Op 23 januari 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in de zaak met parketnummer 16/702867-13. De rechtbank heeft besloten om de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (PIJ-maatregel) van de veroordeelde, geboren in 1996, met zes maanden te verlengen. Deze beslissing volgde op een vordering van de officier van justitie, die eerder had verzocht om een verlenging van negen maanden. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie beoordeeld en geconcludeerd dat een verlenging van zes maanden in het belang is van de ontwikkeling van de veroordeelde en de veiligheid van de samenleving.
De rechtbank heeft in haar overwegingen het advies van deskundigen meegenomen, waarin werd gesteld dat de veroordeelde, die lijdt aan een Autismespectrumstoornis, nog steeds afhankelijk is van begeleiding en dat er risico's zijn op recidive. De rechtbank heeft vastgesteld dat de huidige situatie van de veroordeelde, die verblijft in een inrichting, niet zonder meer kan worden beëindigd, gezien de risico's die dit met zich meebrengt. De rechtbank heeft ook gelet op de artikelen 77s, 77t en 77u van het Wetboek van Strafrecht, die de mogelijkheid van verlenging van de PIJ-maatregel regelen.
De beslissing is genomen na een zitting op 9 januari 2018, waar de officier van justitie, de veroordeelde, zijn raadsman en deskundigen aanwezig waren. De rechtbank heeft de stukken in het dossier bestudeerd en de argumenten van beide partijen afgewogen. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de verlenging van de maatregel noodzakelijk is om de voortgang van de behandeling van de veroordeelde te waarborgen en om de veiligheid van de samenleving te waarborgen.