij de toegangsdeur twee personen op de grond zitten. (…) Vanachter de grijze bedrijfswagen komt een persoon richting de man op de grond lopen. Hij pakt deze bij zijn arm en sleept hem over de grond. De persoon in donker gekleed met de lichte broek maakt een trappende beweging als de persoon op de grond ligt.” [4]
Bij het nogmaals uitkijken van de camerabeelden heeft de verbalisant het volgende vastgesteld:

Zichtbaar was dat verdachte [slachtoffer 2] was gekleed in een lichte spijkerbroek/jeans en donkere jas. (…) Zichtbaar was dat de persoon, die een harde schop gaf tegen het lichaam van aangever [slachtoffer 1] , een lichte broek droeg en donkere jas. Vanuit de beelden bleek dat verdachte [slachtoffer 2] de enige persoon was van de verdachten, die aan dit kleding signalement voldeed.” [5]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard:
“Toen [slachtoffer 1] uit het kantoor is weggelopen zijn we allemaal achter hem aangerend. Het klopt dat ik ben de persoon met de lichte broek die op de camerabeelden is te zien.” [6]
Uit de geneeskundige verklaring volgt dat [slachtoffer 1] letsel heeft opgelopen:

Uitwendig waargenomen letsel:
  • Meerdere schaafwonden
  • Wond rechter slaap  gehecht
(…) Is er vermoeden van niet uitwendig waarneembaar letsel? Ja – gebroken neus” [7]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 2] en nog een derde persoon schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling.
De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen sprake is wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen Daarbij hoeven niet alle delictsbestanden door alle daders vervuld te zijn. Nodig is dat er een nauwe en bewuste samenwerking is tussen verdachten en/of dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering.
Uit zowel de verklaring van verdachte zelf als uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt dat verdachte aanwezig was bij de vechtpartij die zich beneden aan de trap heeft afgespeeld. Uit de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] blijkt daarnaast ook dat verdachte actief aan het gevecht heeft deelgenomen. Vervolgens heeft de mishandeling van [slachtoffer 1] zich buiten voortgezet. Daarbij is [slachtoffer 1] geschopt en over de grond gesleept.
De verklaring van verdachte dat hij niet bij het geweld betrokken is geweest, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen. Verdachte heeft betwist dat op de beelden is te zien dat hij een schoppende beweging maakt. De rechtbank heeft geen reden om te twijfelen aan de bevindingen van de verbalisant die de bewegende beelden heeft uitgekeken. Daarnaast komen deze bevindingen overeen met de verklaringen van beide aangevers.
De rechtbank heeft niet de overtuiging gekregen dat [slachtoffer 1] met een wapenstok of hard voorwerp op zijn achterhoofd is geslagen, omdat de verklaringen over de gebeurtenissen op/onder aan de trap te ver uiteen lopen. Dit maakt dat de rechtbank – anders dan de officier van justitie – niet komt tot een bewezenverklaring van een poging tot zware mishandeling.
Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het onder 2, eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangevers wisselend en tegenstrijdig hebben verklaard. Om die reden zijn de verklaringen volgens de verdediging onbetrouwbaar en dienen zij van het bewijs te worden uitgesloten.
Hoewel de verklaringen van de aangevers op enkele onderdelen van elkaar afwijken, komen hun verklaringen in de kern overeen. Daarnaast worden de verklaringen, voor zover gebruikt voor het bewijs, door andere bewijsmiddelen ondersteund, zoals hiervoor is besproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen voldoende geloofwaardig zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer van de raadsvrouw wordt verworpen.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 2
op 9 januari 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld, door die [slachtoffer 1] te schoppen en terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag die [slachtoffer 1] meermalen tegen het lichaam te slaan/schoppen en die [slachtoffer 1] vast te pakken en over de grond te slepen;
Hetgeen onder feit 2 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 2
tweede cumulatief/alternatief: medeplegen van mishandeling

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een locatie- en contactverbod zoals door de benadeelde partijen is verzocht.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis met name gelet op het aandeel van verdachte in het uitgeoefende geweld.
8.2
Het standpunt van de verdediging
Primair stelt de verdediging zich op het standpunt dat verdachte moet worden vrijgesproken. Indien de rechtbank tot een veroordeling komt wordt verzocht om rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte en de straf gelijk te stellen aan de duur van de voorlopige hechtenis.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich, vanwege een financieel geschil, samen met anderen schuldig gemaakt aan mishandeling. Het toegepaste geweld heeft een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het daarbij betrokken slachtoffer. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte en zijn medeverdachten op volstrekt ontoelaatbare en grensoverschrijdende wijze het recht in eigen hand hebben genomen, zonder in enige mate rekening te houden met de gevolgen voor het slachtoffer.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten is veroordeeld. De rechtbank verklaart minder feiten bewezen dan door de officier van justitie is gevorderd. Om die reden wordt van de strafeis van de officier van justitie afgeweken en komt de rechtbank tot de oplegging van een lagere straf. De persoonlijke omstandigheden van verdachte waarop door de verdediging een beroep is gedaan, vormen geen aanleiding tot het opleggen van een nog lagere straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 51.800,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.800,- aan materiële schade en € 50.000,- aan immateriële schade.
[slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 6.449,19. Dit bedrag bestaat uit € 2.449,19 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
Van de vordering van [slachtoffer 2] kan naar het oordeel van de rechtbank € 1.000,- aan immateriële schade worden toegewezen. De rest van de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij is op dat punt niet-ontvankelijk in zijn vordering. De materiële schade van € 1.800,- is niet door verdachte veroorzaakt. De benadeelde partij is daarom ten aanzien van de materiële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering.
Verdachte is hoofdelijk aansprakelijk voor de door [slachtoffer 2] geleden schade. De vorderingen moet met de wettelijke rente worden vermeerderd. Daarnaast eist de officier van justitie de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
[slachtoffer 1] dient in zijn gehele vordering op verdachte niet-ontvankelijk te worden verklaard.
9.2
Het standpunt van de verdediging
De schade die door [slachtoffer 2] is gevorderd is op geen enkele wijze onderbouwd, zodat deze vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
Bij de materiële schade die door [slachtoffer 1] wordt gevorderd is de schadebeperkingsplicht van toepassing. Daarnaast zijn de geclaimde kosten geen rechtstreekse schade. [slachtoffer 1] is ten aanzien van deze schade dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering. De immateriële schade is alleen met medische stukken onderbouwd en daarnaast kan de gebroken neus niet aan verdachte worden toegerekend. [slachtoffer 1] is ten aanzien van deze schade niet-ontvankelijk in zijn vordering. Indien de rechtbank van oordeel is dat de schade wel aan verdachte kan worden toegerekend dan zal deze tot € 750,- moeten worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Nu gesteld noch gebleken is dat [slachtoffer 2] schade heeft geleden als gevolg van het bewezen verklaarde feit moet hij in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Vast is komen te staan dat benadeelde partij [slachtoffer 1] als gevolg van het onder feit 2 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank wijst € 39,55 aan materiële schade toe voor de gemaakte huisartsenkosten. De overige kosten die zijn gevorderd, te weten de advocaatkosten, parkeerkosten en kosten voor rijlessen en examen, komen niet voor vergoeding in aanmerking. Er is onvoldoende onderbouwd dat deze kosten het rechtstreekse gevolg zijn van de bewezenverklaarde feiten. [slachtoffer 1] is in dat deel van zijn vordering niet-ontvankelijk. De rechtbank bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als gevolg van de mishandeling heeft [slachtoffer 1] letsel opgelopen in de vorm van een gebroken neus. Gelet op de vergoedingen die in vergelijkbare zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar maatstaven van billijkheid op een bedrag van € 1.000,-. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] ten aanzien van het meer aan immateriële schade gevorderde niet-ontvankelijk in zijn vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De verdachte is naar burgerlijk recht met zijn mededader(s) hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [slachtoffer 1] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 1] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.039,55 te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2018 tot de dag van volledige betaling. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 20 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 1] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 1] .

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 36f, 47, 60a en 300 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, 2, eerste cumulatief/alternatief, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- wijst de vordering van [slachtoffer 1] toe tot een bedrag van € 1.039,55
(zegge duizendnegenendertig euro en vijfenvijftig cent);
- verklaart [slachtoffer 1] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 1] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2018 tot de dag van volledige betaling. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling. Met dien verstande dat indien en voor zover reeds ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1] aan de Staat € 1.039,55 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente en bij niet betaling aan te vullen met 20 dagen hechtenis. De materiële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 mei 2018 tot de dag van volledige betaling. De immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling;
  • bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader(s) op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft/hebben vergoed;
  • veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [slachtoffer 1] te duwen en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] naar boven moest gaan en/of
- de deur dicht doen (van de ruimte waar zij zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met een wapenstok, althans een hard voorwerp, en/of met een tafel(poot)) te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te schoppen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen te schoppen en/of te slaan en/of
- de autosleutels van die [slachtoffer 1] (af) te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of naar de auto (van die [slachtoffer 1] ) te slepen en/of die [slachtoffer 1] te laten plaatsnemen in die auto en/of (vervolgens) weg te rijden met die auto en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] (zijnde [slachtoffer 2] ) niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van een geldbedrag;
( art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een wapenstok, althans een hard voorwerp, op zijn achterhoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer 1] (terwijl hij op de grond ligt)
meermalen (met geschoeide voet) in zijn zij en/of zijn buik en/of in/tegen zijn gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te schoppen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het lichaam te slaan/schoppen en/of door die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) over de grond te slepen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of (daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] (zijnde [slachtoffer 2] ) niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de deur dicht doen (van de ruimte waar zij zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 2] een stomp in het gezicht te geven en/of meermalen met een (houten) stok op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] te laten plaatsnemen in een auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto (in de richting van een pinautomaat) en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet zou betalen hij en/of zijn kinderen dood zou worden gemaakt;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet
op de openbare weg, een geldbedrag (van circa 1800 euro) en/of een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde (te weten aan [slachtoffer 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] te duwen en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] naar boven moest gaan en/of
- de deur dicht te doen (van de ruimte waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met een wapenstok en/of met een tafel(poot), althans een hard voorwerp) te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te schoppen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen te schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of naar de auto te slepen en/of die [slachtoffer 1] te laten plaatsnemen in die auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt
- die [slachtoffer 2] een stomp in het gezicht te geven en/of meermalen met een (houten) stok op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] een geldbedrag van 1800 euro te laten betalen en/of zijn autosleutels en/of horloge en/of pinpas af te pakken en/of die [slachtoffer 2] zijn pincode laten noemen en/of
- die [slachtoffer 2] te laten plaatsnemen in een auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto (in de richting van een pinautomaat) en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet zou betalen hij en/of zijn kinderen dood zou worden gemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van circa 1800 euro) en/of een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) door
- [slachtoffer 1] te duwen en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] naar boven moest gaan en/of
- de deur dicht te doen (van de ruimte waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met een wapenstok en/of met een tafel(poot), althans een hard voorwerp) te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te schoppen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen te schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of naar de auto te slepen en/of die [slachtoffer 1] te laten plaatsnemen in die auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt
- die [slachtoffer 2] een stomp in het gezicht te geven en/of meermalen met een (houten) stok op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] een geldbedrag van 1800 euro te laten betalen en/of zijn autosleutels en/of horloge en/of pinpas af te laten geven en/of die [slachtoffer 2] zijn pincode te laten noemen en/of
- die [slachtoffer 2] te laten plaatsnemen in een auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto (in de richting van een pinautomaat) en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet zou betalen hij en/of zijn kinderen dood zou worden gemaakt;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
6.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] te dwingen tot de afgifte van een geldbedrag (van circa 9500, althans circa 4500 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan naam [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte,
- die [slachtoffer 2] vast heeft gepakt en/of (daarbij) tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat hij moest gaan zitten en/of
- die [slachtoffer 2] met een (houten) stok, althans een hard voorwerp, meermalen tegen/op zijn lichaam heeft geslagen en/of
- ( daarbij) heeft gezegd dat die [slachtoffer 2] het geld voor zijn, verdachtes, bruiloft moest terug betalen en dat hij, verdachte, die [slachtoffer 2] anders zou doodmaken en/of
- de (auto)sleutels van die [slachtoffer 2] heeft gepakt en/of (daarbij) te zeggen dat hij, verdachte, de auto van die [slachtoffer 2] ook zou meenemen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
( art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , opgesteld door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 95-96.
2.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 1] , opgesteld door [verbalisant 3] en [verbalisant 2] , p. 112.
3.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] , opgesteld door [verbalisant 4] , p. 150.
4.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden, opgesteld door [verbalisant 4] , p.72.
5.Proces-verbaal van bevindingen camerabeelden [slachtoffer 2] , opgesteld door [verbalisant 5] , p. 91 en 93.
6.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 juni 2018.
7.Een schriftelijk bescheid, te weten een geneeskundige verklaring, p. 124