ECLI:NL:RBMNE:2018:3444

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
16/659030-18
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van afpersing met vrijspraak voor wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling

Op 11 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere feiten, waaronder afpersing, wederrechtelijke vrijheidsberoving en mishandeling. De zaak vond plaats in Utrecht en de verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van afpersing van [slachtoffer 2] op 9 januari 2018. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met medeverdachten [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] betrokken was bij de afpersing, waarbij [slachtoffer 2] onder druk werd gezet om een geldbedrag van 1780 euro af te geven. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1]. De rechtbank heeft echter vrijspraak uitgesproken voor de andere tenlastegelegde feiten, waaronder de wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] en de mishandeling van zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2]. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor deze feiten, aangezien de verklaringen van de slachtoffers niet overtuigend genoeg waren om de betrokkenheid van de verdachte te onderbouwen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 31 dagen voorwaardelijk, en er werden bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met de slachtoffers. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Utrecht
Parketnummer: 16/659030-18
Vonnis van de meervoudige kamer van 11 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1987] te [geboorteplaats] (Marokko),
wonende aan [adres] , [woonplaats] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 26 april 2018 en 27 juni 2018.
De zaak is gelijktijdig, maar niet gevoegd behandeld met de zaak tegen medeverdachten
[medeverdachte 1] (parketnummer 16/659031-18) en [medeverdachte 2]
(parketnummer 16/659029-18).
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en de standpunten van officier van justitie mr. R.E. Craenen en van hetgeen verdachte en mr. K.A. Krikke, advocaat te Baarn, naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
feit 1op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging,
[slachtoffer 1] (verder ook: [slachtoffer 1] ) opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd met oogmerk [slachtoffer 2] (verder ook: [slachtoffer 2] ) te dwingen iets te doen of niet te doen;
feit 2op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging, heeft geprobeerd [slachtoffer 1] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen en/of [slachtoffer 1] heeft mishandeld;
feit 3op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging,
[slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling;
feit 4op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging,
[slachtoffer 2] opzettelijk wederrechtelijk van zijn vrijheid heeft beroofd;
feit 5op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging, met geweld een geldbedrag (van circa 1800 euro) en/of een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een horloge van [slachtoffer 2] heeft gestolen
en/of
op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, al dan niet in vereniging, [slachtoffer 2] heeft afgeperst.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.WAARDERING VAN HET BEWIJS

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht de onder 1, 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend te bewijzen. De officier van justitie vordert op onderdelen partiële vrijspraak. Ook voor feit 3 wordt vrijspraak gevorderd.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit.
Verdachte is op geen enkele manier betrokken geweest bij feit 1. Ook bij feit 2 heeft verdachte geen aandeel gehad. Uit de verklaring van aangever [slachtoffer 2] blijkt ook dat verdachte steeds beleefd is gebleven, dat hij niet door verdachte is bedreigd en dat verdachte hem niet heeft aangeraakt. Verdachte is niet betrokken geweest bij feit 3. Hij was niet aanwezig bij, en niet op de hoogte van, wat zich in de auto bij aangever [slachtoffer 1] afspeelde. Over feit 4 heeft [slachtoffer 2] verklaard dat hij vrijwillig is meegegaan en dat het gesprek dat in de auto plaatsvond vriendelijk was. Daarnaast hebben verdachte en [slachtoffer 2] na de gebeurtenissen op 9 januari 2018 nog een aantal malen contact gehad. Dit is een contra-indicatie voor een ontvoering. Bij feit 5 is geen sprake van diefstal of afpersing. [slachtoffer 2] heeft het geld vrijwillig afgegeven. Daarnaast had verdachte recht op het geld. Er is dus geen sprake van wederrechtelijk ontnemen. Bij geen van de feiten is sprake van medeplegen door verdachte.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal bij het bespreken van de feiten zoveel mogelijk de chronologische volgorde aanhouden van de gebeurtenissen die zich op 9 januari 2018 zouden hebben afgespeeld en niet de volgorde zoals op de tenlastelegging is gehanteerd.
Ten aanzien van het onder feit 5 ten laste gelegde
Verdachte heeft ter terechtzitting – zakelijk weergeven – verklaard:

[medeverdachte 1] heeft op mijn verzoek gebeld en de afspraak met [slachtoffer 2] gemaakt. Ik ben samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en een vriend van [medeverdachte 1] het pand ingegaan. Ik wilde bij [slachtoffer 2] verhaal halen waarom hij mijn geld niet had terugbetaald.” [1]
Verdachte heeft bij de politie verklaard:

Ik liep (…) naar [slachtoffer 2] (…). We liepen (…) naar het kantoor. Toen we eenmaal op kantoor waren ging [slachtoffer 2] op zijn eigen stoel zitten en ik zat tegenover hem. [medeverdachte 1] en zijn vriend (…) zaten achter mij op stoelen. Ik vroeg hem waarom hij de borg nog niet had betaald. Hij kwam met allerlei excuses (…) en hij begon best wel hard te praten. Door die harde manier van praten stonden mijn broertje en zijn vriend op en liepen naar [slachtoffer 2] toe. Ik hoorde ze allebei tegen [slachtoffer 2] zeggen (…) waarom speel je verstoppertje? (…) [slachtoffer 2] (…) gaf mij toen een stapeltje geld en [slachtoffer 2] zei mij dat het bijna 1800 euro was. Ik heb dat geld in mijn zak gedaan.
(…) Daarna hebben [slachtoffer 2] en ik (…) het geld geteld. We kwamen uit op 1780 euro. [2]
Aangever [slachtoffer 2] heeft verklaard:

V: Bent u de eigenaar van cateringbedrijf (…) wat gevestigd zit aan de [adres] te [vestigingsplaats] (…)?
A: Ja klopt.” [3]
En over de afspraak op 9 januari 2018 [4] heeft [slachtoffer 2] verklaard:
(…) V: U verklaarde dat man 3 uw geld had afgepakt. Hoe is dat gegaan?
A: (…) Ik heb 1800,- euro (…) gegeven (…) aan die kale (…) met wie ik in de auto zat. [5]
en

Ze hebben [slachtoffer 1] naar het kantoor gebracht en ze gingen hem slaan voor mijn ogen. (…) Ik heb hun die 1800 euro gegeven. [6]
Bewijsoverweging ten aanzien van het onder feit 5 ten laste gelegde
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich samen met medeverdachte [medeverdachte 1] schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van afpersing.
De rechtbank stelt voorop dat van medeplegen sprake is wanneer twee of meer personen gezamenlijk een strafbaar feit plegen Daarbij hoeven niet alle delictsbestanden door alle daders vervuld te zijn. Nodig is dat er een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten en/of dat er sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering.
Verdachte heeft aan medeverdachte [medeverdachte 1] gevraagd om onder valse voorwendselen een afspraak te maken met aangever [slachtoffer 2] . Vervolgens zijn verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] samen naar [slachtoffer 2] gegaan en zijn ze beiden in het kantoor van [slachtoffer 2] geweest. In het kantoor heeft [slachtoffer 2] het geld aan verdachte gegeven. De rechtbank is van oordeel dat geen sprake is van een vrijwillige afgifte van het geld. De afgifte van het geld heeft plaatsgevonden aansluitend op het geweld dat medeverdachte [medeverdachte 1] in dat kantoor had gebruikt tegen [slachtoffer 1] . Verdachte heeft de afgifte van het geld afgedwongen door gebruik te maken van de angst die bij [slachtoffer 2] is ontstaan als gevolg van voornoemd geweld.
Voor een veroordeling voor het medeplegen van afpersing is niet vereist dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt. Van belang is dat verdachte een substantiële rol in het geheel moet hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is. Verdachte heeft bedacht om onder valse voorwendselen een afspraak te maken en hij heeft het geld aangepakt nadat in het kantoor geweld was gebruikt.
Uit deze omstandigheden volgt dat sprake was van een bewuste en nauwe samenwerking tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] . Aan de criteria voor medeplegen is daarmee voldaan. De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat [slachtoffer 2] andere goederen dan € 1.780,- heeft afgegeven. Evenmin acht de rechtbank bewezen dat op andere wijze dwang is uitgeoefend dan het meermalen slaan van [slachtoffer 1] . De verklaring van [slachtoffer 1] of van [slachtoffer 2] wordt op die punten niet ondersteund door ander bewijs. Verdachte wordt dan ook partieel vrijgesproken van de overige goederen en gedachtestreepjes.
Nu het geld is afgegeven en niet afgenomen zal verdachte ook worden vrijgesproken van het onder 5, eerste cumulatief/alternatief, ten laste gelegde.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van de aangevers
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de aangevers wisselend en tegenstrijdig hebben verklaard. Om die reden zijn de verklaringen volgens de verdediging onbetrouwbaar en dienen zij van het bewijs te worden uitgesloten.
Hoewel de verklaringen van de aangevers op enkele onderdelen van elkaar afwijken, komen hun verklaringen in de kern overeen. Daarnaast worden de verklaringen, voor zover gebruikt voor het bewijs, door andere bewijsmiddelen ondersteund, zoals hiervoor is besproken. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de verklaringen voldoende geloofwaardig zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt. Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 1 en 4 ten laste gelegde
De rechtbank heeft kennisgenomen van de verklaring die [slachtoffer 2] heeft afgelegd. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij zelf in de auto is gestapt, geen enkel geweld tegen hem is gebruikt en dat hij en verdachte elkaar met respect hebben behandeld. In het dossier bevinden zich geen bewijsmiddelen waaruit blijkt dat aangever [slachtoffer 2] is gedwongen om in de auto plaats te nemen en/of dat in de auto geweld tegen hem is gepleegd, dan wel daarmee zou zijn gedreigd.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat sprake is van wederrechtelijke vrijheidsberoving. Verdachte wordt daarom van dit feit vrijgesproken.
De officier van justitie acht op grond van de samenhang tussen feit 1 en feit 4 bewezen dat verdachte medepleger is van feit 1. De rechtbank volgt deze lezing van de officier van justitie niet. Bij verdachte en de medeverdachten is niet bewezen dat [slachtoffer 2] wederrechtelijk van zijn vrijheid is beroofd (feit 4), zodat van een samenhang tussen feit 1 en 4 geen sprake kan zijn. Evenmin is gebleken dat verdachte een substantiële rol had in de vrijheidsberoving van [slachtoffer 1] . Er is dan ook geen sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, zodat verdachte van feit 1 wordt vrijgesproken.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte feit 2 heeft begaan. Uit het dossier volgt niet dat verdachte zelf geweld heeft gebruikt.
Ook is niet vast komen te staan dat verdachte bij de mishandeling aanwezig was. Zelfs indien kan worden vastgesteld dat verdachte de gebeurtenissen heeft waargenomen, is het enkele niet distantiëren onvoldoende om te spreken van medeplegen. Het gaat er bij medeplegen immers om dat de verdachte een wezenlijke bijdrage moet hebben geleverd aan het delict. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is en spreekt verdachte van dit feit vrij.
Vrijspraak ten aanzien van het onder feit 3 ten laste gelegde
De rechtbank acht – evenals de officier van justitie en de verdediging – niet bewezen dat verdachte hetgeen onder de feit 3 ten laste is gelegd, heeft begaan. Verdachte wordt van dit feit vrijgesproken.

5.BEWEZENVERKLARING

De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte:
feit 5
op 9 januari 2018 te Utrecht, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen, door geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag van 1780 euro, dat toebehoorde aan die [slachtoffer 2] , door [slachtoffer 1] meermalen te slaan.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Hetgeen onder feit 5 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. Verdachte wordt hiervan vrijgesproken.

6.STRAFBAARHEID VAN DE FEITEN

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezen verklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezen verklaarde levert volgens de wet de volgende strafbare feiten op:
feit 5
tweede cumulatief/alternatief:medeplegen van afpersing

7.STRAFBAARHEID VAN VERDACHTE

Er is geen omstandigheid gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.OPLEGGING VAN STRAF

8.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte ter zake van het door de officier van justitie bewezen geachte te veroordelen tot:
- een gevangenisstraf van 15 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan een gedeelte van 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren, met als bijzondere voorwaarden een locatie- en contactverbod zoals door de benadeelde partijen is verzocht.
De officier van justitie heeft bij het bepalen van zijn strafeis meegenomen dat verdachte geen recente recidive heeft. De officier van justitie rekent het verdachte aan dat hij de afspraak onder valse voorwendselen heeft laten maken.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging betoogt primair dat verdachte moet worden vrijgesproken. Indien verdachte wordt veroordeeld, verzoekt de verdediging rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden. Verdachte heeft geen relevante documentatie en de reclassering is positief. Naar aanleiding van de gebeurtenissen is verdachte gescheiden, is zijn zaak in Dronten gesloten en is hij een opdracht als storingsmonteur kwijtgeraakt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van afpersing. De afpersing en het daarbij toegepaste geweld hebben een grote inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit en het geestelijk welzijn van beide aangevers.
De rechtbank overweegt in het bijzonder dat verdachte zich opgelicht voelde en verhaal heeft willen halen. Verdachte en zijn medeverdachten hebben vervolgens op volstrekt ontoelaatbare en grensoverschrijdende wijze het recht in eigen hand genomen, zonder in enige mate rekening te houden met de gevolgen voor de slachtoffers. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij degene is geweest die heeft bedacht om onder valse voorwendselen een afspraak met [slachtoffer 2] te maken en vervolgens het geld van [slachtoffer 2] afhandig heeft gemaakt.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte. Daaruit blijkt dat verdachte meer dan tien jaar geleden is veroordeeld voor twee geweldsmisdrijven en een vermogensdelict. Dit wordt niet in het nadeel van verdachte worden meegewogen, omdat het oudere veroordelingen zijn. Daarnaast heeft de rechtbank geconstateerd dat in het reclasseringsrapport van 26 maart 2018 positief over verdachte wordt gesproken. Dit zal in het voordeel van verdachte worden meegewogen. De rechtbank acht minder feiten bewezen verklaard dan door de officier van justitie is gevorderd. Om die reden wordt van de strafeis van de officier van justitie afgeweken en komt de rechtbank tot de oplegging van een lagere straf. De persoonlijke omstandigheden van verdachte waarop door de verdediging een beroep is gedaan, vormen geen aanleiding tot het opleggen van een nog lagere straf.
Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 200 dagen, waarvan 31 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht, passend en geboden.
Om de slachtoffers te beschermen zal de rechtbank aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden verbinden van een contactverbod met [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en een locatieverbod met een straal van 500 meter rondom de woningen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .

9.BENADEELDE PARTIJ

[slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hebben zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd.
[slachtoffer 2] vordert een bedrag van € 51.800,-. Dit bedrag bestaat uit € 1.800,- aan materiële schade en € 50.000,- aan immateriële schade. [slachtoffer 1] vordert een bedrag van € 6.449,19. Dit bedrag bestaat uit € 2.449,19 aan materiële schade en € 4.000,- aan immateriële schade.
9.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat van de vordering van [slachtoffer 2] tot
€ 1.000,- aan immateriële schade kan worden toegewezen. De rest van de immateriële schade is onvoldoende onderbouwd en de benadeelde partij is op dat punt niet-ontvankelijk in zijn vordering. De materiële schade van € 1.800,- is door verdachte veroorzaakt. Verdachte is degene die het bedrag heeft ontvangen.
De materiële schade die [slachtoffer 1] heeft gevorderd kan tot € 39,55 worden toegewezen. Voor het overige bedrag geldt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is. De vordering van
€ 4.000,- met betrekking tot de immateriële schade kan volledig worden toegewezen.
De officier van justitie verzoekt verdachte hoofdelijk aansprakelijk te stellen.
Ten aanzien van beide vorderingen geldt dat deze met de wettelijke rente moeten worden vermeerderd. Daarnaast eist de officier van justitie bij beide vorderingen de oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2
Het standpunt van de verdediging
[slachtoffer 2] is met betrekking tot de materiële schade niet-ontvankelijk in zijn vordering. [slachtoffer 2] heeft conform afspraak € 1.780,- overhandigd. Indien [slachtoffer 2] persisteert bij zijn vordering wil de verdediging getuigen horen, waartoe het strafproces zich niet leent. De immateriële schade moet worden afgewezen nu deze schade op geen enkele wijze is onderbouwd.
Bij de materiële schade die door [slachtoffer 1] wordt gevorderd is de schadebeperkingsplicht van toepassing. Daarnaast zijn de geclaimde kosten geen rechtstreekse schade. [slachtoffer 1] is ten aanzien van deze schade dan ook niet-ontvankelijk in zijn vordering. De immateriële schade is alleen met medische stukken onderbouwd en daarnaast kan de gebroken neus niet aan verdachte worden toegerekend. [slachtoffer 1] is ten aanzien van deze schade niet-ontvankelijk in zijn vordering. Indien de rechtbank van oordeel is dat de schade wel aan verdachte kan worden toegerekend dan zal deze tot € 750,- moeten worden gematigd.
9.3
Het oordeel van de rechtbank
Vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2]
Vaststaat dat de benadeelde partij [slachtoffer 2] als gevolg van het onder feit 5 bewezen verklaarde rechtstreeks schade heeft geleden.
De rechtbank wijst € 1.780,- aan materiële schade toe, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling. Dit bedrag is tijdens de afpersing door [slachtoffer 2] afgegeven. Dat verdachte stelt dat hij recht had op het bedrag, doet geen afbreuk aan de onrechtmatige wijze waarop hij op 9 januari 2018 in het bezit is gekomen van het bedrag van € 1.780,-. De verdachte is naar burgerlijk recht samen met zijn medeverdachte [medeverdachte 1] hoofdelijk aansprakelijk voor de schade. Dit betekent dat verdachte tegenover [slachtoffer 2] voor dat hele bedrag aansprakelijk is.
[slachtoffer 2] heeft meer gevorderd dan de rechtbank toewijst. [slachtoffer 2] wordt ten aanzien van het meer aan materiële schade gevorderde niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering, omdat het causale verband tussen de opgegeven kosten en de bewezenverklaarde feiten onvoldoende duidelijk is. De rechtbank bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Als extra waarborg voor betaling zal de rechtbank ten behoeve van [slachtoffer 2] aan verdachte de verplichting opleggen tot betaling aan de Staat van het bedrag van € 1.780,-,
te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling. Als door verdachte niet wordt betaald, zal deze verplichting worden aangevuld met 27 dagen hechtenis, waarbij toepassing van de hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
De betaling die is gedaan aan de Staat wordt op de verplichting tot betaling aan [slachtoffer 2] in mindering gebracht. Dit geldt andersom ook indien betaling is gedaan aan [slachtoffer 2] .
Met betrekking tot de immateriële schade is [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in zijn vordering, nu de vordering op dit punt op geen enkele wijze is onderbouwd. De rechtbank bepaalt dat de vordering voor dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1]
Niet is komen vast te staan dat de schade van [slachtoffer 1] het gevolg is van het bewezenverklaarde deel van feit 5. De rechtbank verklaart [slachtoffer 1] daarom niet-ontvankelijk in zijn vordering ten aanzien van verdachte.

10.TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN

De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 60a en 317 van het Wetboek van Strafrecht, zoals de artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

11.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het onder 1, eerste cumulatief/alternatief, 2, 3, 4 en 5 eerste cumulatief/alternatief ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Bewezenverklaring
- verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld;
- verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard ten aanzien van feit 5 en spreekt verdachte daarvan vrij;
Strafbaarheid
- verklaart het bewezen verklaarde feit strafbaar en kwalificeert dit zoals hiervoor in rubriek 6 is vermeld;
- verklaart verdachte daarvoor strafbaar;
Oplegging straf
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 200 (tweehonderd) dagen;
- beveelt dat 31 (éénendertig) dagen van deze straf niet ten uitvoer zullen worden gelegd, tenzij later anders wordt gelast;
- stelt daarbij een proeftijd van 2 (twee) jaren vast;
- bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren navolgende algemene en bijzondere voorwaarden niet is nagekomen:
Algemene voorwaarde dat de veroordeelde:
 zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
Bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
 wordt verboden contact te (laten) leggen en/of te hebben met [slachtoffer 1] , geboren op [1983] te [geboorteplaats] (Marokko) en [slachtoffer 2] , geboren op [1965] te [geboorteplaats] (Marokko);
 zich niet zal ophouden binnen een afstand van 500 meter rondom het woonadres van [slachtoffer 1] ( [adres] te [woonplaats] ) en het woonadres van [slachtoffer 2] ( [adres] te [woonplaats] , België);
- beveelt dat de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van deze straf geheel in mindering zal worden gebracht.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
- wijst de vordering van [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 1.780,-
(zegge: zeventienhonderdtachtig euro);
- verklaart [slachtoffer 2] voor wat betreft het meer gevorderde niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
- veroordeelt verdachte hoofdelijk tot betaling aan [slachtoffer 2] van het toegewezen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling, met dien verstande dat indien en voor zover reeds ander/anderen (gedeeltelijk) is betaald, verdachte (in zoverre) van deze verplichting zal zijn bevrijd;
- legt verdachte de hoofdelijke verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 2] aan de Staat € 1.780,- te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2018 tot de dag van volledige betaling, bij niet betaling aan te vullen met 27 dagen hechtenis;
- bepaalt dat verdachte van zijn verplichting tot het vergoeden van schade is bevrijd als hij en/of zijn mededader op een van de hiervoor beschreven manieren de schade aan de benadeelde dan wel aan de Staat heeft vergoed;
- veroordeelt verdachte ook in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
Benadeelde partij [slachtoffer 1]
- verklaart [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de vordering voor dat deel kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.G. van Ommeren voorzitter, mr. drs. S.M. van Lieshout en mr. M.E. Falkmann, rechters, in tegenwoordigheid van mr. F.D.M. Osinga, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juli 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden,
door
- die [slachtoffer 1] te duwen en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] naar boven moest gaan en/of
- de deur dicht doen (van de ruimte waar zij zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met een wapenstok, althans een hard voorwerp, en/of met een tafel(poot)) te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te schoppen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen te schoppen en/of te slaan en/of
- de autosleutels van die [slachtoffer 1] (af) te pakken en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of naar de auto (van die [slachtoffer 1] ) te slepen en/of die [slachtoffer 1] te laten plaatsnemen in die auto en/of (vervolgens) weg te rijden met die auto en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] (zijnde [slachtoffer 2] ) niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt
met het oogmerk een ander, te weten [slachtoffer 2] , te dwingen iets te doen of niet te doen, te weten het betalen van een geldbedrag;
( art 282a lid 1 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] met een wapenstok, althans een hard voorwerp, op zijn achterhoofd heeft geslagen en/of die [slachtoffer 1] (terwijl hij op de grond ligt)
meermalen (met geschoeide voet) in zijn zij en/of zijn buik en/of in/tegen zijn gezicht heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
en/of
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] te schoppen (waardoor die [slachtoffer 1] ten val is gekomen) en/of (vervolgens, terwijl die [slachtoffer 1] op de grond lag) die [slachtoffer 1] meermalen op/tegen het lichaam te slaan/schoppen en/of door die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of (vervolgens) over de grond te slepen;
( art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, en/of met zware mishandeling, door een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of (daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] (zijnde [slachtoffer 2] ) niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt;
( art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
[slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft/hebben beroofd en/of beroofd gehouden, door
- de deur dicht doen (van de ruimte waar zij zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 2] een stomp in het gezicht te geven en/of meermalen met een (houten) stok op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] te laten plaatsnemen in een auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto (in de richting van een pinautomaat) en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet zou betalen hij en/of zijn kinderen dood zou worden gemaakt;
( art 282 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
( art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5.
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, al dan niet
op de openbare weg, een geldbedrag (van circa 1800 euro) en/of een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn/haar mededader(s) toebehoorde (te weten aan [slachtoffer 2] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl deze diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door
- die [slachtoffer 1] te duwen en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] naar boven moest gaan en/of
- de deur dicht te doen (van de ruimte waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met een wapenstok en/of met een tafel(poot), althans een hard voorwerp) te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te schoppen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen te schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of naar de auto te slepen en/of die [slachtoffer 1] te laten plaatsnemen in die auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt
- die [slachtoffer 2] een stomp in het gezicht te geven en/of meermalen met een (houten) stok op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] een geldbedrag van 1800 euro te laten betalen en/of zijn autosleutels en/of horloge en/of pinpas af te pakken en/of die [slachtoffer 2] zijn pincode laten noemen en/of
- die [slachtoffer 2] te laten plaatsnemen in een auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto (in de richting van een pinautomaat) en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet zou betalen hij en/of zijn kinderen dood zou worden gemaakt;
en/of
hij op of omstreeks 9 januari 2018 te Utrecht, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van circa 1800 euro) en/of een pinpas (met bijbehorende pincode) en/of een horloge, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan die [slachtoffer 2] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) door
- [slachtoffer 1] te duwen en/of (daarbij) te zeggen dat die [slachtoffer 1] naar boven moest gaan en/of
- de deur dicht te doen (van de ruimte waar die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich op dat moment bevonden) en/of (vervolgens) een tafel voor die deur te zetten en/of
- die [slachtoffer 1] meermalen (met een wapenstok en/of met een tafel(poot), althans een hard voorwerp) te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] te schoppen, waardoor die [slachtoffer 1] op de grond terecht kwam en/of (vervolgens) die [slachtoffer 1] meermalen te schoppen en/of te slaan en/of
- die [slachtoffer 1] vast te pakken en/of naar de auto te slepen en/of die [slachtoffer 1] te laten plaatsnemen in die auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto en/of
- een pistool, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 1] te tonen en/of omhoog te houden en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 1] te zeggen dat als [slachtoffer 2] niet zou betalen de tanden van die [slachtoffer 1] er uit zouden worden gehaald/getrokken en/of dat die [slachtoffer 1] dood zou worden gemaakt
- die [slachtoffer 2] een stomp in het gezicht te geven en/of meermalen met een (houten) stok op het lichaam te slaan en/of
- die [slachtoffer 2] een geldbedrag van 1800 euro te laten betalen en/of zijn autosleutels en/of horloge en/of pinpas af te laten geven en/of die [slachtoffer 2] zijn pincode te laten noemen en/of
- die [slachtoffer 2] te laten plaatsnemen in een auto en/of vervolgens weg te rijden met die auto (in de richting van een pinautomaat) en/of
- ( daarbij) meermalen tegen die [slachtoffer 2] te zeggen dat als die [slachtoffer 2] niet zou betalen hij en/of zijn kinderen dood zou worden gemaakt;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
( art 312 lid 2 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )
( art 312 lid 1 Wetboek van Strafrecht )

Voetnoten

1.De verklaring van verdachte ter terechtzitting van 27 juni 2018.
2.Proces-verbaal verhoor van verdachte [verdachte] , opgesteld door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] , p. 337-338.
3.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] , opgesteld door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 132.
4.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] , opgesteld door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 135.
5.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] , opgesteld door [verbalisant 3] en [verbalisant 4] , p. 139
6.Proces-verbaal verhoor [slachtoffer 2] , opgesteld door [verbalisant 5] , p. 145.