ECLI:NL:RBMNE:2018:293

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
28 januari 2018
Publicatiedatum
28 januari 2018
Zaaknummer
6546370 UT VERZ 17-28621
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • P.A.M. Penders
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van bewind en aansprakelijkheid van de bewindvoerder wegens tekortkomingen in de uitvoering

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2018 een beschikking gegeven over de opheffing van het bewind over de goederen van de verzoeker, die sinds 27 december 2012 onder bewind stond. De verzoeker, die zich in een problematische financiële situatie bevond, stelde dat de bewindvoerder niet adequaat handelde en dat zijn schulden waren gestegen van € 12.000 naar € 20.000. De verzoeker gaf aan dat de bewindvoerder geen regeling had getroffen met de belastingdienst, wat leidde tot loonbeslag, en dat er geen adequate communicatie was over zijn financiële situatie. De bewindvoerder had zich afgemeld voor de zitting, wat de kantonrechter als onacceptabel beschouwde, gezien de verplichting om ter zitting te verschijnen.

De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder niet had gehandeld als een goed bewindvoerder door onder andere de premie voor de autoverzekering niet tijdig te betalen, wat resulteerde in een boete van € 559 voor de verzoeker. De kantonrechter stelde vast dat de bewindvoerder ten onrechte had geweigerd gebruik te maken van gegevens van de partner van de verzoeker, wat mogelijk heeft geleid tot schade voor de verzoeker. De kantonrechter concludeerde dat de voortzetting van het bewind niet zinvol was en heeft het bewind opgeheven, met een veroordeling van de bewindvoerder tot schadevergoeding aan de verzoeker.

Uitspraak

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Bewindsbureau
locatie Utrecht
zaaknummer: 6546370 UT VERZ 17-28621 MV
BM nummer : BM 12878
Beschikking op een verzoek tot opheffing van bewind d.d. 19 januari 2018
op verzoek van:
[verzoeker/rechthebbende] ,
wonende [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
geboren te [geboorteplaats] op [1976] ,
hierna te noemen: verzoeker/rechthebbende,
over wiens vermogen thans bewindvoerder is:
Bureau voor Budget en Inkomens Beheer Midden Nederland B.V.,
correspondentieadres: [postbusnummer] ,
[postcode] [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: bewindvoerder.

1.De procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van:
- het verzoekschrift, ter griffie ingekomen op 26 oktober 2017;
- de schriftelijke reactie van de bewindvoerder(s).
Het verzoek is behandeld ter terechtzitting van 5 januari 2018, ter zitting zijn verschenen:
  • [verzoeker/rechthebbende] , rechthebbende;
  • mw. [A] namens [naam bewindvoerder] B.V., bewindvoerder;
  • mw. [B] , partner van rechthebbende.
Van het verhandelde ter zitting is aantekening gehouden.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt tot opheffing van het door de kantonrechter te Utrecht op 27 december 2012 ingestelde bewind over de goederen van verzoeker.
Rechthebbende stelt dat de bewindvoerder geen problemen oplost, maar de problemen alleen maar laat oplopen. Er is geen regeling getroffen met de belastingdienst, met als gevolg dat er loonbeslag is gelegd. Een andere deurwaarder heeft beslag gelegd op de goederen van rechthebbende, omdat hij van de bewindvoerder niets hoorde. De autoverzekering is een aantal maanden niet betaald terwijl er wel saldo was, met als gevolg een boete van € 559,- die rechthebbende inmiddels zelf heeft betaald. Er is inmiddels vijf jaar bewind en de schulden zijn gestegen van € 12.000,- naar € 20.000,-. Rechthebbende heeft alle gevraagde informatie van zijn partner voor wie geen bewind geldt aangeleverd, maar de bewindvoerder zegt dat hij daar geen gebruik van mag maken. De rekening en verantwoording is niet met hem besproken. Rechthebbende is van mening dat hij deze wel kan controleren omdat hij een administratieve opleiding heeft gehad. Hij krijgt weinig tot geen inzage in zijn financiële gegevens.
2.2.
De bewindvoerder heeft zich in eerste instantie afgemeld voor de zitting omdat de behandelaar van het dossier in verband met een korte vakantie afwezig was. De kantonrechter heeft de bewindvoerder erop gewezen dat zij een grote organisatie is en dat zij derhalve in staat moet worden geacht een andere vertegenwoordiger te sturen, mede gelet op de in de wet neergelegde verplichting om ter zitting te verschijnen en alle door de kantonrechter gewenste inlichtingen te verstrekken. De kantonrechter heeft er begrip voor dat de medewerkers van de bewindvoerder (uiteraard) recht hebben op vrije dagen en niet altijd de betreffende dossierbehandelaar ter zitting kan verschijnen. Echter bij de bewindvoerder zijn 12 personen werkzaam die als bewindvoerder mogen optreden, het moet dan mogelijk zijn een vervanger te laten komen. Volgens de bewindvoerder heeft de rechtbank eerder laten weten liever te hebben dat verzetten van de zitting wordt gevraagd dan dat een vertegenwoordiger moet verschijnen die onvoldoende kennis van het dossier heeft. Dit berust op een misvatting van de bewindvoerder. De kantonrechter verwacht dat de dossierbehandelaar, als deze niet in staat is om ter zitting te verschijnen, wordt vervangen door een collega die in voldoende mate is geïnformeerd over het betreffende dossier. De bewindvoerder heeft er in dit geval voor gekozen de dossierbehandelaar te laten vervangen door een medewerkster die pas drie weken bij de bewindvoerder in dienst is. Het is deze medewerkster, gelet op haar zeer korte dienstverband, niet euvel te duiden dat zij geen antwoord kon geven op de door de kantonrechter gestelde vragen. Het ontbreken van antwoorden komt echter wel voor rekening en risico van de bewindvoerder. Op hetgeen de bewindvoerder schriftelijk heeft aangevoerd zal in het navolgende, voor zover nodig, worden ingegaan.
2.3.
De bewindvoerder stelt dat zij geen gebruik mag maken van de gegevens van de partner. Zij stelt dat zij om dit wel te mogen doen toestemming van de kantonrechter nodig heeft of een volmacht van de partner om voor haar te handelen. De kantonrechter begrijpt niet waar de bewindvoerder deze stelling op baseert. De bewindvoerder verwijst naar de wet op de privacy. De kantonrechter kent geen enkele wettelijke bepaling of andere regel op grond waarvan de bewindvoerder geen gebruik zou mogen maken van door de partner ter beschikking gestelde gegevens. De bewindvoerder stelt verder dat zij de door de partner aangeleverde gegevens niet kan controleren. Ook deze stelling begrijpt de kantonrechter niet. Als de bewindvoerder inkomensgegevens nodig heeft en zij, zoals in dit geval, een inkomensspecificatie van de uitkeringsinstantie ontvangt, welke controle zou de bewindvoerder dan nog moeten uitoefenen? Dat de bewindvoerder een aantal werkzaamheden niet heeft uitgevoerd omdat zij vond dat zij geen gebruik mocht maken van gegevens, waarover zij wel beschikte, althans kon beschikken, berust daarmee op een misvatting van de bewindvoerder. Mogelijk heeft de bewindvoerder door deze misvatting ten onrechte geen toeslagen aangevraagd. Ook is mogelijk de beslagvrije voet te laag vastgesteld doordat de bewindvoerder de inkomensgegevens van de partner niet wilde aanleveren. Mocht rechthebbende hierdoor schade hebben geleden, is de bewindvoerder hiervoor aansprakelijk.
2.4.
De bewindvoerder stelt ten aanzien van het niet opstarten van schuldhulpverlening dat rechthebbende in maart 2014, toen hij ‘over kwam’ van een andere bewindvoerder, al voor schuldhulpverlening was aangemeld. Op dat moment moesten nog gegevens worden aangeleverd. Toen rechthebbende deze gegevens op 25 mei 2014 nog niet had aangeleverd is de regeling niet van start kunnen gaan. Vervolgens is er, volgens de bewindvoerder, een bericht gekomen van de woningbouwvereniging dat rechthebbende hennepplanten in huis had, waardoor de huur opgezegd moest wonen. Rechthebbende is vervolgens op een vakantiepark in een andere gemeente gaan wonen, waardoor de situatie niet stabiel was en dus geen schuldhulpverleningstraject kon worden opgestart.
Volgens rechthebbende zit er geruime tijd tussen mei 2014 en het moment waarop hij zijn woning moest verlaten medio 2016. Er was geen reden om in de tussentijd de schuldhulpregeling niet op te starten.
De bewindvoerder kon ter zitting geen verklaring geven voor het niet opstarten van een schuldhulpregeling. De kantonrechter stelt vast dat in mei 2016, na een zitting over de klacht van rechthebbende onder andere over het niet opstarten van een schuldhulpregeling, rechthebbende heeft laten weten ervoor te kiezen voort te willen gaan met het bewind onder voorwaarde dat de schulden eindelijk een keer worden opgelost. Kort daarna bleek rechthebbende hennepplanten in zijn woning te hebben. Uit de stukken blijkt verder dat ter zitting van 12 april 2016 is besproken dat de aanvraag voor schuldhulpverlening niet gestart kan worden omdat rechthebbende onvoldoende medewerking verleent ten aanzien van de omschrijving van (de oorzaken van) de schulden. Dat de bewindvoerder hierin onvoldoende voortvarend is geweest is derhalve niet komen vast te staan.
2.5.
Ten aanzien van de boete die rechthebbende heeft gekregen wegens het niet verzekerd rijden geldt het volgende. Rechthebbende heeft bij de bewindvoerder gemeld dat hij een auto in eigendom had en dat hij hiervoor een verzekering had afgesloten. De bewindvoerder heeft de premie voor deze verzekering een aantal maanden voldaan. Vervolgens heeft de bewindvoerder deze premie een aantal maanden niet voldoen, omdat zij de betreffende facturen niet van rechthebbende had ontvangen. Rechthebbende stelt dat het hier een vaste periodieke betaling betreft en dat er steeds voldoende saldo op zijn rekening was om deze betaling te verrichten. Het behoort tot de taak van de bewindvoerder deze periodieke betaling te doen, ook als er geen factuur wordt overgelegd. Deze stelling van rechthebbende is ter zitting door de bewindvoerder niet weersproken. De kantonrechter is van oordeel dat het inderdaad tot de taak van de bewindvoerder behoorde deze periodieke betalingen te verrichten ook zonder facturen. Daar speelt bij mee het grote belang van deze verplichte verzekering en het feit dat de bewindvoerder rechthebbende er niet over heeft geïnformeerd dat deze betalingen niet zijn verricht. Hierdoor heeft rechthebbende niet alleen het risico gelopen op een boete, maar hebben andere weggebruikers het risico gelopen dat door rechthebbende met het motorvoertuig veroorzaakte schade niet vergoed zou worden. Gelet op het voorgaande zal de bewindvoerder worden veroordeeld tot vergoeding van de door rechthebbende geleden schade door de door hem betaalde boete ad € 559,-.
2.6.
De ter zitting gestelde vragen over de rekening en verantwoording kon de bewindvoerder niet beantwoorden. Het is de kantonrechter niet duidelijk op grond waarvan rechthebbende, die aanzienlijke schulden heeft, € 4,47 rente ontvangt. Ook is niet duidelijk hoe de uitgave van € 777,67 aan ZIN/CVZ zich verhoudt tot de te betalen premie voor de ziektekostenverzekering. De rekening en verantwoording is niet met rechthebbende besproken. De bewindvoerder heeft op de rekening en verantwoording vermeld dat rechthebbende niet in staat is de rekening en verantwoording op te nemen. Dit verbaast de kantonrechter zeer. Ter zitting is op geen enkele wijze gebleken dat rechthebbende hiertoe niet in staat zou zijn. Het bewind dateert van 2012, zodat in de betreffende beschikking geen overweging is opgenomen met betrekking tot het controleren van de rekening en verantwoording.
2.7.
De bewindvoerder heeft nog geschreven dat rechthebbende gelden achter houdt. Volgens de bewindvoerder heeft rechthebbende een huis in Spanje dat weliswaar niet op zijn naam staat, maar waar hij wel (huur)inkomsten uit ontvangt. Ter zitting heeft rechthebbende dit ontkend en kon de bewindvoerder geen nadere informatie verstrekken of toelichting geven.
2.8.
Uit de stukken en de behandeling ter terechtzitting is wel aannemelijk geworden dat voortzetting van het bewind niet zinvol is. Daarom moet het bewind worden beëindigd.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
heft het bewind over de goederen van
[verzoeker/rechthebbende]op met ingang van 14 dagen na de verzenddatum van deze beschikking;
3.2.
stelt vast dat de bewindvoerder niet heeft gehandeld als goed bewindvoerder door de premie voor de autoverzekering niet, althans niet tijdig te betalen;
3.3.
stelt de schade die verzoeker heeft geleden vast op een bedrag van € 559, -;
3.4.
veroordeelt de bewindvoerder om aan verzoeker te voldoen het bedrag van € 559,-, binnen veertien dagen na de verzenddatum van deze beschikking.
Deze beschikking is gegeven door mr. P.A.M. Penders, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2018, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing kan binnen drie maanden na de dag van de uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, Postbus 9030, 6800 EM Arnhem. Het beroepschrift kan uitsluitend door een advocaat worden ingediend.