ECLI:NL:RBMNE:2018:2903

Rechtbank Midden-Nederland

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
27 juni 2018
Zaaknummer
C/16/456629 / FO RK 18-445
Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging omgangsregeling in familierechtelijke procedure met betrekking tot minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Midden-Nederland op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in een familierechtelijke procedure tussen een vader en een moeder over de wijziging van de omgangsregeling met hun minderjarige kind. De moeder had op 12 januari 2018 een verzoekschrift ingediend tot nihilstelling van de kinderalimentatie, terwijl de vader op 14 maart 2018 een verweerschrift indiende met een zelfstandig verzoek tot wijziging van de zorgregeling. De rechtbank heeft de verzoeken van de vader om de omgangsregeling te wijzigen afgewezen, omdat er onvoldoende bewijs was voor een wijziging van omstandigheden sinds de eerdere beschikking van 13 oktober 2017. De rechtbank oordeelde dat de huidige omgangsregeling niet afhankelijk was van mediation en dat de vader niet had aangetoond dat hij de kosten van de zorgregeling niet kon dragen. De rechtbank benadrukte het belang van stabiliteit voor het kind en dat herhaalde procedures niet in het belang van het kind zijn. De rechtbank heeft ook geadviseerd om duidelijke afspraken te maken over de informatievoorziening tussen de ouders en het aanwijzen van een steunfiguur voor het kind.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND

Familierecht
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/456629 / FO RK 18-445
Wijziging omgangsregeling
Beschikking van 2 juli 2018
in de zaak van
[de man],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. F. Ettaia,
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. G.H. Zijlstra,
met als belanghebbende:
de gecertificeerde instelling
Samen Veilig Midden Nederland,
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
hierna te noemen: de G.I.

1.Verloop van de procedure

1.1.
De moeder heeft op 12 januari 2018 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot nihilstelling van de kinderalimentatie.
1.2.
De vader heeft op 14 maart 2018 een verweerschrift ingediend, tevens houdende zelfstandig verzoek dat strekt tot wijziging van de zorgregeling.
1.3.
De moeder heeft op 5 juni 2018 een verweerschrift op het zelfstandige verzoek ingediend.
1.4.
Het verzoek met betrekking tot de kinderalimentatie is door de rechtbank afgesplitst (C/16/453206 / FA RK 18/295) en is in een aparte procedure behandeld.
1.5.
Bij de rechtbank zijn vervolgens nog de volgende stukken binnen gekomen:
- het F9-formulier van 26 maart 2018 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 3 april 2018 van de zijde van de moeder;
- het F9-formulier van 20 april 2018 van de zijde van de vader;
- het F9-formulier van 20 april 2018 van de zijde van de moeder;
- het e-mailbericht van 15 mei 2018 van de zijde van de G.I.;
- het e-mailbericht van 24 mei 2018 van de zijde van de G.I.;
- het faxbericht van 1 juni 2018 van de zijde van de G.I., met bijgevoegd de rapportage van Samen Veilig Midden-Nederland van 16 mei 2018;
- het e-mailbericht van 8 juni 2018 van de zijde van de vader, met bijbehorende brief en aanvullende productie 6.
1.6.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 11 juni 2018. Verschenen zijn:
- partijen met hun advocaten;
- de heer [A] en mevrouw [B] (gezinsvoogd), namens de G.I.;
- de heer [C] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).

2.Vaststaande feiten

2.1.
Partijen zijn gehuwd geweest. Bij beschikking van deze rechtbank van [2015] is de echtscheiding uitgesproken tussen partijen. Deze beschikking is op [2015] ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
2.2.
Het minderjarige kind van partijen is:
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2006 te [geboorteplaats] .
2.3.
Bij beschikking van deze rechtbank van 16 februari 2018 is de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [voornaam van minderjarige] .
2.4.
[voornaam van minderjarige] heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.5.
Bij beschikking van deze rechtbank van 13 oktober 2017 is de volgende zorgregeling bepaald:
indien [voornaam van minderjarige]
welgaat voetballen:
  • is er sprake van een uitwedstrijd, dan komt de vader bij de uitwedstrijd kijken;
  • is er sprake van een thuiswedstrijd, dan zal er omgang plaatsvinden tussen de vader en [voornaam van minderjarige] in het [naam jeugdzorginstelling] ;
indien [voornaam van minderjarige]
nietgaat voetballen:
  • elke zaterdag omgang tussen de vader en [voornaam van minderjarige] in het [naam jeugdzorginstelling] ; of
  • de ene zaterdag omgang in het [naam jeugdzorginstelling] op een doordeweekse dag in de andere week komt de vader kijken bij de karate-les van [voornaam van minderjarige] .
2.6.
Bij beschikking van deze rechtbank van 21 maart 2016 is [voornaam van minderjarige] onder toezicht gesteld van de G.I. tot 21 december 2016. De ondertoezichtstelling is laatstelijk verlengd bij beschikking van deze rechtbank van 8 december 2017, tot 21 juni 2018. De G.I. heeft geen verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling te verlengen.

3.Beoordeling van het verzochte

3.1.
De vader verzoekt de rechtbank de omgangsregeling te wijzigen conform zijn verzoeken onder de punten drie tot en met acht, hetgeen – kortgezegd – neerkomt op een forse uitbreiding van de omgangsregeling. Hiertoe stelt de vader dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden sinds de beschikking van 13 oktober 2017, omdat daarbij als uitgangspunt is genomen dat partijen in mediation tot een uitbreiding van de omgangsregeling zouden komen, hetgeen niet van de grond is gekomen. Ook stelt de vader dat hij de kosten van het [naam jeugdzorginstelling] niet kan betalen en dat hij [voornaam van minderjarige] niet alleen onder toezicht wil zien. Wat betreft de verzochte uitbreiding stelt de vader dat er nu een minimale omgangsregeling geldt, waarbij hij volledig afhankelijk is van de moeder. Het is volgens de vader in het belang van [voornaam van minderjarige] dat hij een veilige, rustige, stabiele en vertrouwde leefsituatie aangeboden krijgt, welke de vader hem kan bieden. De vader heeft de indruk dat de moeder een nieuw gezin wenst te vormen samen met [voornaam van minderjarige] en haar nieuwe partner. [voornaam van minderjarige] zijn sociale leefomgeving is in [woonplaats] . Nu [voornaam van minderjarige] al veel heeft meegemaakt gaat het volgens de vader te ver om de banden van [voornaam van minderjarige] met zijn vertrouwde omgeving te verbreken, alsook de zorgouder, de school, de woning van de vader, de buurt, vriendjes etc. De voorgestelde zorgregeling is conform het advies van de bijzondere curator, die het belang van een uitgebreide zorgregeling heeft onderschreven.
3.2.
De moeder voert verweer en verzoekt de rechtbank de verzoeken van de vader af te wijzen. De moeder betwist dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. Volgens de moeder is de omgangsregeling zoals bepaald in de beschikking van 13 oktober 2017 niet voorlopig maar definitief, en zouden partijen daarnaast in mediation gaan. Bovendien was de mediation voornamelijk gericht op de hoofdverblijfplaats van [voornaam van minderjarige] en de uitoefening van het gezag. De moeder betwist dat de vader de kosten van het [naam jeugdzorginstelling] niet kan dragen. Volgens de moeder komen de kosten neer op € 50,- per ouder per maand, hetgeen de vader kan betalen nu hij een inkomen heeft boven bijstandsniveau.
Wat betreft de verzochte wijziging van de omgangsregeling is de moeder van mening dat de vader zich eerst aan de huidige omgangsregeling moet houden, voordat er over uitbreiding kan worden gesproken. De vader heeft immers de mogelijkheid om [voornaam van minderjarige] (buiten voetbal om) te zien bij het [naam jeugdzorginstelling] , maar hier maakt hij ondanks herhaalde verzoeken van de moeder geen gebruik van. Ook heeft hij zich volgens de moeder onttrokken aan alle hulpverlening. De huidige omgangsregeling is daar het resultaat van. De vader verzoekt een omgangsregeling conform het advies van de bijzondere curator, terwijl hij nalaat te vermelden dat er een andersluidend en meer recent/nieuw advies van de bijzondere curator bestaat. Ook stelde de bijzondere curator als voorwaarde dat de ouders door middel van mediation in staat moeten zijn om gemeenschappelijk het ouderschap vorm te geven. Dat is niet het geval.
3.3.
De G.I. heeft op 16 mei 2018 gerapporteerd en geadviseerd een omgangsregeling vast te leggen waarbij de vader de aankomende twee jaar eenmaal in de twee weken komt kijken bij het voetbal en waarbij hij zich vooraf niet hoeft aan/af te melden. Volgens de G.I. is de vader onvoldoende leerbaar gebleken op het gebied van neutraal/positief zijn over de moeder, waardoor hij [voornaam van minderjarige] in het verleden heeft belast. Daarnaast is de vader in de afgelopen periode niet betrouwbaar gebleken in het nakomen van afspraken. De vader is de omgangsafspraken met [voornaam van minderjarige] op het voetbalveld wel nagekomen, maar de afspraken bij karate en in het [naam jeugdzorginstelling] niet. Het is belangrijk dat de afspraken haalbaar zijn voor de vader. Het gaat op dit moment goed met [voornaam van minderjarige] . Een verdere wijziging van de omgangsregeling kan hem uit balans brengen. De G.I. acht het wenselijk dat ook vastgelegd wordt dat de moeder de vader informeert over de minimale zaken betreffende [voornaam van minderjarige] , met een minimale frequentie, en dat de moeder een persoon uit haar netwerk zoekt welke aanwezig kan zijn voor [voornaam van minderjarige] bij belangrijke gebeurtenissen.
3.4.
De Raad heeft ter zitting verklaard dat het in het belang is van [voornaam van minderjarige] dat er een betrouwbare regeling komt, maar dat hij niet weet hoe dit bereikt kan worden gelet op alle hulpverlening die al is ingezet. Er dient een minimale omgangsregeling te zijn waar beide ouders zich aan houden, zodat [voornaam van minderjarige] niet steeds teleurgesteld wordt. De Raad adviseert partijen om – gelet op de zomerstop van voetbal – een afspraak te maken over de omgang tijdens de zomervakantie.
3.5.
Ingevolge artikel 1:377e van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechtbank op verzoek van de ouders of van één van hen een beslissing inzake de omgangsregeling of een door de ouders onderling getroffen regeling wijzigen op grond dat nadien de omstandigheden zijn gewijzigd, of dat bij het nemen van de beslissing van onjuiste of onvolledige gegevens is uitgegaan.
3.6.
De vader stelt dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden ten opzichte van de beschikking van deze rechtbank van 13 oktober 2017. De moeder betwist dat er sprake is van een wijziging van omstandigheden. De rechtbank is van oordeel dat uit de ingediende stukken en het verhandelde ter zitting onvoldoende is gebleken dat sprake is van een wijziging van omstandigheden ten opzichte van de situatie in de beschikking van 13 oktober 2017. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Anders dan de vader stelt is de rechtbank van oordeel dat de in de beschikking van 13 oktober 2017 bepaalde omgangsregeling niet afhankelijk is gesteld van het volgen en/of slagen van de mediation. Het feit dat het partijen niet is gelukt middels mediation tot een verdere uitbreiding van die omgangsregeling te komen leidt derhalve niet tot een wijziging van omstandigheden. De vader heeft voorts gesteld hij de omgangsmomenten via het [naam jeugdzorginstelling] niet kan betalen en dat er daarom sprake is van een wijziging van omstandigheden. Gelet op de gemotiveerde betwisting van de moeder en nu de vader zijn stelling niet nader heeft onderbouwd is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat hierdoor sprake is van een wijziging van omstandigheden. Tot slot stelt de vader dat hij [voornaam van minderjarige] niet alleen onder toezicht wil zien. De rechtbank is van oordeel dat dit ziet op de inhoud van de omgangsregeling en dat dit geen wijziging van omstandigheden is.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank de verzoeken van de vader afwijzen.
3.7.
De G.I. heeft adviseert partijen een informatieregeling vast te leggen en een steunfiguur aan te wijzen voor [voornaam van minderjarige] . Hoewel voornoemde verzoeken niet aan de rechtbank zijn voorgelegd en zij hierop dus niet kan beslissen, wenst de rechtbank partijen mee te geven dat het in het belang is van [voornaam van minderjarige] om voornoemde zaken te regelen. Door duidelijke afspraken te maken over de informatievoorziening wordt voorkomen dat beide partijen andere verwachtingen hebben, zodat er geen verdere spanningen ontstaan die effect hebben op [voornaam van minderjarige] . Ook acht de rechtbank het in het belang van [voornaam van minderjarige] dat hij zich kan wenden tot een (onafhankelijke) derde door wie [voornaam van minderjarige] zich gesteund voelt, zonder dat hij het gevoel heeft dat hij moet kiezen voor één van de ouders of er spanningen ontstaan door ongewenste contactmomenten tussen de ouders.
3.8.
Ten overvloede concludeert de rechtbank dat de door partijen ingenomen standpunten een herhaling is van zetten uit eerdere procedures. Dit is niet in het belang van [voornaam van minderjarige] . De rechtbank geeft partijen mee dat het in het belang is van [voornaam van minderjarige] dat er nu rust en duidelijk komt, zonder herhaaldelijke procedures tussen partijen.

4.Beslissing

De rechtbank:
4.1.
wijst de verzoeken af.
Deze beschikking is gegeven door mr. E.A.A. van Kalveen, (kinder)rechter, in aanwezigheid van de griffier, mr. S.M. Geerding, en in het openbaar uitgesproken op 2 juli 2018.