In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Midden-Nederland op 19 januari 2018 een beschikking gegeven over de opheffing van het bewind over de goederen van de verzoeker, die sinds 27 december 2012 onder bewind stond. De verzoeker, die zich in een problematische financiële situatie bevond, stelde dat de bewindvoerder niet adequaat handelde en dat zijn schulden waren gestegen van € 12.000 naar € 20.000. De verzoeker gaf aan dat de bewindvoerder geen regeling had getroffen met de belastingdienst, wat leidde tot loonbeslag, en dat er geen adequate communicatie was over zijn financiële situatie. De bewindvoerder had zich afgemeld voor de zitting, wat de kantonrechter als onacceptabel beschouwde, gezien de verplichting om ter zitting te verschijnen.
De kantonrechter oordeelde dat de bewindvoerder niet had gehandeld als een goed bewindvoerder door onder andere de premie voor de autoverzekering niet tijdig te betalen, wat resulteerde in een boete van € 559 voor de verzoeker. De kantonrechter stelde vast dat de bewindvoerder ten onrechte had geweigerd gebruik te maken van gegevens van de partner van de verzoeker, wat mogelijk heeft geleid tot schade voor de verzoeker. De kantonrechter concludeerde dat de voortzetting van het bewind niet zinvol was en heeft het bewind opgeheven, met een veroordeling van de bewindvoerder tot schadevergoeding aan de verzoeker.