Op 26 januari 2018 heeft de meervoudige kamer voor de behandeling van wrakingszaken van de Rechtbank Midden-Nederland een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die voorzitter is van een stichting en betrokken is bij een civiele procedure tegen haar. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. J.P. Killian, de behandelend rechter in de zaak met nummer 5820486 / UC EXPL 17-4337. Verzoekster voerde aan dat de rechter partijdig was, onder andere omdat hij een comparitie had laten doorgaan in haar afwezigheid en niet had gereageerd op haar verzoek om uitstel vanwege haar gezondheid. De wrakingskamer heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard, omdat de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd geen grond opleveren voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid in het geding was. De wrakingskamer oordeelde dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de wrakingsgrond te laat was ingediend en dat de andere aangevoerde gronden niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.