ECLI:NL:RBMNE:2018:3056

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
11 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
C/16/442413 / HA ZA 17-568
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietig besluit van vereniging in strijd met statuataire doelstelling en proceskostenvergoeding

In deze zaak, uitgesproken op 11 juli 2018 door de Rechtbank Midden-Nederland, is een geschil aan de orde tussen eisers, [achternaam] c.s., en de Vereniging. De eisers vorderen primair de nietigheid van een besluit van de Vereniging, dat hen beperkingen oplegt met betrekking tot het gebruik van hun eigendom, een perceel grond met daarop een woonhuis. De Vereniging heeft in een besluit bepaald dat [eiseres sub 3] haar auto op het perceel mag parkeren onder bepaalde voorwaarden. Eisers stellen dat dit besluit in strijd is met de statutaire doelstellingen van de Vereniging en derhalve nietig is. De rechtbank oordeelt dat het besluit geen statutaire basis heeft en daarmee nietig is, omdat de Vereniging geen bevoegdheid heeft om voorwaarden te stellen aan het gebruik van het perceel van haar leden. De rechtbank wijst de vorderingen van de Vereniging af en veroordeelt de Vereniging in de proceskosten van eisers, die in totaal zijn begroot op € 1.470,31. De rechtbank benadrukt dat een lid van de Vereniging bijdraagt aan de algemene kosten, ook als hij het niet eens is met een besluit dat tot kosten leidt. De uitspraak bevestigt het eigendomsrecht van [achternaam] c.s. en de beperkingen die de Vereniging kan opleggen aan het gebruik van het binnenterrein.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Civiel recht
handelskamer
locatie Utrecht
zaaknummer / rolnummer: C/16/442413 / HA ZA 17-568
Vonnis van 11 juli 2018
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser sub 2],
wonende te [woonplaats] ,
3.
[eiseres sub 3],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem,
tegen
de vereniging
[gedaagde],
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat: mr. M.B. Bruinsma te Soest.
Eisers in conventie sub 1 en 2 zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud worden genoemd: [achternaam] . Eiseres in conventie sub 3 zal hierna worden genoemd: [eiseres sub 3] . Eisers sub 1, 2 en 3 in conventie zullen hierna gezamenlijk in mannelijk enkelvoud worden genoemd: [achternaam] c.s. Gedaagde in conventie zal hierna worden genoemd: de Vereniging.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding,
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie,
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie,
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[achternaam] heeft bij koopovereenkomst van 11 januari 2007 (hierna: de koopovereenkomst) een perceel grond met daarop een woonhuis aan het adres [straatnaam 1] [nummeraanduiding] te [woonplaats] gekocht (hierna: het Perceel) met daarbij twee appartementsrechten ter zake van nabij gelegen (ondergrondse) parkeerplaatsen (hierna: de Appartementsrechten). Het Perceel maakt – samen met 27 andere woningen – onderdeel uit van het gebied ‘ [naam] ’.
2.2.
Bij oprichtingsakte van 12 februari 2007 (hierna: de oprichtingsakte) is de Vereniging opgericht. In de statuten van de Vereniging (hierna: de Statuten) die in de oprichtingsakte zijn neergelegd, is – voor zover van belang – het volgende opgenomen:
“(…)
het project:
het bouwplan genaamd “ [naam] ”, bestaande uit onder meer achtentwintig (28) eengezinswoningen, een binnengebied met weg en voetpad te [plaatsnaam] , [straatnaam 2] , alsmede het recht van opstal van het perceel grond met stallingsgarage met daarin drieëndertig (33) auto-opstalplaatsen en acht (8) bergingen (…)
het terrein
het tot gemeenschappelijk gebruik bestemde binnengebied aan de [straatnaam 2] te [plaatsnaam] , kadastraal bekend (…), met alle daarop en daarin aanwezige en daartoe behorende voorzieningen (…).
De vereniging heeft ten doel:
het in eigendom verkrijgen, beheren, onderhouden, instandhouden en zodanig vernieuwen van het terrein. (…)”.
2.3.
Bij akte van levering van 30 maart 2007 zijn het Perceel en de Appartementsrechten aan [achternaam] geleverd. Het Perceel is belast met een recht van vruchtgebruik ten behoeve van [eiseres sub 3] . [eiseres sub 3] is de moeder van [achternaam] en de feitelijk bewoner van het woonhuis.
2.4.
Het Perceel is alleen via een gemeenschappelijk binnenterrein (hierna: het binnenterrein) te bereiken. Bij akte van levering van 10 november 2009 heeft de Vereniging het binnenterrein in eigendom geleverd gekregen. Op het binnenterrein zijn meerdere erfdienstbaarheden gevestigd, waaronder een recht van overpad ten behoeve van (onder andere) het Perceel, dat – voor zover van belang – inhoudt:
“de verplichting te dulden dat de eigenaren en gebruikers van het heersend erf op de voor eigenaren en gebruikers van het dienende erf minst bezwarende wijze vierentwintig (24) uur per dag gebruik maken van de op het dienende werf liggende weg en voetpad om te komen van en te gaan naar de openbare weg (…) onder de volgende bepalingen:
a. (…) over de weg kan slechts te voet worden gegaan en stapvoets worden gereden met rijwielen en motorvoertuigen; (…)
e. zolang de [gedaagde] eigenaar is van het dienend erf en de eigenaar van het heersend erf verplicht zijn lid te zijn van deze vereniging, is de eigenaar van het dienend erf bevoegd aan de eigenaren en gebruikers van het heersend erf nadere regels te stellen omtrent het gebruik en het onderhoud van het dienend erf. (…)”.
2.5.
Op 22 april 2010 is het door de Vereniging opgestelde huishoudelijk reglement in werking getreden. In het huishoudelijk reglement is – voor zover van belang – het volgende bepaald:
“(…)Artikel 18 Bereikbaarheid / verkeer
Lid 1
Op het binnenterrein is het alleen toegestaan om stapvoets te rijden.
Lid 2
Het is niet toegestaan auto’s / motoren ed. op het binnenterrein te parkeren ( langer dan 30 minuten), repareren en/of te onderhouden (…)”.
2.6.
In de Statuten is opgenomen dat alle eigenaars van woonhuizen aan de [straatnaam 1] en eigenaars van appartementsrechten van de (ondergrondse) parkeerplaatsen verplicht lid zijn van de Vereniging. [achternaam] is lid van de Vereniging, [eiseres sub 3] niet.
2.7.
Tijdens de vergadering van 30 juni 2016 heeft de Vereniging het besluit genomen dat [eiseres sub 3] haar auto op het Perceel mag parkeren zolang (i) zij op het Perceel woonachtig is, en (ii) beschikt over een geldig rijbewijs, (hierna: het Besluit).

3.Het geschil

in conventie

3.1.
De rechtbank begrijpt dat [achternaam] c.s. bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis vordert om:
primairhet Besluit nietig te verklaren, dan wel
subsidiairhet Besluit te vernietigen;
voor recht te verklaren dat op het Perceel een motorvoertuig kan worden geplaatst;
de Vereniging in de proceskosten te veroordelen, onder bepaling dat [achternaam] niet via omslag in de door de Vereniging aan hem te betalen kosten behoeft bij te dragen.
3.2.
[achternaam] c.s. legt – kort samengevat – het volgende aan zijn vordering ten grondslag. Het Besluit is nietig omdat het in strijd is met het statutaire doel van de Vereniging. Het doel van de Vereniging is immers om het binnenterrein te beheren en niet om te bepalen hoe [achternaam] c.s. het Perceel mag gebruiken. De Vereniging is niet bevoegd om regels of eisen stellen aan (het gebruik van) het Perceel omdat dat eigendom van [achternaam] is. Het Besluit is dus zowel in strijd met de Statuten als in strijd met de wet (artikel 2:27 lid 4 BW). Voor zover geen sprake is van nietigheid, is het Besluit in ieder geval vernietigbaar. Het Besluit is immers genomen in strijd met de redelijkheid en billijkheid (artikel 2:15 lid 1 sub b BW en artikel 2:15 lid 1 sub c BW) en bepalingen van het huishoudelijk reglement.
3.3.
De rechtbank begrijpt dat de Vereniging – kort samengevat – het volgende verweer voert. [achternaam] c.s. weet dat bij [naam] de nadruk op rust en natuur ligt. Dit uitgangspunt en de omstandigheid dat [naam] autoluw is, is ook in de (brochure bij de) koopovereenkomst verankerd. Het parkeren van [eiseres sub 3] doet afbreuk aan het ‘groene’ en autoluwe karakter van de [straatnaam 1] en [eiseres sub 3] veroorzaakt overlast omdat diverse andere bewoners zich aan haar (geparkeerde) auto storen. Weliswaar mag de Vereniging niet bepalen wat [achternaam] met zijn Perceel doet, maar de Vereniging heeft wel de bevoegdheid om regels op te leggen over het gebruik van het binnenterrein. [eiseres sub 3] handelt in strijd met dergelijke regels door veelvuldig over het binnenterrein te rijden met als doel om op het Perceel te parkeren. De Vereniging is gerechtigd om voorwaarden te stellen aan het gedogen van een dergelijke overtreding. Tot slot heeft [achternaam] c.s. een te algemene verklaring voor recht gevorderd; uiteraard ‘kan’ [achternaam] c.s. op het Perceel parkeren, maar in dit geval gaat het om de vraag of dat ook ‘mag’.
in reconventie
3.4.
De Vereniging vordert – kort samengevat – een verklaring voor recht dat (i) het [achternaam] c.s. verboden is om over het binnenterrein te komen en gaan met een motorvoertuig met als doel dat motorvoertuig op het Perceel of het binnenterrein te parkeren, en (ii) dat het [achternaam] c.s. verboden is op het Perceel of het binnenterrein te parkeren. Daarnaast vordert de Vereniging om bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
[achternaam] c.s. – met uitzondering van de in het Besluit genoemde gedoogconstructie – te verbieden om over het binnenterrein te komen en gaan met een motorvoertuig met als doel dat motorvoertuig op het Perceel of het binnenterrein te parkeren, ook wanneer dit door een derde gebeurt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per overtreding en van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan;
[achternaam] c.s. – met uitzondering van de in het Besluit genoemde gedoogconstructie – te verbieden om op het Perceel of het binnenterrein te parkeren, ook wanneer dit door een derde gebeurt, op straffe van een dwangsom van € 500,00 per overtreding en van € 500,00 voor iedere dag of een gedeelte daarvan;
[achternaam] c.s. in de proceskosten en de nakosten te veroordelen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.5.
De Vereniging legt aan haar reconventionele vordering ten grondslag dat zij recht en belang erbij heeft om vastgesteld te zien dat het [achternaam] c.s. verboden is om het Perceel of het binnenterrein als parkeerplaats te gebruiken of om over het binnenterrein te rijden met als doel om op het Perceel of het binnenterrein te parkeren. Het gebruiken van het Perceel of het binnenterrein als parkeerplaats druist in tegen het karakter van [naam] en bepalingen uit de koopovereenkomst en de Vereniging wil voorkomen dat andere eigenaars hun tuin eveneens als parkeerplaats gaan gebruiken.
3.6.
[achternaam] c.s. betwist dat het eigendomsrecht van [achternaam] c.s. door de Vereniging ingeperkt kan worden op de door haar gevorderde wijze. Verder blijkt uit de erfdienstbaarheidsbepaling en het huishoudelijk reglement dat [achternaam] c.s. het recht heeft om stapvoets met een motorvoertuig over het binnenterrein te gaan en dus heeft [eiseres sub 3] geen overtreding begaan.
3.7.
Op de stellingen van partijen, zowel in conventie als in reconventie, wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
De rechtbank zal allereerst beoordelen in hoeverre het Besluit nietig, dan wel vernietigbaar is voordat zij toekomt aan de overige vorderingen in conventie.
(Ver)nietig(baar)heid van het Besluit
4.2.
De rechtbank stelt vast dat de Vereniging met het Besluit voorwaarden heeft opgelegd aan [achternaam] c.s. waaronder hij gebruik mag maken van zijn eigendomsrecht. Artikel 2:14 lid 1 BW vereist dat ieder besluit van een vereniging een statutaire basis moet hebben. Een besluit dat zonder statutaire basis een verbintenis aan een lid oplegt, is nietig (zie Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, 13 januari 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:120).
4.3.
De rechtbank stelt vast dat de Vereniging op basis van de Statuten beslissingsbevoegdheid heeft ten aanzien van (het gebruik van)
het binnenterrein. Uit de Statuten volgt immers dat het doel van de Vereniging is om – kortgezegd – het binnenterrein te onderhouden en te beheren. Mogelijk kan de Vereniging dus ten aanzien van het binnenterrein parkeerbeleid bepalen, zoals zij ook heeft gedaan in het huishoudelijk reglement. Het Besluit stelt echter voorwaarden aan het gebruik van
het Perceel( [eiseres sub 3] mag slechts nog onder voorwaarden op het Perceel parkeren)
.Uit de Statuten noch het huishoudelijk reglement blijkt dat de Vereniging de beslissingsbevoegdheid heeft om besluiten te nemen waarmee (onjuist) gebruik van eigendom van haar leden (zoals het Perceel) wordt gereguleerd. Zelfs indien veronderstellenderwijs ervan wordt uitgegaan dat het verboden zou zijn om op het Perceel te parkeren (of het binnenterrein te gebruiken
met het doel omop het Perceel te parkeren) – hoewel dat nergens uit blijkt – heeft de Vereniging dus geen beslissingsbevoegdheid om te bepalen onder welke voorwaarden [achternaam] c.s. gebruik kan maken van het Perceel.
4.4.
De omstandigheden dat [naam] een rustig, natuurrijk en autoluw gebied is en andere bewoners zich aan de auto van [eiseres sub 3] storen – hoe begrijpelijk ook – doen aan het voorgaande niet af. Uit geen van de stukken blijkt dat [achternaam] c.s. erop bedacht had hoeven zijn dat hij geen auto op het Perceel zou mogen parkeren. Daarbij komt dat in (de brochure bij) de koopovereenkomst weliswaar wordt gesproken over een auto
luweomgeving, maar dat is iets anders dan auto
vrijeomgeving
.Mogelijk dat partijen onderling afspraken kunnen maken om overlast te voorkomen, maar de Vereniging kan dit niet via dit besluit afdwingen.
4.5.
Het voorgaande brengt met zich dat het Besluit geen statutaire basis heeft en daarmee op grond van artikel 2:14 lid 1 BW nietig is. De primair door [achternaam] c.s. gevorderde verklaring voor recht wijst de rechtbank dus toe, maar deze wordt niet uitvoerbaar bij voorraad verklaard omdat een dergelijke (declaratoire) verklaring zich daartoe niet leent. De subsidiair gevorderde verklaring behoeft verder geen bespreking.
4.6.
[achternaam] c.s. heeft verder een verklaring voor recht gevorderd dat een motorvoertuig op het Perceel kan worden geplaatst. De Vereniging heeft aangevoerd dat deze vordering te algemeen is en “kunnen parkeren” iets anders is dan “mogen parkeren”. De rechtbank oordeelt echter dat gelet op het tussen partijen gevoerde debat redelijkerwijs geen onduidelijkheid kan bestaan over de vraag wat [achternaam] c.s. beoogd heeft te vorderen: een verklaring voor recht dat het is toegestaan om op het Perceel een motorvoertuig te parkeren.
4.7.
De rechtbank heeft onder 4.1. tot en met 4.5. overwogen dat het Besluit nietig is en dat de Vereniging [achternaam] c.s. niet kan verbieden om op het Perceel te parkeren. Daarmee is echter niet gezegd dat het [achternaam] c.s. zonder meer is toegestaan om op het Perceel te parkeren. Aangezien het onduidelijk is of rechten van derden zich tegen toewijzing van de gevorderde verklaring verzetten – het is bijvoorbeeld denkbaar dat voor (het gebruik van) een parkeerplaats op het eigen Perceel een omgevingsvergunning nodig is – zal de rechtbank de gevorderde verklaring voor recht afwijzen.
4.8.
De Vereniging zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De rechtbank ziet geen aanleiding om te bepalen dat [achternaam] niet bij omslag in de vergoeding van de proceskosten hoeft bij te dragen: een lid moet nu eenmaal bijdragen in algemene kosten van een vereniging, ook als hij het niet eens is met een besluit dat tot kosten leidt en/of hij door een dergelijk besluit wordt benadeeld. De proceskosten van [achternaam] c.s. worden als volgt begroot:
  • dagvaarding € 97,31
  • griffierechten 287,00
  • salaris advocaat
Totaal € 1.470,31
in reconventie
4.9.
De Vereniging heeft diverse vorderingen ingesteld die ertoe strekken dat het voor [achternaam] c.s. verboden is (of wordt) om op het Perceel of het binnenterrein te parkeren, en dat het verboden is (of wordt) om over het binnenterrein te rijden
met als doelom op het Perceel of het binnenterrein te parkeren, al dan niet met uitzondering van de gedoogconstructie, en al dan niet op straffe van een dwangsom.
4.10.
Gelet op wat de rechtbank onder 4.1. tot en met 4.5. heeft overwogen, is het Besluit nietig. Dat betekent dat het Besluit niet als basis kan dienen voor de vorderingen van de Vereniging. Aangezien nergens uit is gebleken dat het voor [achternaam] c.s. verboden is om op het Perceel te parkeren – dit staat immers niet in de koopovereenkomst zoals de Vereniging heeft gesteld – wijst de rechtbank deze verklaring voor recht af.
4.11.
In het huishoudelijk reglement en de akte van levering van 10 november 2009 is verder opgenomen dat op het binnenterrein (i) stapvoets mag worden gereden en (ii) niet mag worden geparkeerd, maar daaruit volgt niet dat het verboden is om over het binnenterrein te rijden met (alleen)
de bedoelingom op het Perceel of het binnenterrein te parkeren. Dat hieraan een besluit ten grondslag ligt, is niet gebleken en de Vereniging heeft verder niet gesteld waarom het toch verboden zou zijn om (stapvoets) over het binnenterrein te rijden met als doel om op het Perceel of het binnenterrein te parkeren. De Vereniging heeft weliswaar gesteld dat de bedoeling van [naam] is om natuurrijk en autoluw te zijn, maar een dergelijk verbod kan daaruit niet worden afgeleid. Nu een rechtsgrond gesteld noch gebleken is voor deze vorderingen wijst de rechtbank deze af.
4.12.
Tot slot heeft de Vereniging gevorderd dat het [achternaam] c.s. wordt verboden om op het binnenterrein te parkeren. De rechtbank overweegt dat partijen het eens zijn dat eigenaars en gebruikers van woonhuizen niet op het binnenterrein mogen parkeren, zoals ook neergelegd in artikel 18 lid 2 van het huishoudelijk reglement. Gesteld noch gebleken is echter dat [achternaam] c.s. op enig moment op het binnenterrein heeft geparkeerd of hij de intentie heeft om dat in de toekomst te gaan doen. De rechtbank oordeelt dan ook dat niet is gebleken van een redelijk belang om een dergelijk verbod met dwangsom toe te wijzen. Het gevorderde verbod wordt daarom afgewezen.
Proceskosten in reconventie
4.13.
De Vereniging zal als de overwegend in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Ook ten aanzien van deze kosten ziet de rechtbank geen aanleiding om te bepalen dat de kosten niet bij omslag aan [achternaam] mogen worden doorberekend (zie 4.8.). De rechtbank kent halve punten toe voor de proceshandelingen in reconventie omdat de reconventionele vorderingen voortvloeien uit het verweer van de Vereniging. De kosten aan de zijde van [achternaam] c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat €
543,00(1,0 punten × tarief € 543,00)
Totaal € 543,00

5.De beslissing

De rechtbank:
in conventie
5.1.
verklaart voor recht dat het Besluit van de Vereniging nietig is;
5.2.
veroordeelt de Vereniging in de proceskosten, aan de zijde van [achternaam] c.s. tot op heden begroot op € 1.470,31, waaronder € 1.086,00 aan salaris advocaat;
5.3.
wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.4.
wijst de vorderingen van de Vereniging af;
5.5.
veroordeelt de Vereniging in de proceskosten, aan de zijde van [achternaam] c.s. tot op heden begroot op € 543,00 aan salaris advocaat;
in zowel conventie als reconventie
verklaart de onder 5.2. en 5.5. genoemde veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.M. Leijten en in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2018. [1]

Voetnoten

1.type: 4920