ECLI:NL:RBMNE:2018:3165

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
10 juli 2018
Publicatiedatum
10 juli 2018
Zaaknummer
16/660245-17 (P)
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Materieel strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van een 16-jarige jongen in een doodslagzaak na fatale steekpartij in Almere

Op 10 juli 2018 heeft de Rechtbank Midden-Nederland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 16-jarige jongen uit Almere, die werd beschuldigd van het doodsteken van een 15-jarige plaatsgenoot tijdens een steekpartij op 12 december 2017. De rechtbank heeft de jongen vrijgesproken van zowel doodslag als openlijke geweldpleging. Uit het dossier bleek dat de verdachte niet het mes bij zich had waarmee het slachtoffer was gestoken en dat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid van het mes bij zijn medeverdachte. De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor opzet of betrokkenheid van de verdachte bij het geweld. De medeverdachte blijft verdachte in deze zaak, en de rechtbank zal op 17 juli uitspraak doen in zijn zaak. De ouders van het slachtoffer hebben zich als benadeelde partij gevoegd en vorderden schadevergoeding, maar de rechtbank verklaarde hen niet-ontvankelijk in hun vordering, gezien de vrijspraak van de verdachte. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Afdeling strafrecht
Zittingsplaats Lelystad
Parketnummer: 16/660245-17 (P)
Vonnis van de meervoudige kamer van 10 juli 2018
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 2002 te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

1.ONDERZOEK TER TERECHTZITTING

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het laatstelijk gehouden onderzoek op de terechtzitting van 26 juni 2018.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering en standpunten van officier van justitie mr. M. Kamper, van hetgeen verdachte en mr. N. Claassen, advocaat te Schiedam, en van hetgeen mr. M.A.J. Kubatsch, advocaat te Utrecht, namens de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] naar voren hebben gebracht.

2.TENLASTELEGGING

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
primair
op 12 december 2017 te Almere, samen met een ander of anderen, [slachtoffer] van het leven heeft beroofd door hem opzettelijk een- of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)lichaam te steken, ten gevolge waarvan hij is overleden;
subsidiair
op 12 december 2017 op het [adres] te Almere openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer] door hem te duwen en/of vast te houden en/of te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen.

3.VOORVRAGEN

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging van verdachte en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.VRIJSPRAAK

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd verdachte vrij te spreken van zowel het primair als het subsidiair ten laste gelegde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit en daartoe aangevoerd dat de feitelijke gedragingen van verdachte onvoldoende zijn om te kunnen spreken van een wezenlijke en significante bijdrage van verdachte aan het doden van het slachtoffer. Evenmin is sprake van (voorwaardelijk) opzet op het doden van het slachtoffer nu verdachte geen wetenschap had van het mes dat de medeverdachte [medeverdachte] – hierna: [medeverdachte] – bij zich droeg. Voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging geldt dat het dossier daarvoor slechts één bewijsmiddel bevat, hetgeen onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat uit het dossier volgt dat [medeverdachte] een mes bij zich droeg waarmee hij het slachtoffer heeft gestoken. Verdachte heeft van meet af aan verklaard dat hij niet wist dat [medeverdachte] een mes bij zich had. Sterker nog, toen hij tijdens het gevecht het mes zag, dacht hij dat dit van het slachtoffer was en dat [medeverdachte] dat van hem afpakte. Ten tijde van de steekpartij stond verdachte naar zijn zeggen op een afstand van tien tot vijftien meter. Ook [medeverdachte] heeft verklaard dat verdachte niet wist van het mes dat hij bij zich had en dat hij tijdens het steekincident alleen met het slachtoffer was en verdachte daar niet bij betrokken was.
[getuige] is de enige die heeft verklaard over betrokkenheid van verdachte bij de vechtpartij met het slachtoffer. Zijn verklaringen zijn op dit punt echter niet consistent en uit zijn verklaring bij de rechter-commissaris volgt dat wat hij heeft verklaard over het zogenaamde ‘veegje’ dat het slachtoffer van één van de verdachten kreeg – hij weet niet van wie – op een aanname berust, omdat hij het slachtoffer alleen heeft zien vallen.
De rechtbank oordeelt dat op grond van het dossier om voornoemde redenen niet kan worden vastgesteld dat verdachte wetenschap had van het mes dat [medeverdachte] bij zich droeg en evenmin dat verdachte jegens het slachtoffer gewelddadige handelingen heeft verricht. Er is daarom aan de zijde van verdachte geen sprake van opzet, ook niet in voorwaardelijke zin, op het doden van het slachtoffer en verdachte kan ook niet als medepleger daarvan worden aangemerkt. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van het primair ten laste gelegde medeplegen van doodslag.
Ook voor de subsidiair ten laste gelegde openlijke geweldpleging dient vrijspraak te volgen, nu een bewezenverklaring daarvan niet kan rusten op een enkele verklaring die bovendien niet consistent is en ook anderszins uit het dossier niet valt op te maken dat verdachte op enigerlei wijze een significante en wezenlijke bijdrage aan het geweld zou hebben geleverd.

5.BENADEELDE PARTIJ

De ouders van het slachtoffer, [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben zich als benadeelde partij in het geding gevoegd en vorderen een bedrag van € 65.031,19. Dit bedrag bestaat uit € 25.031,19 aan materiële schade en € 40.000,- aan immateriële schade, ten gevolge van het aan verdachte ten laste gelegde feit.
5.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft, gelet op de door haar gevorderde vrijspraak, geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij.
5.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard dan wel dat deze moet worden afgewezen.
5.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu verdachte van het ten laste gelegde zal worden vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering, zal de benadeelde partij in de kosten van verdachte worden veroordeeld voor zover deze betrekking hebben op het verweer tegen de vordering. Deze kosten worden tot op dit moment begroot op nihil.

6.BESLISSING

De rechtbank:
Vrijspraak
- verklaart het primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij;
Benadeelde partij
  • verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte gemaakt, tot op heden begroot op nihil;
Voorlopige hechtenis
- heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.G. van de Streek, voorzitter tevens kinderrechter, mrs. J.F. Haeck en M.J.A.L. Beljaars, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.M. van Zwet, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 10 juli 2018.
Bijlage: de tenlastelegging
Aan verdachte wordt ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 12 december 2017 te Almere, althans in het arrondissement Midden-Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk eenmaal of meermalen met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, in het (boven)lichaam van voornoemde [slachtoffer] gestoken en/of geprikt, tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair
hij op of omstreeks 12 december 2017 te Almere, in elk geval in Nederland, openlijk, te weten, het [adres] , in elk geval op of aan de openbare weg en/of op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een persoon en/of een goed te weten [slachtoffer] , door voornoemde [slachtoffer] te duwen en/of vast te houden en/of te slaan/stompen en/of te schoppen/trappen.