ECLI:NL:RBMNE:2018:3360

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
18 juli 2018
Publicatiedatum
18 juli 2018
Zaaknummer
C/16/460884 / KG ZA 18-308
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor gebruik pand door Stichting Arkin in Utrecht ondanks bezwaren van omwonenden

Op 18 juli 2018 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in een kort geding tussen omwonenden van een pand aan de Wittevrouwenkade in Utrecht en Stichting Arkin. De omwonenden, vertegenwoordigd door meerdere eisers, vorderden een verbod op het gebruik van het pand door Arkin, dat als behandellocatie voor verslavingszorg zou dienen. De eisers vreesden voor overlast, verwijzend naar eerdere incidenten in de buurt door andere verslavingszorginstellingen en de aanwezigheid van coffeeshops en hangplekken voor drugsverslaafden. De voorzieningenrechter oordeelde echter dat er op dat moment geen overlast was vastgesteld en dat het niet mogelijk was om een locatie te sluiten op basis van mogelijke toekomstige overlast. De rechtbank wees erop dat er een goed buurtbeheerplan was opgesteld, dat bekend was bij de gemeente en de politie, en dat Arkin alleen tijdens kantooruren geopend zou zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat de vorderingen van de omwonenden niet konden worden toegewezen, omdat er onvoldoende bewijs was dat Arkin onrechtmatige hinder zou veroorzaken. De vorderingen werden afgewezen en de eisers werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/460884 / KG ZA 18-308
Vonnis in kort geding van 18 juli 2018
in de zaak van

1.[eiser 1]

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiser 3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser 4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser 5],
wonende te [woonplaats] ,
6.
[eiser 6],
wonende te [woonplaats] ,
7.
[eiser 7],
wonende te [woonplaats] ,
eisers, gezamenlijk ook te noemen: [eiser 1] c.s.
advocaat mr. R. van Domselaar te Utrecht,
tegen
1. de stichting
STICHTING ARKIN,
gevestigd te Amsterdam,
hierna te noemen: Arkin,
advocaat mr. A.C. de Kanter,
2. de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE UTRECHT,
zetelend te Utrecht,
hierna te noemen: de Gemeente,
advocaat mr. L.A. de Vrey,
gedaagden, gezamenlijk ook te noemen: Stichting Arkin c.s.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 20 juni 2018 met producties 1 tot en met 34,
  • de mondelinge behandeling,
  • de pleitnota van [eiser 1] c.s.,
  • de pleitnota van Arkin,
  • de pleitnota van de Gemeente.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser 1] c.s. wonen in de omgeving van de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] .
2.2.
De Gemeente heeft op 28 november 2017 een huurovereenkomst gesloten met Arkin voor de bedrijfsruimte aan de [vestigingsadres] te [vestigingsplaats] .
2.3.
Op 2 juli 2018 heeft Arkin het pand in gebruik genomen. Het pand zal deels worden gebruikt als kantoor voor de ambulante zorgteams van Jellinek en Inforsa, beide onderdeel van Arkin, en deels als behandellocatie. Jellinek is specialist op het gebied van verslavingszorg, Inforsa biedt behandel- en reclasseringsprogramma’s voor volwassenen met problemen op psychiatrisch, verslavings- en forensisch gebied.
2.4.
Op 3 juli 2018 is het [vestigingsadres] Basisafspraken Buurtbeheerplan (hierna: het buurtbeheerplan) getekend namens de Gemeente, de politie, Arkin, Stichting Goud, Singelzicht en zes bewoners, niet zijnde [eiser 1] c.s.

3.Het geschil

3.1.
[eiser 1] c.s. vordert om, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
de Gemeente en Arkin op straffe van een dwangsom te verbieden de behandellocatie aan de [vestigingsadres] in [vestigingsplaats] in gebruik te (laten) nemen door Arkin, althans te verbieden om het pand in gebruik te (laten) nemen door Arkin tot de Gemeente en Arkin een (aangepast) omgevingsbeheerplan hebben vastgesteld in samenspraak met eisers, dat goedgekeurd is door de politie.
gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, voorlopig te begroten op € 925,-, alsmede gedaagden hoofdelijk te veroordelen in de kosten van dit geding en de nakosten.
3.2.
Aan deze vorderingen legt zij het volgende ten grondslag. Stichting Arkin c.s. veroorzaakt onrechtmatige hinder jegens eisers. Arkin had eerder locaties in Utrecht en in de omgeving van deze locaties was er veel overlast van de cliënten. Een dergelijke behandellocatie heeft daarnaast een aanzuigende werking op drugsverslaafden en –dealers. De [vestigingsadres] ligt in een woonwijk waar veel gezinnen woonachtig zijn. De afgelopen jaren hebben zich veel incidenten voorgedaan in dit deel van de binnenstad van [vestigingsplaats] als gevolg van de komst van een andere verslaafdenopvang, coffeeshops, hangplekken met drugsverslaafden en illegale prostitutie. De omwonenden verwachten dat dit met de komst van Arkin zal verergeren. De politie heeft op 6 september 2017 onder meer om deze reden een negatief advies gegeven voor de locatie. [eiser 1] c.s. is daarnaast niet adequaat geïnformeerd en op geen enkele wijze betrokken bij de uitwerking van de basisafspraken tussen de Gemeente en Arkin in het buurtbeheerplan. Tevens merkt [eiser 1] c.s. op dat het buurtbeheerplan onvolledig en onjuist is en de overlast door de cliënten van Arkin niet kan voorkomen.
3.3.
Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vorderingen van [eiser 1] c.s. met veroordeling van [eiser 1] c.s. in de proceskosten. Stichting Arkin c.s. voert daartoe aan dat in deze procedure niet beoordeeld kan worden of er in de toekomst sprake zal zijn van overlast veroorzaakt door Arkin in de zin van onrechtmatige hinder jegens eisers. Verder voert Stichting Arkin c.s. aan dat na uitvoerige afweging en zorgvuldige besluitvoering door de Gemeente de huurovereenkomst met Arkin is gesloten. Arkin en de Gemeente hebben daarbij acht basisafspraken gemaakt die zijn gericht op het voorkomen van en optreden tegen eventuele overlast in de omgeving van de [vestigingsadres] . De behandellocatie is daarnaast alleen doordeweeks tijdens kantooruren geopend, het is geen verblijfkliniek. Voor wat betreft de overlast betwist Stichting Arkin c.s. dat er overlast was in de omgeving van de eerdere locaties van Arkin. Eisers hebben niet aangetoond dat er op dit moment sprake is van hinder, alle gegeven voorbeelden zien op het verleden. Het enkele gebruik door Jellinek en Inforsa van de locatie brengt niet met zich mee dat er zonder meer in de toekomst sprake zal zijn van onrechtmatige hinder jegens eisers. Ten slotte is er, in tegenstelling tot wat eisers aanvoeren, wel voldoende voorlichting gegeven en zijn er bijeenkomsten voor omwonenden georganiseerd. Arkin en de Gemeente hebben drie maal voorlichting gegeven en in januari 2018 zijn er drie avonden georganiseerd om een buurbeheergroep op te richten. Omwonenden konden en kunnen zich nog steeds aanmelden voor de buurtbeheergroep, eisers hebben dit niet gedaan. De buurtbeheergroep heeft de door Arkin en de Gemeente eerder opgestelde basisafspraken uitgewerkt in het buurtbeheerplan, dat inmiddels is ondertekend door onder meer een aantal omwonenden en de politie.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om een voorlopige voorziening te kunnen treffen moet sprake zijn van een spoedeisend belang. Het spoedeisend belang van deze zaak vloeit voort uit de aard van de vordering.
4.2.
Daargelaten of de Gemeente een verbod kan worden opgelegd om de behandellocatie in gebruik te (laten) nemen, is de voorzieningenrechter het volgende van oordeel.
4.3.
Volgens [eiser 1] c.s. veroorzaakt Stichting Arkin c.s. jegens hem onrechtmatige hinder in de zin van artikel 5:37 jo. 6:162 Burgerlijk Wetboek, omdat de buurt waarin eisers wonen al onrustig is en een instelling als Arkin meer onrust zal doen ontstaan. Stichting Arkin c.s. voert hiertegen aan dat eisers niet aantonen dat er op dit moment sprake is van hinder en dat het enkele gebruik door Jellinek en Inforsa van de locatie niet met zich meebrengt dat er nu al vast staat dat in de toekomst sprake zal zijn van onrechtmatige hinder jegens eisers.
4.4.
Arkin heeft onweersproken gesteld dat [eiser 1] c.s. op dit moment geen hinder ondervindt die aan haar toe te rekenen is. De hinder in de wijk die omwonenden zouden ondervinden, valt volgens de stellingen van [eiser 1] c.s. toe te rekenen aan derden, te weten de verslaafdenopvang, coffeeshops, hangplekken met drugsverslaafden en illegale prostitutie die in de buurt zouden zijn gevestigd. De redenering dat (de cliënten van) Arkin hinder zal (zullen) veroorzaken in de toekomst, omdat dit een logisch gevolg is van het vestigen van een dergelijke behandellocatie in een reeds onrustige buurt, volgt de voorzieningenrechter niet. In de stukken wordt meerdere malen verwezen naar ervaringen van buurtbewoners van de voormalige kliniek in de ABC-straat, maar dit is geen goede vergelijking met de [vestigingsadres] , omdat in de ABC-straat een verblijfkliniek was gevestigd. Bovendien is het aanvoeren van de ervaringen uit het verleden van buurtbewoners van andere behandel- en opvanglocaties van Arkin onvoldoende om te kunnen concluderen dat Arkin overlast gaat veroorzaken aan de [vestigingsadres] . Daarenboven wordt door Stichting Arkin c.s. weersproken dat er sprake was van ontoelaatbare hinder op andere locaties. Voor de locatie van Arkin aan de [vestigingsadres] is verder door alle betrokkenen een buurtbeheerplan ondertekend dat is gericht op het voorkomen van en optreden tegen eventuele overlast in de omgeving van de [vestigingsadres] .
4.5.
De voorzieningenrechter overweegt verder dat het de Gemeente, binnen de kaders van wet- en regelgeving, vrij staat te beslissen aan wie zij verhuurt. [eiser 1] c.s. stelt dat hij niet adequaat geïnformeerd en op geen enkele wijze betrokken is bij de uitwerking van de basisafspraken tussen de Gemeente en Arkin in het buurtbeheerplan. Gelet op de gemotiveerde betwisting van deze stelling door Stichting Arkin c.s., zal de voorzieningenrechter de stelling van [eiser 1] c.s. als onvoldoende onderbouwd passeren. De primaire vordering van [eiser 1] c.s. zal daarom worden afgewezen.
4.6.
De stelling van [eiser 1] c.s. dat het buurtbeheerplan slechts een werkdocument is, is onjuist; het buurtbeheerplan is door vele partijen ondertekend en er zijn concrete afspraken in vastgelegd. Gelet op de tekst en inhoud van het buurtbeheerplan en de gemotiveerde betwisting van Stichting Arkin c.s. is de stelling dat het buurtbeheerplan onvolledig en onjuist onvoldoende onderbouwd en passeert de voorzieningenrechter deze stelling. De subsidiaire vordering van [eiser 1] c.s. zal daarom ook worden afgewezen.
4.7.
[eiser 1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van deze procedure worden veroordeeld. De proceskosten worden aan de zijde van Arkin begroot op € 633,00 (1 punt x tarief € 633). Aan de zijde van de Gemeente worden de proceskosten tot op heden begroot op € 633,00 (1 punt x tarief € 633).
De nakosten, waarvan de Gemeente betaling vordert, zullen op de in het dictum weergegeven wijze worden begroot.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
wijst de vorderingen af;
5.2.
veroordeelt [eiser 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening, aan de zijde van Arkin begroot op € 633,00 en aan de zijde van de Gemeente tot op heden begroot op € 633,00;
5.3.
veroordeelt [eiser 1] c.s. hoofdelijk, onder de voorwaarde dat hij niet binnen 14 dagen na aanschrijving door de Gemeente volledig aan dit vonnis voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten aan de zijde van de Gemeente, begroot op:
- € 100,-- aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.4.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.S. Elkhuizen-Koopmans, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van mr. M.J. Westerink, griffier, in het openbaar uitgesproken op 18 juli 2018.