Uitspraak
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
1.[eiseres sub 1] ,
[eiseres sub 2] B.V.,
[eiseres sub 3] B.V.,
1.De procedure
- de dagvaarding met producties en beslagstukken;
- de conclusie van antwoord met eis in reconventie, met een niet-aangekondigde incidentele eis en met producties;
- het tussenvonnis van 30 maart 2016;
- de conclusie van antwoord in reconventie en in het incident, met producties, en de afzonderlijke akte met aanvullende vorderingen in conventie.
- de akte waarin eisers de aanvullende vorderingen weer hebben ingetrokken, met producties;
- de antwoordakte van [gedaagde] met wijziging van de eis in reconventie;
- de akte met bezwaar tegen de wijziging van eis in reconventie.
2.De feiten
3.De beoordeling
in conventie sub Aeen verklaring voor recht:
- dat [gedaagde] mede aansprakelijk is voor de betaling van rente en aflossing op de geldlening die [eiseres sub 3] in 2009 heeft verstrekt aan hem en [eiseres sub 1] gezamenlijk,
- en dat dit meebrengt dat hij verbonden is voor een deel dat gelijk is aan dat waartoe [eiseres sub 1] is verbonden, althans dat hij hoofdelijk met [eiseres sub 1] verbonden is.
in conventie sub F primairveroordeling van [gedaagde] ‘om te gehengen en gedogen dat [eiseres sub 2] tot en met september 2015 heeft ingehouden op het deel van de huursom dat aan hem toekwam, zoals is verantwoord in de facturen die zijn uitgeschreven op naam van [gedaagde] als crediteur en ten laste van [eiseres sub 2] als debiteur en om daarbij de veroordeling van [eiseres sub 2] bij vonnis van de kantonrechter als voorzieningenrechter d.d. 16 december 2015 buiten effect te stellen’. Deze zin is grammaticaal onjuist. Kennelijk is bedoeld dat [gedaagde] de verrekening moet gedogen, en niet achteraf betaling mag vorderen van de bedragen die op de huurbetalingen zijn ingehouden. Dat komt op hetzelfde neer als hiervoor sub E, en moet dus om dezelfde reden worden afgewezen.
meer subsidiairom aan [eiseres sub 1] te vergoeden de rente en kosten waartoe [eiseres sub 2] in dat vonnis is veroordeeld. [eiseres sub 1] stelt dat zij aan [eiseres sub 2] schadevergoeding schuldig is omdat zij tegenover [eiseres sub 2] onrechtmatig heeft gehandeld door [gedaagde] te vertegenwoordigen terwijl zij die bevoegdheid niet had. Door die schadevergoeding betaalt zij feitelijk een deel van de schuld aan [eiseres sub 3] dat [gedaagde] aangaat, zodat zij dat op [gedaagde] mag verhalen. Dat veronderstelt echter wel dat [eiseres sub 1] feitelijk meer betaald heeft dan haar aandeel. [eiseres sub 1] licht niet toe hoeveel er nu in totaal is afgelost van de schuld aan [eiseres sub 3] en hoeveel zij daarvan betaald heeft. Bovendien staat, zoals gezegd, niet vast in welke verhoudingen die schuld [eiseres sub 1] en [gedaagde] aangaat. Daarom kunnen deze vorderingen niet worden toegewezen.
in reconventie tegen [eiseres sub 2] sub IVeen verklaring voor recht dat ieder vorderingsrecht van [eiseres sub 2] uit hoofde van de vaststellingsovereenkomst van 27 augustus 2004 door verjaring is vervallen. Op grond van artikel 3:307 lid 1 BW verjaart een vordering als deze door verloop van vijf jaar nadat de vordering opeisbaar is geworden. Omdat ook [gedaagde] niet stelt dat de vordering inmiddels opeisbaar is, is die termijn nog niet begonnen. Deze vordering kan niet worden toegewezen.