Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.De procedure
- het verzoekschrift met de producties 1-14, ter griffie ingekomen op 30 januari 2018,
- het herzien verzoekschrift met de producties 1-15, ter griffie ingekomen op 3 mei 2018,
- het verweerschrift, ter griffie ingekomen op 24 mei 2018,
- de nagezonden producties 16 (d.d. 24 mei 2018), 17 (d.d. 28 mei 2018) en 18 (d.d. 30 mei 2018) van [verzoeker],
- de nagezonden productie 1 (d.d. 30 mei 2018) van Ziggo,
- de mondelinge behandeling gehouden op 31 mei 2018, waarbij beide partijen een pleitnota/spreekaantekeningen hebben overgelegd en waarvan aantekening is gehouden door de griffier.
2.Feiten
3.Het deelgeschil
4.De beoordeling
In dit geval twisten partijen - kort gezegd - over de vraag of Ziggo ten opzichte van [verzoeker] aansprakelijk is voor het hem op of omstreeks 20 september 2013 overkomen ongeval en gehouden is de daardoor door [verzoeker] geleden materiële en immateriële schade te vergoeden. Ziggo (en haar aansprakelijkheidsverzekeraar Nationale Nederlanden) heeft tot nu toe steeds aansprakelijkheid, op welke grond dan ook, van de hand gewezen. Met een oordeel daarover kán de thans ontstane impasse tussen partijen worden doorbroken en kunnen, bij aansprakelijkheid, de onderhandelingen in principe worden opgestart of voortgezet. Ter zitting heeft Ziggo in ieder geval aangegeven na deze procedure (bij de door haar bepleite afwijzing van de door [verzoeker] gevorderde verklaring voor recht) het bewijs in deze zaak nader te willen bekijken, samen met [verzoeker].
JAR2012/305
Speedboat).
JAR2009, 128
Rollerskate).
“Ja, balen zeg wat een struikeling kan aanrichten… die parkeerplaats lag ook vol nare rommel dus ik kan me er wat bij voorstellen. Veel sterkte en hopelijk tot binnenkort (…)”. Dit bericht alleen is onvoldoende om thans de door [verzoeker] gestelde feitelijke situatie op het terrein aan te nemen. Dit betekent dat een en ander door middel van nadere onderbouwing en/of bewijslevering (dat door [verzoeker] in het algemeen is aangeboden) duidelijk moet worden. In het kader van deze deelgeschilprocedure is daarvoor in principe geen ruimte. De kantonrechter ziet in dit geval geen aanleiding op dat uitgangspunt een uitzondering te maken.