ECLI:NL:RBMNE:2018:3267

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
6745570 AC EXPL 18-777
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Europees civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de rechtsgeldigheid van een annuleringsbeding in consumentenovereenkomsten met betrekking tot reisboekingen

In deze zaak vordert Tui Nederland N.V. betaling van een bedrag van € 1.311,80 van [gedaagde], die in persoon procedeert. De vordering is gebaseerd op een annulering van een reis die op naam van [gedaagde] was geboekt. De procedure begon met een dagvaarding op 2 maart 2018, gevolgd door een conclusie van antwoord en repliek. De feiten van de zaak zijn als volgt: [gedaagde] heeft een aantal facturen van Tui ontvangen voor reizen naar Aruba, waarvan hij een deel heeft betaald en een deel niet. Tui stelt dat [gedaagde] in verzuim is geraakt en vordert betaling van de openstaande bedragen, inclusief rente en incassokosten. [gedaagde] betwist de vordering en stelt dat hij de boekingen tijdig heeft geannuleerd en dat hij onder druk heeft getekend voor de gewijzigde boekingen, zonder volledig te begrijpen wat hij ondertekende.

De kantonrechter heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat het annuleringsbeding van Tui mogelijk onredelijk bezwarend is, zoals bedoeld in artikel 6:237 BW en de Richtlijn 93/13/EEG. De rechter heeft Tui in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of de vordering mede is gebaseerd op het annuleringsbeding en om gegevens te verstrekken over de gemaakte kosten en gederfde winst. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
kantonrechter
locatie Amersfoort
zaaknummer: 6745570 AC EXPL 18-777 BJ/33913
Vonnis van 11 juli 2018
inzake
de naamloze vennootschap
Tui Nederland N.V.,
gevestigd te Rijswijk,
verder ook te noemen Tui,
eisende partij,
gemachtigde: Rosmalen Nedland Gerechtsdeurwaarders en Incasso,
tegen:
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
verder ook te noemen [gedaagde] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 2 maart 2018, met één productie,
- de conclusie van antwoord (‘verweerschrift’), die op de civiele rolzitting van 21 maart 2018 is overhandigd, met drie producties, en het verweer zoals verder weergegeven in het proces-verbaal van die rolzitting,
- de conclusie van repliek, met producties,
- de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op een factuur van Tui van 3 september 2016 (met factuurnummer 166003054908), gericht aan [gedaagde] , is een bedrag van € 1.292,50 in rekening gebracht ter zake van een reis voor drie personen naar Aruba, met vertrekdatum 2 februari 2017. Als reizigers staan vermeld:
“1 [gedaagde]
2 [A]
3 [B] ”
Onder de specificatie van het te betalen bedrag staat vermeld dat op 3 september 2016 een kasbetaling is gedaan van € 150,00 en dat het restant van de betaling voor 22 december 2016 dient te worden betaald. Voorts staat vermeld dat [gedaagde] tot en met 8 september 2016 de mogelijkheid heeft om de boeking gratis te annuleren. Tot slot staat vermeld dat er geen annulerings-/reisverzekering is afgesloten. [gedaagde] heeft de factuur, met als bijlage informatie over de toepasselijke algemene voorwaarden, voor akkoord getekend. Op de bijgevoegde reisspecificatie staat onder ‘Bijzonderheden’ dat de vluchten niet kosteloos gewijzigd kunnen worden en ticket(s) niet kosteloos geannuleerd kunnen worden. De factuur, behoudens de aanbetaling van € 150,00, is niet betaald.
2.2.
Op een factuur van Tui van 27 december 2016 (met factuurnummer 166003054918), gericht aan [gedaagde] , is een bedrag van € 468,50 in rekening gebracht ter zake van een reis voor één persoon, te weten [gedaagde] , naar Aruba, met vertrekdatum 2 februari 2017. Onder de specificatie van het te betalen bedrag staat vermeld dat op 3 september 2016 een kasbetaling is gedaan van € 150,00 en dat het restant van de betaling (€ 318,50) voor 30 december 2016 moet worden betaald. [gedaagde] heeft de factuur, met als bijlage informatie over de toepasselijke algemene voorwaarden, voor akkoord getekend. [gedaagde] heeft deze factuur voldaan.
2.3.
Op een tweede factuur van Tui van 27 december 2016 (met factuurnummer 166003087208), gericht aan [gedaagde] , is een bedrag van € 1.122,50 in rekening gebracht ter zake van een reis voor twee personen naar Aruba, met vertrekdatum 14 oktober 2017. Als reizigers staan vermeld [A] en [B] , de dochter van [gedaagde] (hierna: [B] ). Naast de basis reissom is een bedrag voor wijzigingskosten van € 300,00 (2 x € 150,00) in rekening gebracht en een bedrag voor een annuleringsverzekering van € 74,00 (premie en poliskosten). Op de factuur staat vermeld dat een bedrag van € 226,85 per omgaande als aanbetaling dient te worden voldaan en dat de restantbetaling van € 895,65 voor 2 september 2017 dient te worden betaald. Verder staat vermeld:
“Wij behouden ons het recht voor om bij niet tijdige betaling de reis te annuleren waarbij annuleringskosten in rekening zullen worden gebracht.”
[gedaagde] heeft de factuur, met als bijlage informatie over de toepasselijke algemene voorwaarden, voor akkoord getekend. De factuur is niet betaald.
2.4.
Bij e-mail van 1 februari 2017 heeft Tui naar het adres ‘ [e-mailadres] ’ een betalingsherinnering gestuurd (onderwerp: ‘Betalingsherinnering TUI 166003087200’) en verzocht om uiterlijk 3 februari 2017 de betaling te voldoen. In de e-mail staat onder meer het volgende:
“Wij behouden ons het recht voor om bij niet tijdige betaling de reis te annuleren waarbij annuleringskosten volgens ANVR voorwaarden of Algemene Reisvoorwaarden TUI Nederland in rekening zullen worden gebracht houdt u daar a.u.b. rekening mee.”
2.5.
In een sms-bericht van 21 februari 2017 van een medewerker van Tui, verstuurd naar telefoonnummer [telefoonnummer] staat het volgende:
“Wij hebben de betaling voor uw vakantie nog niet ontvangen. Wilt u morgen contact met ons opnemen op [telefoonnummer] voor 16:00. Mvg, TUI.”
2.6.
Op een factuur van Tui van 1 maart 2017 (met factuurnummer 166003087210), gericht aan [gedaagde] , is een bedrag van € 1.122,50 in rekening gebracht ter zake van een geannuleerde reis naar Aruba voor [A] en [B] , met vertrekdatum 14 oktober 2017. De factuur is niet betaald.
2.7.
Bij brief van 3 oktober 2017 heeft de gemachtigde van Tui [gedaagde] verzocht om binnen veertien dagen en uiterlijk binnen 21 dagen na 3 oktober 2017 een bedrag van € 1.122,50 te betalen. Voorts is aangekondigd dat als [gedaagde] niet binnen de gestelde termijn betaalt, hij rente en incassokosten zal moeten betalen. Bij brief van 14 november 2017 is [gedaagde] gesommeerd om binnen vijf dagen een bedrag van € 1.310,47 (inclusief rente en incassokosten) te voldoen.

3.Het geschil

3.1.
Tui vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] om aan Tui te voldoen € 1.311,80 (bestaande uit € 1.122,50 aan hoofdsom, € 20,92 aan rente tot 2 maart 2018 en € 168,38 aan buitengerechtelijke incassokosten), te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf 2 maart 2018 tot de voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van die vordering stelt Tui dat zij een opeisbare vordering heeft op [gedaagde] ter zake van de annulering van een reis van [A] en [B] , die op 27 december 2016 op naam van [gedaagde] is geboekt. Een en ander blijkt uit de annuleringsnota van 1 maart 2017. [gedaagde] heeft deze factuur, ondanks sommaties, onbetaald gelaten. Tui maakt aanspraak op de wettelijke rente en de buitengerechtelijke kosten nu [gedaagde] in verzuim is geraakt, respectievelijk Tui de vordering uit handen heeft moeten geven.
3.3.
[gedaagde] betwist betaling aan Tui verschuldigd te zijn. De boeking voor [A] en [B] van 3 september 2016 is (mondeling) geannuleerd binnen vijf dagen. De facturen van 26 december 2016 heeft [gedaagde] op goed vertrouwen getekend. Hij heeft nooit gewild de reis van [A] en [B] te verzetten naar oktober 2016 (de kantonrechter begrijpt: 2017). Onder druk van Tui heeft hij toch getekend en hij begreep – vanwege zijn beperkte kennis van de Nederlandse taal – niet precies waar hij voor tekende. Zodoende is sprake van misbruik van omstandigheden aan de zijde van Tui. Verder betreffen de tweede factuur van 26 december 2016 en de annuleringsnota van 1 maart 2017 een reis van [A] en [B] en dient Tui niet hem maar [A] hierop aan te spreken in verband met de (vermeende) betalingsverplichting.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Het gaat in deze zaak om de vraag of [gedaagde] de factuur van 1 maart 2017 al dan niet moet betalen. Deze factuur hangt samen met de factuur van 27 december 2016 met nummer 166003087208 (zie boven onder 2.3.). Laatstgenoemde factuur kan worden aangemerkt als een overeenkomst tussen Tui en [gedaagde] . De diverse boekingen zoals weergegeven op de facturen staan immers allemaal, dus ook de boeking op de factuur waar het hier om gaat, op naam van [gedaagde] en hij heeft de facturen van 3 september 2016 en van 27 december 2016 voor akkoord getekend. Daarom wordt [gedaagde] als contractuele partij van Tui aangemerkt, ook ter zake van de reizen die – op zijn naam dus – zijn geboekt voor [A] en [B] . Al hetgeen door partijen is aangevoerd over de (vermeende) contractuele positie van [A] in dit verband zal daarom verder onbesproken blijven.
4.2.
[gedaagde] stelt dat hij binnen een week na 3 september 2016 de boekingen voor [A] en [B] die op de factuur van 3 september 2016 stonden vermeld, heeft geannuleerd. Hij stelt dit mondeling te hebben gedaan bij een medewerker op het kantoor van Tui. Dit wordt echter betwist door Tui. Deze betwisting wordt onderbouwd door de facturen van 27 december 2016. Daaruit blijkt niet van een annulering, maar van een splitsing van de boeking van 3 september 2016 in één aparte boeking voor [gedaagde] zelf (met vertrek op 2 februari 2017) en één aparte boeking voor [A] en [B] (met vertrek op 14 oktober 2017). Niet in geschil is dat [gedaagde] de facturen van 27 december 2016 heeft ondertekend. Daaruit kan in beginsel worden afgeleid dat hij heeft ingestemd met de inhoud van die facturen. Zodoende is er tussen hem en Tui een gewijzigde overeenkomst tot stand gekomen met betrekking tot de boeking van [A] en [B] .
4.3.
Over het beroep van [gedaagde] op misbruik van omstandigheden ten aanzien van deze gewijzigde overeenkomst overweegt de kantonrechter als volgt.
4.4.
In artikel 3:44 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat misbruik van omstandigheden aanwezig is wanneer iemand (in dit geval Tui) die weet of moet begrijpen dat een ander (in dit geval [gedaagde] ) door bijzondere omstandigheden, zoals noodtoestand, afhankelijkheid, lichtzinnigheid, abnormale geestestoestand of onervarenheid, bewogen wordt tot het verrichten van een rechtshandeling (zoals in dit geval het sluiten van een overeenkomst), het tot stand komen van die rechtshandeling bevordert, ofschoon hetgeen hij (Tui) weet of moet begrijpen hem (Tui) daarvan zou behoren te weerhouden.
4.5.
[gedaagde] stelt dat hij de Nederlandse taal niet goed machtig is, dat dit kenbaar was voor de medewerker van Tui, maar dat deze medewerker hem toch heeft bewogen om te tekenen voor de gewijzigde boeking(en) op 27 december 2016. Hem werd voorgehouden dat hij kon kiezen uit enerzijds het annuleren van de hele boeking van 3 september 2016 waarvoor hij 100% aan annuleringskosten zou moeten betalen of – anderzijds – het behouden van zijn eigen reis met vertrek op 2 februari 2017 en het verzetten van de reis van [A] en [B] naar een latere datum. De kantonrechter is van oordeel dat het niet machtig zijn van de Nederlandse taal in dit geval niet een bijzondere omstandigheid is op grond waarvan kan worden aangenomen dat sprake was van misbruik van omstandigheden. Gezien zijn stellingen begreep [gedaagde] kennelijk wel dat hij moest kiezen uit twee opties ten aanzien van de wijziging van de op 3 september 2016 gedane boeking. Als [gedaagde] toch niet helemaal begreep waarvoor hij op 27 december 2016 tekende, had hij bedenktijd kunnen vragen (en bijvoorbeeld de hulp van iemand kunnen inroepen) en de facturen niet (meteen) op dat moment moeten ondertekenen. Gesteld noch gebleken is dat hij daartoe niet de gelegenheid heeft gehad. Hij heeft ook niet onderbouwd op welke wijze de medewerker van Tui hem onder druk heeft gezet, anders dan dat die hem de keuze heeft geboden tussen betalen van annuleringskosten voor alle boekingen of het verzetten van de reis van [A] en [B] . [gedaagde] heeft evenmin onderbouwd waaruit blijkt dat hij er op mocht vertrouwen dat alles goed zou komen en dus – zo begrijpt de kantonrechter – ook dat hij niet zou hoeven te betalen voor de (gewijzigde) boeking van [A] en [B] . Dat geldt temeer daar duidelijk op de overeenkomsten van 26 december 2016 de te betalen bedragen en reisdata staan vermeld. De stelling dat [A] zwanger was en de reis in oktober 2017 niet zou kunnen maken zodat hij nooit kan hebben ingestemd met de vertrekdatum van 14 oktober 2017 heeft hij verder niet onderbouwd en hij heeft verder ook niet gesteld dat hij dit destijds heeft duidelijk gemaakt, of geprobeerd heeft duidelijk te maken, aan de betreffende medewerker van Tui. Kortom, dat sprake was van misbruik van omstandigheden in de zin van artikel 3:44 lid 4 BW heeft [gedaagde] onvoldoende onderbouwd.
4.6.
Vaststaat dat partijen omstreeks februari 2017 wederzijds hebben ingestemd met de annulering van de boeking voor [A] en [B] . Dit blijkt immers (van de zijde van Tui) uit de annuleringsnota van 3 maart 2017 en (van de zijde van [gedaagde] ) uit het feit dat [gedaagde] de annulering niet heeft betwist. Volgens Tui dient [gedaagde] in verband met de annulering de volledige reissom en een aantal bijkomende kosten te betalen. De kantonrechter begrijpt hieruit dat Tui (impliciet) een annuleringsbeding ten grondslag legt aan haar vordering. Tui heeft dat evenwel (in de dagvaarding noch in de conclusie van repliek) niet (expliciet) gesteld. Vermoedelijk baseert Tui haar vordering op het annuleringsbeding in de algemene voorwaarden van Tui (Algemene Vervoersvoorwaarden TUI fly), waarin is bepaald dat in het geval een boeking of ticket wordt geannuleerd de kosten van annulering 100% van de (verschuldigde) prijs voor de boeking of het ticket bedragen.
4.7.
In dat verband is de kantonrechter voorshands van oordeel dat het annuleringsbeding van Tui valt binnen de werkingssfeer van de Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13). Het gaat hier immers zowel om een overeenkomst tussen een professionele partij en een consument als om een beding als bedoeld in artikel 3 van de Richtlijn waarover niet afzonderlijk is onderhandeld. De rechter dient deze bedingen te toetsen aan de oneerlijkheidsnorm van artikel 3 lid 1 en 4 lid 1 van de Richtlijn en, indien hij oordeelt dat het beding oneerlijk is, dient hij dit op grond van art. 6:233 onder a BW als onredelijk bezwarend te vernietigen.
4.8.
Een beding is oneerlijk als het ten nadele van een consument een “aanzienlijke verstoring van het evenwicht” tussen de uit een overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen veroorzaakt. Bij de bepaling of dit het geval is, moet met name rekening worden gehouden met de toepasselijke regels van het nationale recht wanneer partijen op dit punt geen regeling hebben getroffen. Bij de beoordeling of er eventueel sprake is van een aanzienlijke verstoring van het evenwicht, dienen alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst alsook alle andere bedingen daarvan in aanmerking te worden genomen, en dient rekening te worden gehouden met de aard van het goed of de dienst waarop die overeenkomst betrekking heeft (zie het arrest van het Hof van Justitie van de EU van 16 januari 2014, ECLI:EU:C:2014:10).
4.9.
Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad (zie het arrest van 13 september 2013, ECLI:NL:HR:2013:691) dient de kantonrechter ook als de gedaagde partij daarop geen beroep heeft gedaan, dus ambtshalve, te beoordelen of het beding onredelijk bezwarend is. Daarbij is in deze zaak het volgende van belang:
a. het annuleringsbeding van Tui betreft een beding als bedoeld in artikel 6:237, aanhef en onder i BW, dat wordt vermoed onredelijk bezwarend te zijn;
b. de bedongen schadevergoeding bij annulering is hoog (100%) in verhouding tot de koopsom. Bovendien is er geen enkele differentiatie in het te berekenen percentage aangebracht;
c. de annulering is gedaan ruim zeven maanden voordat de reis zou plaats vinden. Vooralsnog is dan ook niet duidelijk waaruit de schade voor Tui bestaat, nu aannemelijk is dat de opengevallen plaatsen alsnog zijn verkocht of hadden kunnen worden verkocht;
d. vooralsnog is onvoldoende gebleken dat Tui [gedaagde] heeft geïnformeerd over de (voor [gedaagde] verstrekkende) gevolgen van het beding.
Het beding is gelet op de hiervoor genoemde omstandigheden mogelijk als een onredelijk bezwarend beding aan te merken, zodat het mogelijk dient te worden vernietigd.
4.10.
Nu Tui op het annuleringsbeding niet expliciet een beroep heeft gedaan, zal de kantonrechter Tui (op grond van de artikelen 21 en 22 van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de vraag of de vordering (mede) is gebaseerd op het annuleringsbeding. Indien het antwoord daarop bevestigend luidt, dient Tui zich tevens uit te laten over het (voorshands gegeven) oordeel dat het beding onder de richtlijn valt en aldus mogelijk onredelijk bezwarend is en aan te voeren waarom het beding in de gegeven omstandigheden niet onredelijk bezwarend is. In het bijzonder zal Tui gegevens in het geding dienen te brengen over de gemaakte kosten en de gederfde winst, om te kunnen vaststellen of de bedongen vergoeding een ‘redelijke vergoeding’ is als bedoeld in artikel 6:237 onder i BW. Vervolgens zal [gedaagde] in de gelegenheid worden gesteld bij akte te reageren. De kantonrechter zal de zaak hiertoe naar de rol verwijzen.
4.11.
Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verwijst de zaak naar de rol van woensdag 1 augustus 2018 voor het nemen van een schriftelijke akte door Tui zoals in 4.10 is overwogen;
5.2.
zal [gedaagde] vervolgens in de gelegenheid stellen om op de akte van Tui binnen drie weken schriftelijk te reageren;
5.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.A. van Steenbeek, kantonrechter, en is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2018.