ECLI:NL:RBMNE:2018:3252

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
12 juli 2018
Zaaknummer
C/16/460822 / JE RK 18-1018
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toestemming voor wijziging verblijfplaats minderjarige in het kader van ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Midden-Nederland, uitgesproken op 26 juni 2018, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling (GI) om toestemming voor wijziging van de verblijfplaats van een minderjarige, [voornaam van minderjarige], behandeld. De minderjarige woont sinds 8 januari 2013 bij zijn pleegouders, die zijn grootouders van vaderszijde zijn. De GI heeft verzocht om toestemming om [voornaam van minderjarige] bij zijn moeder te laten wonen, omdat zij zich positief heeft ontwikkeld en in staat zou zijn om de zorg voor hem op zich te nemen. De rechtbank heeft echter twijfels over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en de stabiliteit van de situatie. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat het perspectief van [voornaam van minderjarige] bij de pleegouders ligt, gezien zijn kwetsbare achtergrond en hechtingsproblematiek. De rechtbank heeft besloten de beslissing over het verzoek van de GI aan te houden en de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in het pleeggezin te verlengen tot 26 juni 2019. De rechtbank heeft de GI opgedragen om aanvullende informatie te verstrekken en de betrokken partijen de gelegenheid gegeven om op deze informatie te reageren. De bijzondere curator heeft aangeboden om te bemiddelen tussen de betrokken partijen in het belang van [voornaam van minderjarige].

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
Afdeling Familierecht
Zittingsplaats: Utrecht
Zaakgegevens : C/16/460822 / JE RK 18-1018
Datum uitspraak: 26 juni 2018
Beschikking toestemming wijziging verblijfplaats
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden-Nederland, hierna te noemen de GI,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
betreffende
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2011 te [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam van minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de vader], hierna te noemen de vader,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de moeder], hierna te noemen de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
Familie [achternaam], pleegouders, hierna te noemen de pleegouders,
wonende te [woonplaats] ,
Mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, bijzondere curator van [voornaam van minderjarige] , hierna te noemen de bijzondere curator.

1.Het procesverloop

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek met bijlagen van de GI van 18 mei 2018, ingekomen bij de griffie op 18 mei 2018;
- het verslag van de bijzondere curator van 4 juni 2018.
1.2.
Op 21 juni 2018 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld. Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. P.C. Smit,
- de vader, bijgestaan door mr. R.H. Bouwman,
- de pleegouders,
- mevrouw [A] namens de GI,
- mevrouw drs. J.A.M. Hendriks, hierna te noemen de bijzondere curator.
1.3.
Aan mevrouw [B] , begeleidster vanuit [naam instelling 1] , en de heer [C] , begeleider van de moeder vanuit het […] , is bijzondere toegang verleend om de zitting bij te wonen.

2.De feiten

2.1.
Het ouderlijk gezag over [voornaam van minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
2.2.
[voornaam van minderjarige] woont sinds 8 januari 2013 bij de pleegouders, die zijn grootouders van vaderszijde zijn.
2.3.
Bij beschikking van 15 januari 2018 is de ondertoezichtstelling van [voornaam van minderjarige] verlengd tot 15 januari 2019. De kinderrechter heeft bij deze beschikking tevens de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in een pleeggezin verlengd tot 15 juli 2018.
2.4.
Bij beschikking van 14 maart 2018 heeft de kinderrechter ambtshalve een bijzondere curator benoemd en verzocht onderzoek te doen naar wat op dit moment nodig is voor [voornaam van minderjarige] aan hulpverlening, hoe een wijziging in de plaats waar [voornaam van minderjarige] zal opgroeien van de pleegouders naar de moeder zich verhoudt met zijn belang, daarbij gelet op alle omstandigheden van zijn situatie (en de situatie van de volwassenen om hem heen), en te melden al hetgeen de bijzondere curator in het belang van [voornaam van minderjarige] noodzakelijk vindt.
2.5.
De bijzondere curator heeft van haar werkzaamheden een verslag gedateerd 4 juni 2018 opgemaakt.

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft verzocht toestemming als bedoeld in artikel 1:265i lid 1 BW te verlenen voor wijziging van het verblijf van [voornaam van minderjarige] . Haar bedoeling is [voornaam van minderjarige] bij de moeder gaat wonen.
3.2.
De vertegenwoordigster van de GI heeft het verzoek mondeling toegelicht en verklaard dat de ontwikkelingen na de beschikking van deze rechtbank van 1 mei 2017 (zaaknummer C/16/428167 JE RK 18-6214) tot december 2017 maken dat de GI zich op het standpunt stelt dat het het meest veilig is voor [voornaam van minderjarige] om hem bij de moeder te plaatsen. De moeder heeft een vaste baan, een stabiele relatie, staat open voor de hulpverlening, is weerbaarder geworden en heeft laten zien dat zij in het belang van [voornaam van minderjarige] kan handelen. Hoewel het positief is dat de vader meer betrokken is in het leven van [voornaam van minderjarige] , heeft de GI in het verleden ervaren dat de betrokkenheid van de vader na verloop van tijd uitmondt in een toenemende bepalende houding in beslissingen omtrent [voornaam van minderjarige] . De GI is van mening dat de moeder meer dan de pleegouders in staat is om weerstand te bieden tegen de houding van de vader. Daar komt bij dat de pleegouders in 2017 hebben aangegeven dat zij niet tussen de vader en de instanties willen instaan en daarom de hulpverlening niet meer op de hoogte zullen houden over het contact tussen [voornaam van minderjarige] en zijn ouders. Op dit moment is enkel de moeder volledig open richting de hulpverlening. Door de betrokkenheid van de bijzondere curator is in de afgelopen periode sprake van een groeiende samenwerking tussen de ouders. De GI heeft het vertrouwen dat de moeder het contact van [voornaam van minderjarige] met zijn pleegouders en zijn vader zal blijven bevorderen. Verder is de partner van de moeder betrokken bij [voornaam van minderjarige] en heeft de vertegenwoordigster van de GI gezien dat hij liefdevol en met een gepaste terughoudendheid met [voornaam van minderjarige] omgaat. Ten aanzien van de vraag wat de GI in de afgelopen periode heeft gedaan om aan de randvoorwaarden die in het onderzoek van [naam exepertisebureau] naar het opgroeiperspectief van [voornaam van minderjarige] , zijn genoemd waar aan moeder dient te voldoen voordat [voornaam van minderjarige] bij haar kan worden geplaatst, is verklaard dat de moeder Nanny Plus betrokken is bij de contacten tussen moeder en [voornaam van minderjarige] . De moeder is betrokken bij de dagelijkse bezigheden van [voornaam van minderjarige] , zoals het brengen en halen naar de voetbalwedstrijden, en [voornaam van minderjarige] verblijft steeds vaker bij de moeder thuis. De interventie Basic Trust bleek uiteindelijk niet toegepast te kunnen worden in het gezinssysteem en is daarom en mede om financiële redenen niet ingezet. De zorgen over de vraag of de moeder de opvoeding van [voornaam van minderjarige] aankan zijn volgens de GI te zien als aandachtspunten. Nanny Plus blijft betrokken tijdens en na het traject van overplaatsing om aan de overige aandachtspunten van [naam exepertisebureau] te werken en passende hulpverlening voor zowel de moeder als voor [voornaam van minderjarige] in te zetten. De GI verwacht dat de moeder en haar huidige partner [voornaam van minderjarige] voldoende rust en veiligheid kunnen bieden en gaat ervan uit dat [voornaam van minderjarige] de (school)wisseling aan kan. De moeder is zorgvuldig op zoek naar een passende school voor [voornaam van minderjarige] . De GI ziet nog wel een zorg in het contact tussen [voornaam van minderjarige] en zijn vader. [voornaam van minderjarige] is dol op zijn vader en de GI vindt het belangrijk dat de ouders onder begeleiding van de bijzondere curator goede afspraken maken over de invulling van het contact.

4.Het standpunt van belanghebbenden

4.1.
Door en namens de moeder is ter zitting verklaard dat zij zich aansluit bij het verslag van de bijzondere curator. De moeder vindt het in het belang van [voornaam van minderjarige] om hem na de zomer bij de moeder te plaatsen. De moeder heeft in de afgelopen periode een grote ontwikkeling doorgemaakt. Zij is vanuit een moederrol op afstand steeds meer betrokken geraakt bij de dagelijkse routine van [voornaam van minderjarige] en zij kan beter haar grenzen aangeven in het contact met de vader. De huidige partner van de moeder is een stabiele factor in het leven van de moeder. Hij heeft een rustige persoonlijkheid en is in staat om zijn rol als verzorgende niet-ouder op een goede manier vorm te geven. [voornaam van minderjarige] kent de woonomgeving van de moeder en heeft daar al vriendjes gemaakt. Ook is de moeder blij met het contact met de vader. De vader heeft hulpverlening voor zichzelf gezocht en de ouders willen graag met elkaar samenwerken in het belang van [voornaam van minderjarige] . De ouders zijn het eens over de voetbalclub waarvan [voornaam van minderjarige] lid kan worden zodra hij naar de moeder verhuisd is, maar het is de ouders nog niet gelukt om het eens te worden over een school voor [voornaam van minderjarige] . De moeder wil graag dat [voornaam van minderjarige] naar de [naam school] gaat, maar heeft vanwege persoonlijke omstandigheden nog geen school kunnen bezoeken. In de komende periode is het verder belangrijk om de rol van de vader en van de pleegouders in het contact met [voornaam van minderjarige] vorm te geven. De moeder ziet graag dat de pleegouders een grote rol in het leven van [voornaam van minderjarige] blijven spelen en vindt het fijn als hierin met de hulp van de bijzondere curator structuur wordt aangebracht. Tot slot denkt de moeder dat de overgang van Hillegom naar Utrecht goed te doen moet zijn voor [voornaam van minderjarige] , vooral omdat hij al vaak bij de moeder is en de buurt goed kent.
4.2.
Door en namens de vader is ter zitting verklaard dat de vader het eens is met de plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder onder de voorwaarde dat er professionele begeleiding wordt ingezet in de thuissituatie bij de moeder. De vader is blij met de betrokkenheid van de bijzondere curator en wil dat zij betrokken blijft bij de familie om in onderling overleg afspraken met elkaar te maken. In de afgelopen periode heeft de vader hulpverlening voor zichzelf gezocht en een ontwikkeling doorgemaakt. Om persoonlijke redenen wil hij niet dat de GI alle ins en outs van die hulpverlening kent. De vader heeft goed contact met de moeder en is positief over de huidige partner van de moeder. Verder is de vader positief verrast over de buurt rondom de woning van de moeder. Wel maakt de vader zich zorgen over een passende school voor [voornaam van minderjarige] . De vader vindt de [naam school] niet passend voor [voornaam van minderjarige] en heeft informatie opgevraagd bij drie andere scholen. De vader vindt het van belang dat zo spoedig mogelijk een nieuwe school wordt gevonden en wil graag met de moeder en de bijzondere curator om de tafel om dit en andere zaken te bespreken.
4.3.
De pleegouders hebben ter zitting verklaard dat zij de afgelopen periode als erg verwarrend en onrustig hebben ervaren. Zij gingen er vanuit dat [voornaam van minderjarige] definitief bij hen zou opgroeien na de beslissingen van deze rechtbank en het gerechtshof eind 2017. De periode tussen de laatste beschikking van het gerechtshof en de voorgenomen overplaatsing van [voornaam van minderjarige] is erg kort geweest en pleegouders vinden het allemaal te snel gaan. De onrust heeft zijn weerslag op [voornaam van minderjarige] . Zo is [voornaam van minderjarige] in de afgelopen periode opstandiger geweest en had hij een korter lontje. Het toewerken naar de plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij zijn moeder gaat te snel voor [voornaam van minderjarige] . Zo is er nog geen passende school en nog geen nieuwe voetbalclub gevonden, terwijl dit erg belangrijk is voor [voornaam van minderjarige] . De gang van zaken in de afgelopen periode maakt dat de pleegouders in het belang van [voornaam van minderjarige] instemmen met de plaatsing bij de moeder, vooral omdat zij willen dat [voornaam van minderjarige] duidelijkheid en rust krijgt. Wel maken de pleegouders zich grote zorgen over de plaatsing. De pleegouders zijn daarom blij met de betrokkenheid van de bijzondere curator en willen graag dat zij betrokken blijft bij het vormgeven van het contact tussen [voornaam van minderjarige] en zijn vader en pleegouders. De pleegouders verwachten dat een vaste omgangsregeling met zowel de vader als met de pleegouders te vermoeiend is voor [voornaam van minderjarige] . Daarom zullen zij daar niet op aandringen. Zij zijn van plan nauw betrokken te blijven bij [voornaam van minderjarige] .
4.4.
De bijzondere curator heeft ter zitting verklaard dat zij het verslag geschreven heeft vanuit het uitgangspunt dat [voornaam van minderjarige] op enig moment bij de moeder geplaatst zal worden. Gelet op de lijn van een plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder, die GI in de afgelopen maanden reeds heeft ingezet, ziet de bijzondere curator in het belang van [voornaam van minderjarige] vrijwel geen mogelijkheid meer om [voornaam van minderjarige] blijvend bij de pleegouders te laten wonen. Naar aanleiding van de gesprekken met de ouders, heeft de bijzondere curator de zorg of de ouders op dit moment voldoende in staat zijn om met elkaar samen te werken. Zo hebben de ouders apart van elkaar scholen benaderd en is het nog niet gelukt om een school voor [voornaam van minderjarige] te vinden. Nu een passende school en een goede voetbalclub erg belangrijk zijn voor [voornaam van minderjarige] , is het van belang dat deze keuzes zorgvuldig gemaakt worden. Gelet op de ingrijpendheid van de plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij zijn moeder is het verder belangrijk dat de plaatsing zeer zorgvuldig zal verlopen. De bijzondere curator heeft daarom ter zitting de mogelijkheid genoemd om [voornaam van minderjarige] later, bijvoorbeeld in de herfst- of kerstvakantie, bij de moeder te plaatsen. Nu de ouders en de pleegouders zeer belangrijk zijn voor [voornaam van minderjarige] is het van belang dat zij allen betrokken blijven in zijn leven. Gelet op de ingewikkelde gezinsdynamiek verwacht de bijzondere curator dat een co-ouderschap met de pleegouders en de vader moeilijk te realiseren is en adviseert de bijzondere curator begeleiding in te zetten om het contact op een goede en voor [voornaam van minderjarige] passende manier vorm te geven. De bijzondere curator heeft zich ter zitting bereid verklaard om betrokken te blijven.
4.5.
Mevrouw [B] heeft in de hoedanigheid als informant namens de [naam instelling 1] ter zitting verklaard dat het noodzakelijk is dat er duidelijkheid komt over de vraag waar [voornaam van minderjarige] gaat opgroeien. De indruk is dat de strijd over het perspectief van [voornaam van minderjarige] blijft voortduren als [voornaam van minderjarige] bij zijn pleegouders blijft wonen. Nu mevrouw [B] verwacht dat deze voortdurende onduidelijkheid nog schadelijker is dan de stap om [voornaam van minderjarige] bij de moeder te plaatsen, is zij van mening dat een plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder het meest in zijn belang is. Daarbij wijst mevrouw [B] er op dat de pleegouders en de moeder meer overeenkomsten hebben dan zij allen denken. Verder vindt mevrouw [B] het belangrijk dat [voornaam van minderjarige] eerst een dag meeloopt met mogelijke nieuwe scholen voor [voornaam van minderjarige] en vindt zij het dan ook zorgelijk dat er nog geen passende school voor [voornaam van minderjarige] is gevonden.

5.De beoordeling

5.1.
Ingevolge artikel 1:265i lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) behoeft de GI toestemming van de rechtbank voor een wijziging in het verblijf van een minderjarige die ten minste één jaar door een ander dan de ouder is verzorgd en opgevoed. Ingevolge lid 2 van voornoemd artikel wordt de toestemming voor wijziging van een verblijfplaats van een minderjarige slechts afgewezen indien de rechtbank dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk acht.
5.2.
De meervoudige kamer van deze rechtbank heeft bij beschikking van 1 mei 2017 (reeds eerder genoemd onder punt 4.1.) geoordeeld dat het perspectief van [voornaam van minderjarige] zowel gedurende de basisschoolperiode als gedurende de middelbare schoolperiode bij de pleegouders is gelegen. De rechtbank heeft daartoe het volgende overwogen:
In de eerste levensjaren van [voornaam van minderjarige] is sprake geweest van onveiligheid, zowel door conflicten tussen de ouders als door discontinuïteit van de zorg. De ouders waren niet altijd praktisch en emotioneel beschikbaar voor [voornaam van minderjarige] en er is een pleegzorgplaatsing geweest. De voorgeschiedenis van [voornaam van minderjarige] vormt een risico voor het ontwikkelen van hechtingsproblematiek. Uit het onderzoek van [naam exepertisebureau] blijkt dat er aanwijzingen zijn van een onveilige gehechtheidsontwikkeling, nu [voornaam van minderjarige] het niet vanzelfsprekend vindt om zich over te geven aan leiding en steun. Momenteel functioneert [voornaam van minderjarige] goed, aangezien hij de afgelopen jaren in een stabiele situatie is gebracht en gehouden door de pleegouders in samenwerking met de moeder. [voornaam van minderjarige] is op grond van zijn voorgeschiedenis echter zeer kwetsbaar als het gaat om (dreiging van) conflicten, agressie, verlating en afwijzing. Nieuwe ervaringen hiermee brengen bij hem sneller en heviger oude ervaringen en oude gevoelens van onveiligheid naar boven, waardoor hij uit balans kan raken en waardoor zijn ontwikkeling kan staken.
Gelet op de signalen van hechtingsproblematiek bij [voornaam van minderjarige] acht de rechtbank het in zijn belang dat er geen wijziging wordt gebracht in de huidige situatie. [voornaam van minderjarige] heeft een goede relatie met de pleegouders, die voor hem hechtingsfiguren zijn en bij wie hij veiligheid ervaart. De pleegouders kunnen [voornaam van minderjarige] adequaat sturen en begrenzen. Zij hebben passende pedagogische inzichten en voldoende pedagogische vaardigheden. Bij de pleegouders verblijft [voornaam van minderjarige] in een voor hem vertrouwde en veilige omgeving, waarin hij goed functioneert, naar school gaat, voetbalt en vriendjes heeft. Daarnaast zorgen de pleegouders ervoor dat [voornaam van minderjarige] (relatief) onbelast contact kan hebben met beide ouders. De pleegouders zijn daarbij voor [voornaam van minderjarige] een veilige haven in de strijd tussen de ouders. Plaatsing bij de moeder zal een nieuwe breuk in het leven van [voornaam van minderjarige] zijn, welke breuk belemmerend of in elk geval extra bedreigend zal zijn voor zijn ontwikkeling. Gelet op de signalen van hechtingsproblematiek bij [voornaam van minderjarige] is het niet in zijn belang om de pleegouders, die inmiddels al ruim vier jaar zijn primaire verzorgers en opvoeders zijn, te moeten missen. Evenmin is het in het belang van [voornaam van minderjarige] om te moeten verhuizen naar een andere stad en te moeten wennen aan een andere school, andere voetbalclub en andere vriendjes.
Daarbij komt dat onzeker is of de moeder daadwerkelijk langdurig de zorg voor [voornaam van minderjarige] op zich kan nemen. De moeder heeft haar leven op orde, maar zij is gelet op haar verleden kwetsbaar. De opvoedingsvaardigheden van de moeder moeten nog verder worden ontwikkeld, terwijl voor de opvoeding van [voornaam van minderjarige] – gezien zijn voorgeschiedenis – extra vaardigheden nodig zijn. Daarnaast kan bij plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder de onrust in [voornaam van minderjarige] ’s leven en de al bestaande loyaliteitsproblematiek toenemen, aangezien de vader er grote moeite mee heeft als [voornaam van minderjarige] bij de moeder zal opgroeien.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het perspectief van [voornaam van minderjarige] bij de pleegouders is gelegen, niet alleen gedurende de basisschoolperiode, maar ook gedurende de middelbare schoolperiode van [voornaam van minderjarige] . Ter zitting hebben de pleegouders verklaard dat zij voor [voornaam van minderjarige] willen blijven zorgen tot aan zijn meerderjarigheid, tenzij hun gezondheid hieraan in de weg zal staan. Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat de gezondheid van de pleegouders eraan in de weg zal staan dat zij [voornaam van minderjarige] blijven verzorgen en opvoeden tot aan zijn meerderjarigheid. De rechtbank zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] verlengen zoals verzocht, tot 15 januari 2018.
5.3.
Het Gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden heeft in zijn beschikking van 19 december 2017 (zaaknummer: ECLI:NL:GHARL:2017:11160) de namens de moeder bestreden beschikking van deze rechtbank bekrachtigd op de hiervoor weergegeven gronden van de beschikking van de rechtbank en het heeft daaraan nog het volgende toegevoegd:
Het hof heeft grote twijfels over de opvoedvaardigheden van de moeder en of zij in staat is de zorg voor [voornaam van minderjarige] geheel op zich te nemen. De moeder lijkt onvoldoende inzicht te hebben in de behoeften en belangen van [voornaam van minderjarige] . Ter zitting is gebleken dat de moeder moeite heeft om voldoende afstand tussen haarzelf en [voornaam van minderjarige] te hanteren, zijn behoeften van de hare te onderscheiden, hem voldoende leeftijdsconform te benaderen en zijn belangen de voorrang te geven op die van haarzelf. Zo slaapt [voornaam van minderjarige] nog regelmatig in bed bij de moeder en haar vriend. Ook zegt de moeder tegen [voornaam van minderjarige] dat hij vanaf januari 2018 weer bij haar komt wonen en heeft zij, toen zij is gaan werken tijdens een overnachting van [voornaam van minderjarige] bij haar, de zorg voor hem overgedragen aan haar vriend. De moeder heeft onvoldoende oog voor de loyaliteit van [voornaam van minderjarige] jegens de pleegouders, bijvoorbeeld bij de overdracht voor een vakantieperiode bij de moeder, zo is ter zitting gebleken. De moeder heeft hulp en ondersteuning nodig heeft bij het verbeteren van haar opvoedingsvaardigheden, maar gebleken is dat deze hulp tot op heden niet is gestart.
Het hof acht de onrust in het netwerk van [voornaam van minderjarige] zorgelijk. De vader is wisselend aanwezig in het leven van [voornaam van minderjarige] , wil niet samenwerken met de GI en trekt wat betreft het contact met [voornaam van minderjarige] zijn eigen plan. Daarmee brengt hij zijn ouders, die de pleegouders van [voornaam van minderjarige] zijn, regelmatig in een lastige positie. De vader is ambivalent in zijn standpunt ten aanzien van de opvoedingssituatie van [voornaam van minderjarige] . Ten tijde van het geven van de bestreden beschikking had de vader nog grote moeite met een eventuele thuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder. Tijdens de mondelinge behandeling bij het hof heeft de vader daarentegen verklaard dat het contact tussen de moeder en hem is verbeterd, dat zij de strijdbijl begraven hebben, dat het hem het beste lijkt dat [voornaam van minderjarige] bij de moeder komt wonen en dat hij op den duur een co-ouderschap met de moeder nastreeft. Voorts is gebleken dat tussen de moeder en de pleegouders onoverbrugbare verschillen bestaan over de opvoeding van [voornaam van minderjarige] en dat hun onderlinge communicatie onvoldoende is. De moeder erkent dit en stelt dat er over en weer een groot gebrek aan respect en begrip is. De pleegouders hebben ter zitting laten weten dat zij niet op één lijn zitten met de moeder, dat dit bij [voornaam van minderjarige] voor onzekerheid zorgt en dat zij graag hulp willen bij het afstemmen van de opvoeding met de moeder. Met de GI onderschrijft het hof dat in het belang van [voornaam van minderjarige] afstemming dient plaats te vinden tussen de moeder en de pleegouders over de opvoeding van [voornaam van minderjarige] en dat hun onderlinge communicatie dient te worden verbeterd. Hoewel de GI reeds ten tijde van de beschikking van 10 januari 2017 naar voren heeft gebracht extra hulpverlening in de vorm van een ‘basic trust’-training te willen inzetten voor de moeder en de pleegouders, is deze hulp, om welke reden dan ook, tot dusverre niet van de grond gekomen.
Het hof overweegt dat, gelet op de tekortschietende opvoedingsvaardigheden van de moeder, de onrust binnen het gezinssysteem waarin [voornaam van minderjarige] opgroeit en de onduidelijke en wispelturige rol van de vader daarin, beëindiging van de uithuisplaatsing op dit moment niet aan de orde kan zijn. Ondanks alle onrust waarvan op dit moment sprake is, zijn de pleegouders in staat gebleken [voornaam van minderjarige] de voor hem noodzakelijke stabiliteit en veiligheid te bieden. Het gaat goed met [voornaam van minderjarige] bij de pleegouders en gebleken is dat de pleegouders in pedagogisch opzicht voldoende in staat zijn te voorzien in de behoeften van [voornaam van minderjarige] . Zij hebben tijdens de mondelinge behandeling bij het hof laten weten ook de komende jaren beschikbaar te willen zijn als pleegouders van [voornaam van minderjarige] .
Het hof benadrukt ten slotte dat het van groot belang is dat de GI haar regiefunctie steviger ter hand neemt dan tot dusverre het geval is geweest, gelet op de onrust binnen het gezinssysteem en de toenemende loyaliteitsproblemen bij [voornaam van minderjarige] die hiervan het gevolg zijn. Het belang van [voornaam van minderjarige] dient daarbij voorop te staan. Er dient duidelijkheid te komen over zijn woonperspectief, mede gelet op de vragen die hij op dit moment daarover stelt en waarop de volwassenen in zijn omgeving geen eenduidig antwoord (kunnen) geven. Die onduidelijkheid is schadelijk voor de reeds kwetsbare ontwikkeling van [voornaam van minderjarige] .
Het hof is van oordeel dat bij het uitblijven van de verzochte verlenging de continuïteit van en veiligheid in de dagelijkse verzorging en opvoeding van [voornaam van minderjarige] niet is gewaarborgd en beoordeelt de verlenging van de uithuisplaatsing dan ook noodzakelijk.
5.4.
De GI heeft nog voordat het gerechtshof uitspraak had gedaan verzocht om een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing voor de duur van zeven maanden. De kinderrechter heeft dit verzoek bij beschikking van 15 januari 2018 toegewezen. De GI heeft het verzoek voor deze periode gedaan omdat zij van mening is dat [voornaam van minderjarige] het beste bij de moeder kan opgroeien en omdat zij voornemens is [voornaam van minderjarige] in de zomer van 2018 bij de moeder te plaatsen. Vervolgens heeft de GI op 18 mei 2018 het onderhavig verzoek bij de rechtbank ingediend. De GI heeft haar verzoek mondeling toegelicht en gesteld dat de pleegouders in 2017 bij de GI hebben aangegeven dat zij niet meer tussen [voornaam van minderjarige] en de vader in te willen staan en de GI niet altijd in zullen lichten over het contact tussen [voornaam van minderjarige] en de vader. Nu de moeder daarmee volgens de GI op dit moment de enige is die volledige openheid verschaft richting de GI en de moeder zich in de periode van mei tot december 2017 positief heeft ontwikkeld en steviger is geworden richting de vader en de hulpverlening, stelt de GI dat een plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder op dit moment het meest in het belang is van [voornaam van minderjarige] .
5.5.
Ter zitting heeft de vertegenwoordigster van de GI verklaard dat zij op 8 maart 2018 in een groot overleg met de gedragswetenschapper van de GI, de [naam instelling 2] en met [naam instelling 1] het traject van de plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder heeft vormgegeven. De rechtbank gaat ervan uit dat er een verslag van dit overleg is opgemaakt. Ook is in mei 2018 de interactie tussen [voornaam van minderjarige] en de moeder geobserveerd door Nanny Plus. Het verslag hiervan heeft de GI kort voor de zitting ontvangen. De GI heeft nagelaten deze beide verslagen aan de rechtbank over te leggen. Hoewel de bijzondere curator ter zitting heeft aangegeven dat het belang van [voornaam van minderjarige] met zich meebrengt dat het reeds door de GI ingezette traject tot plaatsing van [voornaam van minderjarige] bij de moeder voortgezet dient te worden omdat er kort gezegd sprake is van een voldongen feit acht de rechtbank zich door de overgelegde stukken en de mondelinge toelichting van de GI, bezien in het licht van de hiervoor weergegeven overwegingen uit de beschikkingen van de rechtbank en het gerechtshof, op dit moment onvoldoende voorgelicht om te kunnen oordelen welke beslissing op het verzoek tot wijziging in het verblijf op grond van 1:265i BW genomen dient te worden. De rechtbank zal de GI daarom verzoeken zo spoedig mogelijk, dat wil zeggen
vóór 25 juli 2018, de volgende stukken aan de rechtbank en de overige belanghebbenden (de advocaten van de beide ouders, de pleegouders en de bijzondere curator) te sturen:
  • Het verslag van het groot overleg van 8 maart 2018;
  • Het verslag van het observatietraject van Nanny Plus.
De rechtbank verzoekt de beide ouders, de pleegouders en de bijzondere curator
vóór 24 augustus 2018te reageren op de overgelegde informatie van de GI en zal aan de hand van de schriftelijke reacties
vóór 7 september 2018bepalen of de rechtbank aanleiding ziet om een nadere zittingsdatum te bepalen of dat de zaak op de stukken afgedaan kan worden.
5.6.
Zoals gezegd kan de rechtbank nog geen beslissing nemen op het verzoek van de GI. De termijn van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] loopt op 15 juli 2018 af. De rechtbank acht het wenselijk dat de situatie van [voornaam van minderjarige] onveranderd blijft totdat de rechtbank een eindbeslissing geeft op het verzoek van de GI.. Deze eindbeslissing zal pas (ruim) na 15 juli 2018 en dus na afloop van de huidige machtiging tot uithuisplaatsing kunnen worden gegeven. Hoewel er nu sprake is van een onduidelijke en daarmee ingewikkelde situatie voor [voornaam van minderjarige] , en ook voor de overige belanghebbenden, vindt de rechtbank niet dat de verblijfplaats van [voornaam van minderjarige] vooruitlopend op de eindbeslissing al gewijzigd mag worden. Hij verblijft dit moment op een veilige plek en kan daar dus voorlopig blijven. Om de juridische situatie stabiel te houden totdat definitief is beslist en de mogelijkheid tot zowel toewijzen als afwijzen open te houden, acht de rechtbank zich genoodzaakt om artikel 1:265i lid 3 BW toe te passen ook voor de periode dat het perspectief nog niet duidelijk is. De rechtbank zal daarom met inachtneming van voornoemd artikel bepalen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in het pleeggezin van kracht blijven met ingang van 26 juni 2018 tot uiterlijk 26 juni 2019. De rechtbank merkt daarbij wel op dat, indien het verzoek van de GI in een latere beschikking wordt toegewezen, de rechtbank de mogelijkheid blijft behouden om de machtiging tot uithuisplaatsing op een eerder tijdstip te beëindigen.
Bijzondere curator
5.7.
De bijzondere curator heeft ter zitting verklaard dat zij ten behoeve van [voornaam van minderjarige] bereid is met ouders en pleegouders in gesprek te gaan om een ouderschapsplan op te stellen. Zij heeft opgemerkt dat een nadere invulling van haar opdracht wenselijk is. De rechtbank constateert dat de situatie voor [voornaam van minderjarige] en de belangrijke volwassenen om hem heen door de te nemen tussenbeslissing tijdelijk onzekerder wordt. De rechtbank neemt aan dat de bijzondere curator ook bereid en in staat is, ten behoeve van [voornaam van minderjarige] gedurende deze periode van onzekerheid in de vierhoek tussen de pleegouders, de moeder, de vader en de GI een rol te spelen. Bij de eindbeslissing zal de rechtbank zich nader uitlaten over de taken van de bijzondere curator.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de beslissing op het verzoek tot wijziging van de verblijfplaats van [voornaam van minderjarige] aan;
6.2.
draagt de GI op om aan de rechtbank en alle belanghebbenden de in het lichaam van de beschikking genoemde informatie vóór de in het lichaam van de beschikking genoemde datum toe te sturen;
6.3.
bepaalt dat de overige belanghebbenden vóór de in het lichaam van de beschikking genoemde datum schriftelijk op de informatie kunnen reageren;
6.4.
bepaalt dat de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] in het pleeggezin van kracht blijven met ingang van 26 juni 2018 tot 26 juni 2019;
6.5.
verklaart de beslissingen ten aanzien van de duur van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam van minderjarige] uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.P. de Beij, voorzitter, mr. E.A.A. van Kalveen, en
mr. G.L.M. Urbanus, rechters, allen (tevens) kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. G.T. Bakker als griffier en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Arnhem-Leeuwarden.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 4 juli 2018.