In deze zaak, die voor de Rechtbank Midden-Nederland is behandeld, vorderde eiseres, in haar hoedanigheid van curator in het faillissement van een besloten vennootschap, betaling van een bedrag van € 359.892,73 van gedaagden op grond van onrechtmatige daad en ongerechtvaardigde verrijking. De rechtbank heeft vastgesteld dat gedaagden, die in een complexe relatie stonden, een huis in Italië hebben overgedragen, wat door eiseres als een schijnhandeling werd betwist. De rechtbank heeft eerder tussenvonnissen gewezen waarin gedaagden de bewijslast kregen om aan te tonen dat de overdracht rechtmatig was. Eiseres heeft verschillende scenario's gepresenteerd over de totstandkoming van de overdracht, waarbij zij stelde dat de overdracht bedoeld was om haar vordering te benadelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de stellingen van eiseres onvoldoende zijn weersproken door gedaagden, waardoor het vermoeden van een schijnhandeling is blijven bestaan. De rechtbank heeft de vordering tot betaling afgewezen, maar heeft wel verklaard dat de overdracht geen rechtskracht heeft en dat gedaagde sub 1 mede-eigenaar is gebleven van het huis. Gedaagden zijn veroordeeld in de proceskosten van eiseres.